Het derde deel

De Herder zou geslagen worden en de schapen verstrooid, zo was even te voren in de profetie aangewezen. De Heere zou echter ook ten gerichte komen tegen het volk des lands, dat in de vervulling der profetie zich zo gruwelijk gedragen heeft tegen de Heere Jezus. En nu zou tweederde van het volk omkomen door het oordeel Gods. Tweederde, dat is dus de grote menigte, zou onder de brandende toorn des Heeren wegvallen en vergaan. Maar een derde, dat is het overblijfsel naar de verkiezing, zou behouden worden, doch langs een bange, zware weg, alzo als door vuur. En zo is het immers geestelijk bij al Gods lievelingen, om in dit korte bestek maar niet te gewagen van de verwoesting van Jeruzalem wegens de verwerping van de Messias door de Joden. De Heere brengt de Zijnen in het vuur. Hij kastijdt een iegelijke zoon, die Hij aanneemt. Maar het is niet het straffend vuur des gerichts, want dat heeft Christus voor Zijn volk willen doorstaan. Het is het vuur der ontdekking aan en uitbranding van hunne zonden en ongerechtigheden. Het is het vuur der beproeving, der loutering en kastijding. Het is hier genade om in het vuur te zijn en genade om door het vuur heen gebeterd te mogen worden en er doorheen gebracht te worden.

Er is hier een dierbare belofte voor dat volk. De Heere zal hen in het vuur brengen, maar het zal hun tot zalige winste mogen zijn. Ze zullen er niet, zoals de goddelozen door vernietigd worden, doch geheiligd in de Heere. Zoals het zilver gelouterd wordt in de smeltkroes, wel tot zevenmalen toe achtereen omgewend en behandeld, en zoals het goud beproefd wordt, zo is het nu ook, dat de Heere de Zijnen komt louteren. Neen, de Heere bespaart het vuur de Zijnen niet. Maar het is precies zoals bij Mozes toen hij het brandend braambos, beeld van de Kerk in de oven der beproevingen, zag, dat het wel brandde, maar niet verteerde. En dat immers omdat de Heere Christus er Zelf in vertegenwoordigd was.

Zo nu is 'het ook hier. Daar vloeit ook nog een dierbare vrucht uit voort. Dat derde deel zal in de druk de Naam des Heeren gaan aanroepen. Ze zullen onder de slagen der Wet, onder de brandende stralen van Gods geduchte toorn, gaan omzien naar Dien, Die ze slaat en wondt, opdat ze genezing mochten vinden. Dat is toch zo de weg die de Heere houdt met Zijn dierbaar gunstvolk. Eerst brengt Hij hen in de druk en de ontdekking aan de veelheid hunner zonden. En dan ontsluit Hij hun de mond, opdat zij met smeking en geween voor Zijn aangezicht verschijnen. En in die weg verleent Hij hen ook gehoor, zodat zij hun gebeden en verzuchtingen neder mogen leggen voor Zijn hoge Majesteit. Ja, Hij zal Zich nader aan hunne ziel ontdekken in schuldvergeving in de Heere Jezus, zodat het nog worden mag: De schuld Uws volks hebt Ge uit Uw boek gedaan. En in de zalige uitlatingen Zijner ontfermingen in de weg der verzoening in Ghristus betuigt Hij aan en in hunne ziel, dat zij Zijn volk. Zijn onvervreemdbaar eigendom zijn, tot zalige vertroosting hunner ziel. En dan mogen zij verwaardigd worden om in zoete vereniging en gemeenschap des geloofs met Hem in, Christus te betuigen, dat de Heere hun God is.

Gelukkig wie bij dat derde deel behoren mag. Lezer! mag het ook met u zo zijn. Doorzoek u toch nauw, eer het besluit bare.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen