Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VERBAND TUSSEN WET EN EVANGELIE (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VERBAND TUSSEN WET EN EVANGELIE (I)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn ten aanzien van de leer der zaligheid in onze beroerden tijd allerlei dwalingen in omloop. De ene wordt wat driester en de andere wat meer omsluierd naar voren gebracht, welke laatste dan soms nog gevaarlijker zijn dan de andere. Zo nu is het ook ten opzichte van wat betreft de verhouding van Wet en Evangelie. Er zijn er al velen, die beginnen willen met het Evangelie. En of men het nu al doet zoals de Barthianen in de Ned. Herv. Kerk, met hun algemene verzoeningsleer, of zoals anderen, dat men uitgaat van verbond en doop, bij die allen wil men het Evangelie laten gaan voor de Wet. En men hoort als schier niet anders meer dan maar van aanbieding van genade en nog eens aanbieding en aannemen van Jezus als Redder.

En men vergeet het schier hopeloos, dat het een omkeren is van de heilige orde, die de Heere Zelf gesteld heeft in de Heilige Schrift. Want daar is de orde zo, dat de Wet voor af gaat aan het Evangelie. En het is precies zo als van der Groe zegt in zijn Toetssteen der ware en valse genade, pag. 110. De H. Geest handelt in Zijn zaligmakend onderwijs van der mensen zielen nimmer alzo verkeerd en onordelijk, dat Hij haar eerst het Evangelie zou leren voor Hij haar een genoegzame kennis of opening van de Wet heeft gegeven, zoals dienen kan tot enige grondige overtuiging van hare zonden en doemwaardigheid. Hij leert niet eerst de GENADE en dan de ZONDE en de VLOEK, niet eerst Gods BARMHARTIGHEID, en dan naderhand Zijn TOORN en RECHTVAARDIGHEID, niet eerst de MEDICIJN, en dan de KWAAL. enz. Want langs zodanige verkeerde onderwijzing zoude Gods Geest zijn eigen waarheid dan noodzakelijk gans verdonkeren, en dezelve ten enenmale omverwerpen en onderste boven keren. Nochtans is dit ordinair des Satans valse methode, die hij houdt in het onderwijzen en verlichten van de tijdgelovigen, door des Geestes eigen middelen, welke hij daartoe zeer listig weet aan te leggen en te misbruiken.

Men ziet dus het hachelijke van de omkering van de heilige orde des Geestes, Die eerst uit de Wet overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel en dan vervolgens de verslagen zondaar de balsem des Evangelies biedt.

Te dezen opzichte is de klacht van Van der Groe ook wel geweldig voor onze tijd, als hij op pag. 1061 en verder, zegt: Daar is voorheen een tijd geweest, wanneer de leeraars onzer kerk het gewicht van Gods Wet doorgaans zeer op hunne harten droegen, en practizerende door Gods genade, om zelve ijverige voorgangers te zijn, in de onderhouding der Goddelijke geboden, zo legden ze het er toen ook bijzonder op toe, om hunne gemeenten te bekeren en op te bouwen door een scherpe prediking der Wet, gepaard met een krachtige en troostelijke predikatie des Evangelies, voor die verslagen harten, die door de Wet, recht verwond waren, en die hartelijk verlangden naar de genade en de Geest van Christus. Deze predikten de heilige Wet zeer krachtig en voorzichtig als een helderen zondenspiegel, als een machtige drijver en tuchtmeester tot Christus, en als een volmaakten regel der gehoorzaamheid, in het nieuwe leven des Geestes. En ziet zodanige prediking heeft de Heere toenmaals in ons land ook zonderling believen te zegenen, om de mensen oprechte en welgestelde christenen te maken. Dan hoezeer helaas die scherpe Wetsprediking in deze tijd onder ons is beginnen te vervallen, zulks zullen allen, die het mogen zien, niet dan met een hartelijk leedwezen kunnen betreuren.

En even verder nog: Immers in die tijd als de leeraars van ons land meestendeels scherpe en ijverige wetspredikers waren, en toen de Kerkelijke discipline ook scherpelijk in de gemeenten geoefend werd was zekerlijk het land in verre na niet zo overladen met de gruwelijke zonden van atheisterij, profaniteit, sleurdienst, bespotting van de relegie en met allerlei heilloze ketterijen en valse godsdiensten welke wij nu, helaas zo droevig alom de overhand zien krijgen.

Zo nu is het ook in onze dagen. Twee grote klippen zijn er, waar velen op vast zitten. En wel deze, dat er bij het vooropstellen van het Evangelie, is een ANTINOMIANISME, dat zegt, dat de mens maar te doen heeft met Evangelie, en aanbod met aannemen en belofte, en niet meer met de Wet. En anderzijds is er te deze opzichte een NOMISME, dat de mensen aanzet om de belofte, die men dan zegt, dat allen in het Evangelie geschonken is, te aanvaarden, op verbeurte van de zaligheid als men het niet doet. Beide gevaren moet men niet onderschatten. En zo willen we eens wat nader ingaan op het juiste Schriftuurlijk verband tussen Wet en Evangelie.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1950

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's

HET VERBAND TUSSEN WET EN EVANGELIE (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1950

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's