Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VERBAND TUSSEN WET EN EVANGELIE (XXVI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VERBAND TUSSEN WET EN EVANGELIE (XXVI)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de brochure van v.d. Mheen, die zoals men weet ideeën van Dr. Oorthuis en Dr. Woelderink weergeeft, zagen we tot dusver al vrij wat ongerijmds. Op p. 27 zegt hij verder o.a. dat "gelijk de Schrift niet weet van tweeërlei verbond, zo weet de Schrift evenmin van tweeërlei roeping. In de gelijkenis van de Zaaier spreekt de Heiland van vierderlei akkergrond, maar niet van vierderlei zaad, dat uitgestrooid wordt. Alleen in de goede grond brengt het zaad vrucht voort. De vierderlei grond, waarop het zaad geworpen wordt kan dus tot tweeërlei worden gebracht: vruchtbare en onvruchtbare grond. Zo zijn er tweeërlei kinderen des verbonds, bastaarden en ware kinderen; maar ze zijn allen met dezelfde roeping geroepen, de roeping tot geloof en bekering. Dat deze roeping bij de een vrucht draagt en htj de ander niet, kan alleen uit de verborgen, verkiezende genade Gods verklaard worden, waardoor de Heilige Geest een plaats in het hart wordt bereid, en alzo de roeping ingang vindt. Maar daardoor wordt de roeping geen andere, zodat naast de roeping zich nog een tweede zou bevinden. Daardoor maakt men een scheiding tussen Woord en Geest, die de Schrift niet kent, maar die de Wederdopers hadden, die naast de roeping van het uitwendige Woord een roeping des Geestes plaatsten".

Dus -volgens v. d. Mheen is er rnaar één roeping, doch het effect is tweeërlei. Precies zoals de Remonstranten dat leerden. Zo zegt Ph. Limborg in zijn Chr. Godgel. IV, 12, 3, dat de uit- en inwendige roeping een en dezelfde roeping zijn, alleen in verscheiden opzicht van ons aangemerkt, onderscheiden. Doch dewijl dit van anderen ontkend wordt, bewerende, dat de uiterlijke roeping van zichzelve gans onvermogende en krachteloos ter bekering is, en dat er de innerlijke roeping of werking des H. Geestes moet bijkomen, welke door een onwederstandelijke kracht en een werking die niet zedelijk, maar natuurlijk is, den mensen bekere, zo is 't noodzakelijk dit ons gevoelen met enige redenen staande te houden, welke redenen dan verder volgen.

Evenzo ook J. Molinaeus in zijn Geestelijke Wapenhuis, p. 520. Zie ook P. Nahuys, Kort Begrip der Christ. Rel. verdedigd, p. 258.

Die ene roeping, die allen gemeen en voor allen allen een roeping tot geloof en bekering is, is dus in de beschouwing van v.d. Mheen de uitwendige roeping, waartoe dan ook de algemene verlichting behoort, zoals hij op de volgende bldz. ook aanwijst. Maar de uitwendige roeping is niet zaligmakend, zoals ze tot velen komt, die onherboren zijn en ook wederstandelijk, en het onwederstandelijk herscheppend werk des Geestes in de wedergeboorte is veel groter, dan v.d. Mheen wil doen geloven, dat het slechts zou zijn een plaats bereiden in het hart, waardoor de roeping ingang vindt, waar Gods Woord het noemt een opwekking uit de dood der zonde, en een opgewekt worden tot een nieuw leven, en dat hij, die herhoren is een nieuw schepsel is. Uit de slapheid en onbestemdheid van de woorden blijkt weer 's mans verlegenheid. Hij kan zijn standpunt niet verdedigen, maar wil het koppig toch vasthouden. De vierderlei akkergrond (eigenlijk was het alles geen akkergrond) brengt hij tot twee soorten terug, vruchtbare en onvruchtbare. Maar, overgebracht op de akker van het menselijk hart, daar is het bij ieder mens van nature maar onvruchtbaar. Daar is geen enkel plekje vruchtbare grond, geestelijk beschouwd. Ook vergeet v.d. Mheen een heel voornaam punt, en dat is, dat de goede grond in de gelijkenis bewerkt en toebereid was, in onderscheiding met de weg bijv. De bodem moet toebereid worden, ook al zou ze nog onvruchtbaar zijn. De ploegschaar van de Wet moet eerst getrokken worden over de akker van het hart alvorens het zaad des Evangelies er in kan vallen als in een goede, wel toebereide aarde.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1952

Goudse Kerkbode | 6 Pagina's

HET VERBAND TUSSEN WET EN EVANGELIE (XXVI)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1952

Goudse Kerkbode | 6 Pagina's