HET FORMULIER VOOR DE KINDERDOOP (III)

We zagen tot dusver, dat het eerste stuk van de leer des Doops gaat over de erkenning van de doodstaat van de mens van nature, welke doodstaat dan ook allereerst in de Doop betekend en verzegeld wordt.

Daarom zeggen ook onze Vaderen, zoals Comrie en Smytegelt, dat in de Doop een waarheid verzegeld wordt. En wel deze, dat allen, die in de eerste Adam begrepen zijn, verdoemd zijn, maar allen, die het in de tweede Adam (Christus) zijn, zalig zullen worden. Die waarheid wordt in de Doop verzegeld, en de belofte vervult de Here op zijn eigen tijd. Die genoemde centrale waarheid Gods wordt dus in de Doop verzegeld en daarom vervolgt het formulier dan ook: Ten tweede betuigt en verzegelt ons de heilige Doop de afwassing der zonden door Jezus Christus. De Heilige Doop betuigt, zo zegt het formulier, dat is geeft een getuigenis, bevestigt die waarheid in dit tweede gedeelte, dat allen, die in Christus als de tweede Adam zijn, zalig zullen worden en verzegelt die belofte meteen.

De uiterlijke doop stelt dus, als teken en zegel, de afbeelding voor ogen van de betekende geestelijke zaak: de waarheid van de belofte van de afwassing der zonden, door Jezus Christus voor Gods uitverkoren volk. De inhoud van de betekende zaak is dus, de afwassing der zonden, bestaande in de vergeving der zonden of de rechtvaardigmaking en de wedergeboorte of de aanvankelijke heiligmaking. Door het eerste wordt de schuld en door het tweede de smet der zonde weggenomen, hetwelk beide onder het zinnebeeld van afwassing of reinigmaking, in Gods Woord voorkomt. Zo van de vergeving in Hebr. 1:3; 1 Joh. 1:7 enz.

En van de wedergeboorte of heiligmaking; Ezech. 36:25,26. Als verder het formulier dit noemt een afwassing door Jezus Christus, dat wordt daardoor geleerd allereerst dat de Here Jezus de verdienende oorzaak is van dat geestelijk goed der genade, waar Hij het al verworven heeft voor zijn gunstvolk door Zijn bloedige verdiensten; Hebr. 1:3. Vervolgens wordt aangewezen, dat Hij door Zijn Geest als de Zaligmaker de bekering en de vergeving der zonden ook werkelijk aan de Zijnen toebrengt; Hand. 5:31; 1 Joh. 1:7; l Cor. 6:11; zodat het uiterlijk teken dat geestelijk goed niet zelf aanbrengt, doch slechts afbeelding is van de geestelijke inlijving in Christus van de Zijnen in de wedergeboorte en een verzegeling, dat hun die geestelijke inlijving in Christus toekomt in en door Hem. En dat wordt nu ons, zo zegt het formulier, betuigd en verzegeld, welk woordeken ons dan ziet op de ware gelovigen en de uitverkoren gedoopten, als zij, op Gods tijd herboren, door Gods genade daar met betrekking op eigen Doop ingeleid worden.

Er wordt hier dus niets verondersteld. Ook niet enige genade in de dopeling verzegeld. Noch ook wordt het geloof der ouders verzegeld. En al evenmin een aan alle dopelingen geschonken belofte van genade, doch alleen die bepaalde waarheid.

Het formulier is ingesteld naar het wezen van het genadeverbond. Een apart formulier naar de bediening der verbonds voor verworpenen en uitverkorenen en voor al- of niet wedergeborenen, kan immers niet gebezigd worden. En zo wordt in de uitwendige bediening van de Doop het uiterlijke teken wel aan allen toegediend, maar worden de genade en de beloften des verbonds alleen voor de uitverkorenen verzegeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen