Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Plicht lot Belijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Plicht lot Belijden

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook in de dagen der Hervorming deed zich het machtige vraagstuk der Belijdenis voor; en toen velen ook in die dagen hiermee schuilvinkje speelden en aldus het belijdend karakter der kerk ondermijnden, toen heeft een trefiijk godgeleerde, die in merg en been Gereformeerd was, dit stuk der belijdejtis eens kort en bondig in vijf stellingen, op grond van Gods Woord uiteengezet.

Op dit uitmuntend betoog vestigen we zeer de aandacht, en het zou wel goed kunnen werken, indien ook andere bladen dit schoone, overtuigende stuk overnamen.

Het is zoo helder als glas; zoo verstaanbaar als tweemaal twee vier; en door de gestadige bijvoeging van de Schriftautoriteit voor elk kind van God zoo volkomen afdoende.

EERSTE STELLING.

I. De Belijdinghe der H. Goddijcker Waerheyt, is een dienst Godts, waer door wy de selve Waerheyt, die ons sekerlijck uyt de H. Schrift bekent is, vrymoedelijck na gheleghentheyt onses Ampts, uyt een ernstighe liefde Christi, ter eeren Gods, ende tot der Wtverkoren zalicheyt belijden,

Math. 10, vers 32. SO0 wie my dan belijden sal voor de menschen, dien sal ick oock belijden voor mynen Vader die inde Hemelen is.

1 Petri 3, vers 15. Maer heylicht den Heere in uwe herten, en weest altijt bereyt om te antwoorden een ieghelijck die rekenschap van u hegheerf, vande hope die in u is.

Rom. 10, vers 10. Want met der herten gheloojtmen ter rechtveerdicheyt, maer met den monde belijdtmen ter zalicheyt.

2 Timoth. 1, vers 8. Soo dan en schaemt u niet van het ghetuyghenisse onses Heeren.

Niet te vergheefs wort inde voor-ghestelde beschrijvinge, de ernstige liefde Christi gestelt, als de naeste werckende oorsaeck der belijdinghe, want den Duyvel selver seyde by Marc. I, vers 24 tot Christum: Ick weet, seght hy, wie ghy zijt, namelijck de heylighe Gods, ende den waer-segghende Gheest riep door het Dochterken, van Paulo ende Syla, Actor 16, vers 17. Dese menschen zijn knechten des Alderhoochslcn Gods, die u-lieden den Wech der zalicheyt verkondighen. Maer hy en seyde dat niet, uyt de liefde Christi, noch met opsicht vande Hemelsche Waerheyt voort te planten, maer op dat hy die met syn leughenen sonde vermengen, ende alsoo een quaet vermoeden verwecken over de Waerheyt: waerom oock syne belijdinghe van Christo verworpen, ende van Christo ende Paulo belast wiert stille te swijghent

II. De belijdinghe der Waerheyt gheschiedt, oft met den monde alleenlijck, oft met gheschrifte, oft martelarije.

Met den monde gheschiedt de belijdinghe der Waerheyt, wanneer wy oprechtelijck, naektelijck, ende eenvoudelijck met den monde belijden, dat wy inder herten vande Waerheyt ghevoelen.

Rom. 10, vers 10. Want met der herten gheloojtmen ter rechtveerdicheyt, maer met den monde belijdtmen ter zalicheyt.

Psalm II9, vers 46. Ick spreke van uwc getuyghenissen voor Koninghen, ende en schame my niet.

Soodanich is de belijdinghe Petri gheweest. Math. 16, vers 16. Symon Petrus antwoorde, ende seyde: Ghy zijt Christus de Sone des levende Gods.

Joan 6, vers 68. Doe antwoorde hem Symon Petrus: Heere tot wien stillen wy gaen ? ghy hebt de woorden des eeuwighen levens. Vers 69. Ende wy hebben ghelooft ende bekent, dat ghy zijt die Christus de Sone des levenden Gods.

Dese Belijdinge wordt soo dicwils ende menichmael van ons ghebruyckt, als wy teghen de lasteringen, de Godtlijcke Waerheyt ghetrouweüjck verdedigen: want ghewisselijck het en behoort bij ons altijt gheen swijghens tijtte zijn, op dat onse Vyanden gheen oorsaeck en nemen, overons te juychen, ende wy niet en schijnen eenige ons voorgheworpen dwalinghen aen te nemen, ende te bekennen, Weicke Belijdinghe indien immermeer, soo isse in desen tijdt hoochnoodich, die soo vruchtbaer van ketterijen ende blasphemien is, als oyt te voren eenighe is gheweest.

