Goddelijk verschonen ten dage des gerichts

Maleachi, de bode des Heeren, de laatste van de profeten onder de Oude Dag gewaagt in zijn profetie van de gezegende komst van Christus in het vlees, en dan verder van Zijn doorluchte wederkomst ten oordeel. In het derde hoofdstuk vloeit de profetie van de verschijning van Johannes de Doper, de wegbereider des Heeren, uit zijn mond voort, gevolgd door die van Christus Zelf, Die de bozen en huichelaren zou scheiden van de ware kinderen Sions, het overblijfsel naar de genade.

Vervolgens kondigt hij de vloek Gods aan over de goddelozen. Deze zeiden: Het is tevergeefs om God te dienen en Zijn wacht waar te nemen. Wij achten de hoogmoedigen gelukzalig; ook die goddeloosheid doen worden gebouwd; ook verzoeken zij den Heere en ontkomen. Gruwelijke taal was dit van de Godvergeten menigte. Daartegenover was er nog als een nalezing over het volk van God. Dat arme overblijfsel mocht zich echter vertroosten, en wel daarmede, dat er een gedenkboek voor Gods aangezicht is, en dat de Heere toch de Zijnen kent in Zijn eeuwige genade en ontferming. En nu komt de Heere hier zijn neergedrukte Sion bemoedigend verklaren, dat zij in de dag des gerichts het eigendom des Heeren zullen blijken te zijn. Dierbare zaak. Dan zal Hij hen verschonen, zoals een man zijn zoon verschoont, die hem dient. Als dat volk op zichzelf en allerei omstandigheden en wederwaardigheden ziet, dan is er geen doorkomen aan. Maar als de Heere het hoofd eens op komt heffen uit al de zwarigheden, dan mag het wel eens gesterkt worden in den Heere.

Zoals een vader zich ontfermt over zijne kinderen, alzo ontfermt Zich de Heere over allen die Hem vrezen. Hoe teder is het hart van een vader over zijn zoon, zelfs over een ongehoorzame en opstandige zoon. Denk maar aan David, die nog zo teder was over die goddeloze Absalom. Zie het ook in de vader in de gelijkenis van de verloren zoon. Maar nog tederder is de Heere over de zielen Zijner gunstgenoten in Zijn lieve Zoon. Hij geeft hen Zijn dierbare genade en geestelijk opzicht over hunne zielen, zodat ze ten dage Zijner heirkracht Hem gewilliglijk dienen. Hij verschoont hen matigend in Zijn kastijdingen, en in de slagen van Zijn hand. Hij handelt niet met hen naar hunne zonden, maar is een teder zorgend God en Vader in Christus in alle gang en leiding. Hij ontdekt Zich in Christus te Zijner eigen tijd aan hunne ziel en verleent hun vertroostingen temidden van al hunne zwarigheden, en doet hen verstaan, dat zij Zijn lieve kinderen en erfgenamen zijn in den Heere Jezus Christus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen