Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LAST VAN DUMA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LAST VAN DUMA

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht? De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt. Jes. 21:11,12.

Tot de profeet Jesaia kwam 'n vraag van uit het gebergte Seir, dat is Edom, zoals ook het opschrift van de profetie Duma, als verkorting van Idumea, of van Edom noemt. Mogelijk was er een gezantschap uit Edom aan het hof, en zochten deze ook de profeet op om hem raad te vragen, of anders is er sprake van een profetisch vergezicht. De profeet wordt aangesproken met de benaming van wachter. Zoals toch een wachter van af zijn verheven plaats beter het verloop van de nacht kan onderscheiden, zo wordt hier ook de profeet gekarakteriseerd als iemand, die op de uitkijk staat en door Goddelijke openbaring meer dan anderen weet, en meer gezicht heeft in de tijdsomstandigheden. En vanwege de ernst en de bangheid der tijden wordt de vraag voor de tweede maal gedaan. Wachter! wat is er van de nacht?

En die bange nood en die vreselijke druk, waarin hun land verkeerde, wordt te kenne gegeven door te spreken van de nacht, die immers het beeld is van onheil, gevaar, druk en ellende. Er was zeker voor een klein land als Edom, evenals voor Juda, van de zijde van het toenmaals oppermachtige Assur, dat een voor een de kleinere landen inslokte, groot gevaar en ondergang te duchten.

Het antwoord van de profeet geeft niet veel bemoediging aan Edom. Het zegt alleen, dat de Bergen, het beeld van de bevrijding, uitredding en verlossing, in zekere zin aanbreekt, maar dat het toch nog nacht blijft. Het zal geen volle verlossing worden, want als het ene onheil nog nauwelijks voorbij gegaan zal zijn, dan staat er weer al een nieuw voor de deur. Dat is de last, de oordeelaankondigende opdracht, die de profeet des Heeren heeft voor te dragen.

Tenslotte zegt de profeet nog, dat als ze willen, ze nog eens terug mogen komen, als hij zo zegt: Wilt gij vragen, vraagt; dus doe het dan maar; keert weder en komt in waarachtige verootmoediging tot God.

Er zit hierin nog een ernstige roepstem om in de nood van land en volk zich tot God te wenden in waarachtige bekering en oprecht schulderkenning van de veelheid der zonden om bij Hem uitredding en zaligheid te zoeken.

De nood stijgt ook in onze tijd bij de dag. De oorlog woedt weer, en opmerkelijke plagen en tekenen zijn er van Gods hand ook in ons land, die zovele roepstemmen zijn om de roede te horen en wie ze besteld heeft. Als God het niet verhoedt dan gaan we met rasse schreden weer een geweldige wereldoorlog tegemoet.

Edom vroeg nog om raad aan God, al was 't zeker niet uit het rechte beginsel. Maar onze tijd is zeer verdorven. Velen, zo hoog als laag, vragen niet eens meer: Wachter! wat is er van de nacht, en stoppen hun oren als een dove adder, als de roepstem des Heeren tot waarachtige bekering tot hen komt. Er is een geest des diepen slaaps over land en volk. Er is geen wederkeer tot God in geest en waarheid. O, land, land, land! Hoort toch des Heeren Woord, eer Hij het duister maakt, en uwe voeten zich zullen stoten aan de schemerende bergen. En gij naar licht zult wachten, en het niet meer komt. En ondertussen roept de Heere nóg in zijn grote lankmoedigheid tot ons volk, dat het zich wenden zal tot dien die het slaat. Hij roept, maar dan tot geween, en tot rouwklage, en tot kaalheid, en tot ontgording des zaaks. Mocht de Heere er eens in meekomen en mocht er eens een recht opmerken ontstaan. Want anders gaan de oordelen door, en zal het zijn, dat er geen dageraad zal zijn, maar een omkomen in 'n donkere nacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1950

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's

DE LAST VAN DUMA

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1950

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's