Met gheschrift wordt de Waerheyt beleden, wanneer wy, oft in onsen oft der gantscher Kercken-name, de Leere der Waerheyt, van eenighe Religions-verschillen beschreven, vervaren ende aennemen ghelijck inde voorgaende eeuwe byna in alle Landen ende Koninckrijcken gheschiet is.

Door martelarije wordt de Waerheyt beleden, wanneer wy de Godlijcke Waerheyt door verdraginge van ongelijc, van lasteringe, van targinge, van gevanckenisse, van beroovinge van goederen, van afsettinge van dienst ende weerdicheden, door verdraginge van schande, slaghen, ballinckschappen, ja wanneer het den Heere ghelieft des doots selver, wy (segghe ick) der Heylihger Godlijcker Waerheyt ghetuyghenisse gheven.

I Petri 2 vers 20. Maer ist dat ghy verdraecht als ghy wel doet, ende nochtans te lijden hebt, dat is ghenade by God. Vers 21. Want hier toe zijn toy geroepen., want ChrisUis heejt oock gheleden voor ons, ons een exempel achter latende, om dat ghy syne voetstappen soudet navolghen.

I Petri 3 vers 14. Maer ist dat ghy oock lijdet om der rechtveerdicheyt, soo zijt ghy zalich, ende en vreest hare vreese niet, ende en verschrict niet.

Philip I vers 29. Want u is ghegheven inde sake Christi, niet alleen in hem te ghelooven, maer oock voor synen Name te lijden.

IIL Men moet de Waerheyt Gods belijden, om dese navolghende redenen.

It Het is ons van God bevolen ende belast. I Petri 3 vers 15. Maer heylicht den Heere in uwe herten, ende zijt altijt bereyt een ieghe­

lijck te antwoorden, van de hope die in u is. 2. De Belijdinghe der Waerheyt heeft een uytnemende ende ghewenschte prijs. Siet Math. 10 vers 32. Wie my belijden sal vpor de menschen, dien sal ick belijden by mynen Vader die in de Hemelen is.

3. Om dat de Belijdinge uyt den waren gheloove, door de liefde tot God vloeyende, een seker teecken is van onse ghemeynschap met God.

1 Johan 4 vers 15. Wie belijdet dat jesus de Sone is, in dien blijjt God, ende hy in God.

4. Om dat het een onbedrieghelijck teecken is, des waren zalichmakendcn gheloofs.

2 Corint. 4 vers 13. Ende dewijle wy den selven Gheest des gheloofs hebben, ghelijck geschreven is: Ick hebbe ghelooft., daerom hebbe ick oock ghesproken, soo ghelooven wy oock, daerom wy oock spreken.

IV. Met de Belijdinghe der Godlijcker Waerheyt moet vervoecht zijn ware volstandicheyt.

1. Om dat de volstandicheyt van Jesu Christo ons ten hoochsten bevolen is.

Apoc. 2 vers 10. Weest getrouwe tot der doot, ivant ick sal ti de woorden des levens gheven.

2. Om dat de volstandicheyt een sekeren prijs heeft, namelijck de eeuwighe salicheyt.

Math. 24 vers 13. Maer die volstandich blijft tot den eynde toe, die sal salich zijn.

Hebr. 10 vers 35. Werpt dan u vertrouwen •niet ivech, welc met grooten loon vergolden wort. Vers 36. IVant verdraechsaemheyt is u-lieden noo dich., op dat ghy de wille Gods ghedaen hebbende de beloften ghehrijghen meucht. Vers 37. Want noch een seer weynich tijts, ende hy die te homen staet, sal komen, ende en sal niet vertoeven. Vers 38. Maer de gherechtighe sal uyt den gheloove leven, ende ist dat iemandt wijckt, soo sal tnyn zifle in hem gheen welbehaghert hebhen. Vers 39. Maer wy en zijn niet vander afwijckinghe tot verdervinghe, maer van den gheloove tot zalicheyt der zielen.

Apoc. 2 vers 7. Be ghene die overwint, sal ick geven te eten vanden Boom-des levens, die midden in het Paradijs Gods is. Vers 11. Wie overwint, en sal van de tweede doot niet beschadicht worden. Vers 17. Hem die ovirwint sal ick geven te eten van dat verborghen Ma'^na., ende so hem gheven een witten keursteen, ende op den keursteen een nieuwen noem gheschreven, den welc ken niemant en weet, dan die hem ontjanght.

