Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Hosannah in de hoogste hemelen!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Hosannah in de hoogste hemelen!”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gezegend zij het Koninkrijk van onzen vader David, hetwelk komt in den naam des Heeren! Hosannah in de hoogste hemelen! Mare. II : 10.

Hosannah is een vreugdekreet, een kreet van heilige verheuging in den God onzes heils.

Uit Psalm 118, in het slot, is AzX Hosannah gekomen.

Er wordt daar gezongen van »den steen, dien door de tempelbouwers verachtlijk was een plaats ontzegd, " en die nu van God ten hoofd des hoeks is gezet. Dus van Messias, van Immanuël, van den Goël die ons komt verlossen. En Hem nu jubelt de kerke Gods tegen ; Hosannah., d. i.: Geef nu heil, Heere! Gezegend is Hij, die daar komt in den naam des Heeren!

Dat Hosannah is aan Jezus, toen hij nog op aarde verkeerde, óék toegezongen. Bij zijn laatsten opgang naar Jeruzalem, toen hij deed naar het woord door Mozes en Elia hem op Thabor toegesproken, »van den uitgang dien hij volbrengen moest te Jeruzalem, " en toen hij, gezeten op een ezelveulen, symbolisch-profetisch, naar Zacharia's godspraak, Jeruzalems poorte binnenreed, om zich voor de oogen van heel Jeruzalem als Messias te openbaren.

Want al zweeg toen Jeruzalem, het voor Faschen opgekomen landvolk zweeg niet, en nauwelijks gaven de discipelen het sein door hun kleederen op het veulen te leggen, of al het volk beg(jDi> .ljHn. kleederen op den weg te spreiden, en ze sneden de meien van de boomen af, en wuifden hem tegen, en toen wierd het één geroep, en één gezang, en één gejubel, op heel den heirweg: Hosannah, Hosannah voor Jezus!

En sinds die ure is het Hosannah voor Jezus slechts een korte wijle afgebroken; want wel is het toen op Gabbatlia in het - ^kruist hem, kruist hem /", gesmoord, maar nauwelijks is de Pinksterdag aangebroken, of uit duizend monden galmt het Hosannah voor Jezus weer naar den hooge. En sinds breidde de kerk zich uit en uit, en waar ook haar vane wierd heen gedragen, altoos volgde het zoet geklank van het jubelend Hosannah !

En thans is er in heel ons werelddeel geen plek en geen oord, of eiken Sabbat ruischt de stroom des lofs en der aanbidding en gaat het Hosannah van menschenlippen, bij orgeltoon, voor hem op.

Er ligt in dit ruischen van den Hosannahstroom voor Jezus iets zoets en iets goeds.

Wie zou dien lof smoren willen?

En toch, wie dieper leeft en dieper ziet, heeft met dat Hosannah-gt]v!aA, o, zoo weinig vree.

Reeds op den weg van Bethfagé naar den Olijfberg, zoo zegt Johannes ons, wisten zelfs de discipelen, laat staan die schare Galileërs, niet eens wat ze deden.

Ze zongen, en jubelden, en joelden maar! Schier alles opgewondenheid, opgetogenheid, wilde, woeste geestdrift, maar zonder innerlijke aandrijving van den Geest in het hart.

En, helaas, zooals het toen bij den Olijfberg was, is het zoo ook niet meest nog in de kringen van wie nu lofzingen ?

Gemengd vloeit de hoop in het bedehuis saam. En hoor, daar zet het orgel in, en nauwelijks slaat het aan, of aller mond opent zich, en schier ieder zingt in het Hosannah voor Jezus meê!

Maar onder het zingen vertolkt een dwalend bög, "een T^ezfge hand, een omgewend gelaat, u genoegzaam, hoe eerst op het uiterste der lippen dat Hosannah geboren wierd, enge gevoet: Neen, zdlk een Hosannah is het offer dat Jezus behagen kan, nietl

Of ook, het oog leeft meê in het lied; gloed zelfs vertoont het aangezicht bij het zingen; hier merkt ge wel waarlijk, dat het Hosannah de ziel heeft geroerd. En toch, spreek straks met die zangers, die zangsters, en hoe volstrekt niets is door die jubelende ziel van de grootheid van uw Heiland verstaan!

o, Onze psalmen waren niet rijk genoeg, om Jezus' lof uit te loven op hooge tonen. Gezangen opzettelijk voor zijn lof gedicht moesten in het bedehuis ingedragen. En zoo vermenigvuldigden zich de HosannaK\%^€s.tXiS, .

