Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

COMRIE OVER DE BELOFTEN (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

COMRIE OVER DE BELOFTEN (IV)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen dus, dat bij Comrie in de Doop verzegeld wordt de waarheid van de twee verbonden, en dat dus de beloften van het genadeverbond toekomen aan hen, die in Christus begrepen zijn. Wordt men nu als kind gedoopt en onder het opgroeien of op volwassen leeftijd herboren, en dus in waarheid een gelovige, dan wordt in het tweede sacrament, het H. Avondmaal, weer de waarheid Gods van de twee verbonden verzegeld, n.l. dat de belofte met haar vervulling toekomt aan de ware gelovigen, en dus ook persoonlijk aan hem, zoals hij ze met een levend geloof door genade aannemen en zich toeëigenen mag. Heel duidelijk komt dat uit in het Avondmaalsformulier in de zinsnede: „Allen die dan alzo gezind zijn, die wil God gewisselijk in genade aannemen, en voor waardige medegenoten der tafel Zijns Zoons Jezus Christus houden. Daarentegen, die dit getuigenis in hunne harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelven een oordeel en verkondigen hun, dat zij geen deel in het rijk van Christus hebben". Hier wordt dus in de bediening des verbonds het deelhebben aan de belofte voorwaardelijk gesteld en geleerd, dat het rechtens toekomen van de belofte des verbonds alleen geldt hen, die ware gelovigen zijn met uitsluiting van al wat onherboren is, als is men uiterlijk belijdend lid der gemeente. En zo nu is het ook ten aanzien van de prediking, die zoals Zondag 31 zo duidelijk mogelijk leert, de onherborene buiten het koninkrijk der hemelen sluit. Het is in dit opzicht wel opmerkelijk, dat Th. Seppard in zijn „De gelijkenis der 10 maagden", II , p. 331 leert, dat het Evangelie voorwaardelijk spreekt; het is voor u, zo zegt hij, zo de Heere u ooit een hart geeft om die genade daarin te ontvangen; met welke uitspraak als vanzelfsprekend ook Comrie heeft ingestemd. Ook in de prediking en de uitwendige roeping voor de wedergeboorte is het dus zo, dat ae belofte maar niet aan allen, zo zonder meer, wordt toegekend, doch ook hier geldt, dat ze alleen is voor hen, die geloven en zich bekeren door genade.

Als Comrie dan ook zegt in de Eigenschappen des Geloofs, op p. 389, dat ieder recht heeft, die onder het Woord leeft, om te komen, dan voegt hij er al aanstonds bij, wat al veelal vergeten wordt, ,,met een heilvattend", dat is dus met een zaligmakend geloof. Dat hoort dus bij elkander. Ieder, die het Woord Gods hoort ligt al van te voren onder de diep verantwoordelijke verplichting om alles wat God hem belieft te komen openbaren in volmaaktheid te aanvaarden. Zit hij dus onder de bediening des Woords en de prediking van het Evangelie, dan ligt hij daarmede als onherborene onder de eis van bekering en geloof, en daarmede dus ook onder de verplichting om te komen. Nu sluit die eis en die verplichting voor de onherborene, liggend onder de eis van het werkverbond, als vanzelf ook in het recht voor hem om te komen, waar hem anders ook niet bevolen kan worden om te komen, als hij het niet zou mogen. Maar dat recht is geen absoluut recht, zodat het hem vrij zou laten om te komen of niet te komen; of ook te komen naar eigen zin, op eigen wijze, enz. enz., maar het is betrekkelijk en beperkt. Zoals de eis is om te komen zoals Adam in de staat der rechtheid, of niet zonder waar geloof, zo nu krijgt hij ook niet het recht om te kcmen met een louter historisch geloof, of ook met een tijdgeloof, of een geveinsd, of ingebeeld geloof, doch het moet beslist zijn het zaligmakend geloof. Dat is de gestelde voorwaarde, dat is de weg of het middel om te komen tot Christus en in Hem verzoend te worden met God. En dat mist de mens nu van nature. En dus dient dat recht ook al tot ontdekking aan de verloren staat, opdat men onder en door genade ontdekt mocht worden en als een alles, en zo ook al zijn vermeende rechten, verbeurd en zijnerzijds verloren hebbend zondaar, om genade mocht leren smeken.

Zo ook wordt het bij Comrie in het voorbeeld van de pardon-brief gesteld. Ieder strafschuldige mag komen, maar naar het voorschrift in de pardon-brief bepaald, alleen langs die weg en niet daar tegenin.

Daarom laat Comrie daar ook volgen, dat het zo ook in dit geval met dat algemene recht tot de belofte is, als hij zegt: „Elk die gelooft en zich bewust is, dat hij een zondaar is, die heeft grond om het pardon aan te nemen, en daarop te vluchten tot die God, Die het heeft laten afkondigen, en die zo komt, zal geenszins uitgeworpen worden". Men ziet het, de eis en het recht zijn dus bij Comrie ten opzichte van de belofte der zaligheid, dat ieder komen mag, maar met een waar, een zaligmakend geloof, en daarmede dus, als een aan zichzelf ontdekt en wanhopend zondaar. Maar dat zaligmakend geloof mist juist de dode onherboren zondaar. Hij kan het zichzelf onmogelijk geven, en ook het recht daarop mist hij, schoon de eis om het te hebben op hem ligt. Ja, dat is het nu juist. Bij al die algemene, ieder hoorder toegekende rechten onder een voorwaarde, die dus geen zaligmakende rechten zijn, tenzij de voorwaarde tegelijk vervuld zij, is het nu zo, dat het recht op de beloften van het geven van wedergeboorte, zaligmakend geloof en bekering aan de in zichzelf toch zo dodelijk onmachtige zondaar, juist niet algemeen is, en dus niet elk hoorder toekomt. En heeft niet elk hoorder recht op deze beloften, zo mist hij ook het zaligmakend recht op elk der overige beloften van het Evangelie of het verbond, waar dit laatste niet bestaan kan zonder het recht op de belofte van zaligmakend geloof en bekering, en het wezen des verbonds die beperkte eenheid als vanzelve medebrengt. Jawel, maar in de bediening van het verbond dan, komen ze daar niet allen toe? Comrie gewaagt daar toch ook van het aanbod van genade, en dat uit kracht daarvan elk hoorder een recht heeft om te komen en tot de genade te vluchten, en met een heilvattend geloof die aan te grijpen.

Ja, maar zoals we al zagen en zoals ook hier weer uit de uitdrukking bij Comrie zelve blijkt, dat aanbod van genade is voorwaardelijk, zodat het zegt, dat er alleen en uitsluitend genade is in de door God Zelf aangewezen weg van het zaligmakend geloof, en dus voor elk, die door wederbarende genade gelooft en zich bekeert. Het onderscheidt zich dus wezenlijk van de idee van een schenking van alle verbondsbeloften aan alle gedoopten voorwerpelrjk, doch een deelachtigmaking onderwerpelijk er van alleen aan sommigen, zoals Prof. v. d. S. wil. Daarover verder een volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 augustus 1952

Goudse Kerkbode | 6 Pagina's

COMRIE OVER DE BELOFTEN (IV)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 augustus 1952

Goudse Kerkbode | 6 Pagina's