Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOELICHTING OP DE VIJF ARTIKELEN TEGEN DE REMONSTRANTEN (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOELICHTING OP DE VIJF ARTIKELEN TEGEN DE REMONSTRANTEN (V)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze genoemde vijf artikelen der Remonstranten zijn schriftelijk op een conferentie te 's Gravenhage in 1611 behandeld. Na over en weer elkander enige vragen gesteld te hebben gingen de voormannen van de Remonstranten en enige predikanten van Gereformeerde zijde op de vijf artikelen der Remonstranten in, wel zo, dat iedere partij twee geschriften op elk artikel gaf. De Contra-Remonstranten om die artikelen te weerleggen, de Remonstranten om ze te verdedigen; de Contra-Remonstranten vervolgens om die verdediging te weerleggen en de Remonstranten ten slotte, om hun verdediging te handhaven. 20 Mei 1611 was de oonferentie afgelopen. De vrucht ervan was, dat men steeds helderder en beslister tegenover elkander kwam te staan. Intussen bleven de Staten van Holland de Remonstranten gunstig en trachtten zij zoveel mogelijk gezag aan zich te trekken in kerkelijke zaken. Zo verkregen de plaatselijk Remonstrantse overheden het recht om predikanten van hun geest aan te stellen. Daardoor werd de spanning in de kerken steeds groter. In die steeds groter wordende verwarring had toen nog weer een conferentie plaats. 12 Febr. 1613 te Delft. Op deze conferentie waar van de zijde der Gereformeerden tegenwoordig waren Bogerman, Becius, en Hommius en van die der Remonstranten Uitenbogaart, van den Borro en Grevinchoven, bleek dat er al meer punten waren dan die in de vijf artikelen, waarin zij van de zuivere leer afweken. De Gereformeerde predikanten stelden daar zes punten op, nam. 1. Van de volkomen genoegdoening van onze Heiland en Zaligmaker Jezus Christus voor onze zonden; 2. Van de genadigde rechtvaardigmaking des mensen voor God; 3. Van het zaligmakend geloof; 4. Van de erfzonde; 5. Van de zekerheid der zaligheid en 6. Van de volmaaktheid des mensen na dit leven. De Remonstranten weigerden op deze punten in te gaan, waarmede ze bewezen, dat ze daar ook al niet zuiver in stonden. Zij hunnerzijds wilden, dat de anderen zouden verklaren, of de vijf artikelen, die zij in de conferentie van 1611 hadden ingeleverd toelaatbaar waren of niet; andere stukken waren maar verdachtmakingen. Ze wilden een onderlinge verdraagzaamheid invoeren, opdat ze ongehinderd voort konden gaan met hun verderfelijke leringen. Uitenbogaard klaagde, dat de Contra-Remonstranten een inquisitie in de kerk wilden invoeren en nieuwe kwesties aanhangig maakten, die op loutere vermoedens rustten. De Gereformeerden drongen daarentegen aan op het bijeenroepen van een Nationale Synode tot wegneming van de geschillen. Zo bracht ook de Delftse conferentie geen oplossing wegens de onwil van de Remonstranten. Eindelijk namen de Staten Generaal van de verenigde Provincien. 11 Nov. 1617 het besluit tot het houden van een Synode Nationaal, die dan 1 Nov. 1618 zou worden geopend. En nadat de tegenstand van, met name de Remonstrants gezinde Staten van Holland, gebroken was, kon de Synode Nationaal 13 Nov. 1618 te Dordrecht geopend worden, wat geschiedde door Balthazar Lydius, predikant ter plaatse. Vervolgens werd in de tweede zitting het moderamen der Synode gekozen, bestaande uit Joh. Bogerman als praeses, Jacobus Rolandus en Herman Faukelius, als assessoren, en Sebastiaan Damman en Festus Hommius als scriba.

In de vierde zitting der Synode werden de voormannen der Remonstranten opgeroepen om rekenschap van hun gevoelens over de vijf artikelen te geven met wat er nog bij zou komen, en in de 22e zitting verschenen de gedaagden. Een staaltje hoe ook nu nog de Remonstranten hun dwalingen zochten te verbergen en te verkleinen, blijkt wel uit de toespraak van Episcopius, waar hij er in uitsprak, dat ze er een afgrijzen van hadden, dat men om de vijf artikelen een scheiding maakte, en dat zo misprezen degenen, die kleine verschillen vergrootten tot ketterijen. Alsof het maar kleinigheden waren! Waar ze tevoren in minderheid waren drongen zij steeds aan op verdraagzaamheid, en zo ook nu, nu het helemaal voor hen verloren was. Maar op plaatsen, waar zij tevoren de overhand hadden, traden ze bruut genoeg op.

In de 25e zitting werd aan de Remonstranten te kennen gegeven de oorzaken, waarom zij voornamelijk ontboden waren, n.l. opdat zij hun gevoelen aangaande de vijf artikelen, voorstellen, verklaren en verdedigen zouden, en tegelijk hun bedenkingen, die zij hadden aangaande de confessie en de catechismus aan de Synode zouden overgeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1950

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's

TOELICHTING OP DE VIJF ARTIKELEN TEGEN DE REMONSTRANTEN (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1950

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's