Maar, helaas, juist in de kringen, waar die HosannaKi\tA.€& s.TiS, het meeste bestaan, wa onkennis, wat ondiepte in de liefdevoor Jezus, wat uitwendigheid, wat opervlakkigheden, hoe schier niets van Jezus wezenlijke grootheid verstaan!

Neen, het Hosannah voor Jezus moet niet uit de bewondering van zijn grootheid opgaan. Als het Jezus daarom te doen ware geweest, dat een zangerskoor zijn grootheid zou bezingen, wat ware zijn vleeschwording dan noodig geweest ?

Had hij dan zijn duizendmaal tienduizend engelen niet gehad, om, schooner dan ooit een menschentong het kan, den lof en den prijs zijner goddelijke deugden al grooter te maken?

Maar wat geen engel ooit kon of kan, dat is het wat Jezus van menschenlippen zoekt, een lied van den verloste voor den Borg die hem vrijkocht.

En daarom niet het lied der bewondering van Jezus' grootheid, maar het »Mijn Goël, mijn Jezus, mijn Redder, mijn Heer!" ddt, en dat alteen is muziek in Jezus' oor; dat de hem weiaangename wierook, die hem tegen moet geuren; dat het Hosannah waarnaar hij smacht.

Een Hosannah, zooals Psalm 118 het ons voorzegt, waarin het »Gezegend zij de groote Koning!" hem wordt toegezongen, mits met er bij, dat hij in onze plaats en wij in hem als offerdieren gebonden zijn met koorden tot aan de hoornen van zijn altaar!

Neen, niet uit de hoogte, maar juist alleen uit de diepte is het Hosannah onzen Heere goed en zoet.

Niet als gij er u voor geeft, om te willen uitgalmen, hoe groot en hoe heerlijk die Koning Is, maar als ge zelf voelt geen enkelen toon van lof te kunnen uitbrengen, en u van uw eigen niets volkomen bewust zijt geworden, en ge nederligt als in een kuil die zonder water is, en ge hoort dan het Evangelie van heil en van redding u tegenklinken, en in dat licht ziet ge uw Ontfermer, uw Redder, en ge kunt het nu niet inhouden, maar moet het uitroepen: »o, Heere, wat is uw genade almachtig, wat is uw zondaaisliefde groot!"

En daarom de échte zangers die voor Jezus zingen zullen, zijn 'zij die in het kermen zelf den toon van hun zang gevonden hebben.

Niet wie den palmtak voor Jezus van den boom snijdt, maar wie de wilde toten afsnoeit van den stam zijns eigen levens; niet wie kleederen voor Jezus meent te kunnen spreiden, maar wie zijn eigen kleederen scheurt, om zich door Jezus met het kleed zijner gerechtigheid te laten bedekken; niet zij die wanen aan Jezus

ets met hun Hosannah toe te brengen, maar zij die het: „Gena, o, God gena!" niet van de lippen hebben, ddt zijn de verkoren zangers en de geroepen speellieden voor den Immanuel Gods.

Want wie zulk een zanger mag zijn, die ontving licht in het zielsoog, die zag bij dat geschonken licht iets van de verborgen grootheid van dat wondere Godslam, en die heeft aan het verbrijzeld hart, als ware het een orgel in hem geworden, den toon van een zoete melodie ontlokt, zoo fijn en zoo teeder, dat engelen er naar luisteren komen, en gevoelen: Zóó kunnen wij niet zingen voor onzen Heer !

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1887

De Heraut | 8 Pagina's

„Hosannah in de hoogste hemelen!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 februari 1887

De Heraut | 8 Pagina's