Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De over Jeruzalem wenende Jezus (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De over Jeruzalem wenende Jezus (III)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als Hij nabij kwam en de stad zag, weende Hij over haar, zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uwe dag, hetgeen tot uwe vrede dient. Maar nu is het verborgen voor uwe ogen. Lukas 19 : 41, 42.

Waar Christus weent over Jeruzalem, daar opent Hij ook welhaast Zijn heilige mond in een droeve klacht, zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uwe dag, hetgeen tot uwe vrede dient, maar nu is het verborgen voor uwe ogen. Welk een hartroerende klacht van de barmhartige Hogepriester. Er is iets plotselings, iets afgebrokens in de wijze van spreken. Evenals in Psalm 81 : Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had. Uitwendig had Jeruzalem nog vrede. Geen vijand was nog ingevallen in het land. Aan weelde en genot gaf het zich over.

Maar de Heere Jezus toont met deze Zijne klacht, dat Jeruzalem nochtans verre van de ware vrede was. Dat de vrede, die zij bezat, niet bestendig zou zijn, maar uitlopen zou op een gewis verderf. Jeruzalem miste de vrede met God, welke toch de ware en enige grond is van de wezenlijke gelukzaligheid; die vrede derhalve, welke daaruit voortvloeit, dat God in Christus de God wordt van een doemschuldig en in zichzelf verdoemelijk schepsel, de God des heils en der eeuwige gelukzaligheid. Uit deze vrede vloeit voort de vrede met de consciëntie, die heilige zalige zielerust, welke haar grondslag heeft in de verzekering van de vrede met God. Het is door deze vrede, dat een arm zondaar, in de zoete bewustheid van de Goddelijke genade en liefde stil mag zijn in al hetgeen hem in dit tijdelijk leven bejegent en stof zou geven tot grote droefenis en treuring. Hij mag dan in die vaste overtuiging verkeren, dat hem alle dingen moeten medewerken ten goede, alsook dat zonder de wille Gods geen haar van zijn hoofd zal worden gekrenkt. O, in die tijden van benauwdheid en van geweldige ontroering mag een oprechte Sioniet wel zoetelijk ervaren, wat hij aan de Heere heeft, zoals ze wel met de kerk mogen zingen: In de grootste smarten, blijven onze harten, in de Heere gerust. Ik zal Hem nooit vergeten. Hem mijn Helper heten; Al mijn hoop en Iust. Of ook wel mogen ze het met de dichter van Psalm 46 bekennen: God is een Toevlucht voor de Zijnen, Hun sterkt', als zij door droefheid kwijnen. O, wat grote zaligheid, mijn lezer! als dit ook onze ervaring mag wezen in de droeve nood der tijden. Gerucht op gerucht; ellende op ellende wordt gehoord. Gelukkig hij, die onder alle nood en ellende weet, dat de Heere regeert, Die geen tittel of jota van Zijn getuigenis op de aarde zal laten vallen.

Aan deze vrede, zeiden we, was Jeruzalem vreemd, en al bezat het nog een uitwendige vrede, daar zou ook deze welhaast veranderen in een droeve oorlogsfakkel. Israël verachtte al de middelen, die tot die vrede waren dienende. Ze wilden die niet bekennen of erkennen, n.l. om te treuren en te wenen over hunne zonden. Ze klopten met het oude Efraim niet op de heup, en waren aan zichzelf niet bekend gemaakt. Ze braken hun zonden door gerechtigheid niet af, om te komen tot een ware verfoeiing en een hartelijke omhelzing van de dierbare verdiensten van de Heere Jezus Christus. Ze erkenden Christus niet als de van God gezonden Messias. Ach, dit Israël verwierp de Rotssteen trouweloos. Het verwierp alles, wat tot hun vrede diende en gaf zich over aan hardnekkigheid, eigengerechtigheid en uiterste goddeloosheid. Vandaar is het, dat Christus in zulke beweeglijke woorden Zijn klacht over het oude Bondsvolk uit: Och of gij ook bekendet, ook nog in deze uwe dag, hetgeen tot uwe vrede dient. Christus openbaart hier Zijn dringende liefde en toegenegenheid, Zijn diep medelijden, dat Hij over Jeruzalem had, maar ook niet minder haar schrikkelijke ondankbaarheid, die zij tegen zoveel gunst en zoveel goedheid bewezen had.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 november 1952

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's

De over Jeruzalem wenende Jezus (III)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 november 1952

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's