Apoc. 3 vers 5. Die overwint, sol met witte kleederen bekleedt it orden, ende ick sal synen naam niet rnit doen uyt den Boeck des levens, ende ick sal synen naem belijden voor mynen Vader, ende voor syne Enghelen. Vers 12. Die overwint, dien sal ick maken een Galumne inden Tempel myns Gods, en hy s^l niet meer uytgaen., ende ick sal op hem schrijven den name myns Go Is, ende den naem der stadt myns Gods, namelijck des nieuwen lerusalems, die van den Hemel afkomt van mynen Gode ende mynen nieuwen name. Vers 21. Die overwint ick zal hem gheven, dat hy met my sitte in mynen Throone, etc.

3. Om dat de volstandicheyt ons gerecommandeert wort, door exempelen van andere geloovige, ende heylighe martelaren, ofte ghetuyghen.

Hebr. 12 vers i. Dewijle wy dan met soo grooten wolcke der ghetuyghen omringht zijn, laet ons oock alle last, ende deser aenlegghende sonden af legghende, volstandelijck den strijt loopen, die ons is voor-ghestelt.

Hebr. 13 vers 7. Ghedenckt uwe voorgangeren, die u het Woordt Gods ghesproken hebben, ende voloht haer gheloove na, aenmercJcende de vytkom ste harer wandelinghe.

V. Met dese Belijdinge der Waerheyt, moet oock vervoecht zijn een verdoeminge der godlooser leerpoincten, ghelijck het Anathema der H. Oudtvaderen ende der ouder Synoden overvloedelijck te kennen gheeft.

Doch hierbij liet deze trcflijke het niet. auteur

Immers niet alleen de gezonde toestand moest uiteengezet, maar ook de krankheid in haar aard ontdekt en de insluipende dood aangewezen.

Vandaar dat hij bovendien nog in elf stellingen de drie zonden op dit stuk bespreekt

Belijden is geen zaak van dilettantisme of liefhebberij ; het hangt niet van uw goedvinden af; ge moogt het niet doen en laten naar gril of gelegenheid; het moet; het moet altoos; het moet altoos zuiver lijk. Het is Gods hoog gebod over u.

Vandaar dat niet belijden, schaarsch belijden, onzuiver belijden wezenlijke zonden voor God zijn. Even goed zonden zijn als diefstal en liefdeloosheid.

Daarom nu bespreekt hij afzonderlijk: i". De belijdenis van de valsche leere., 2". de ketterij, en 3". de nalatiitg van het belijden, 4". huichelachtig belijden, en 5". de verloochening.

ZESDE STELLING.

VI. Teghen de Belijdinge der Waerheyt strijden, de belijdinghe van valsche leere, ketterije, naerlatinge vande Belijdinge der Waerheyt, huychelachtige belijdinghe, verloocheninge Christi, ende syner H. Waerheyt.

En deze worden dan nader omschreven in deze vijf stellingen:

1. Belijdenisse van de valsche leere.

VII. De belijdinghe van valsche leere is dewelcke in haer valsche tegen-Godes-Woortstrijdighe dinghen vervatet: ghelijck daer was de valsche belijdinge des Ketters Eutichis, dewelcke Leo de groote verhaelt in synen brief aen Flavianum den Bisschop van Constantinopelen, met dese woorden: Ick belijde dat onsen Heere van twee natueren is gheweest voor de vereeninghe, maer na de vereeninghe der natueren, belijde ick, dat hy maer een natuere ghehadt heeft.

2. Ketterije.

VIII. Ketterije is een sonde, wanneer iemant dwalende in het fondament der zalicheyt, oft andere verscheyden poincten der Religie, van syn dwalinghe uyt den Woorde Gods overwonnen zijnde, by de selve halsterck blijft: weicke halsterckheyt met den name van volstandicheyt by de Leere der .Waerheyt verkeerdelijck verbloemt wordt by de Ketteren, al waer het oock, dat sy der Wederdooperen ende Serveti obstinaetheyt voortbrachten, die tot Geneven syner blasphemien halven verbrant is.

3. Nalating van Belijdinghe.

IX. De naer-latinge vande Belijdinge der Waerheyt, is een foute, wanneer alle gelegentheyt ende vermoghen om de waerheyt te belijden, ende die andere te leeren, versuymt wort, twelck den Heere berispt.

Esai. 59 vers 4. Daer is iiiemandt die van gherechticheyt predike oft trouwe leere.

4. Huichelachtig Belijden.

X. De huychelachtige belijdinghe der Waerheyt is, die ofte uytgheperst wordt, oft al gheschiedt sy schoon al willens, nochtans uyt oogenmerck van ghewin oft vreese van quaet gheschiedt, sonder eenighe liefde Christi.

5. Verloochening van Christus.

XI. De verloocheninge Christi ende syner H. Waerheyt, is een foute, wanneer iemant Christum ende de Godlijcke Waerheyt nieten achtet te bekennen, maer verachtet ende verwerpet, ghelijck vele Joden hébben ghedaen.

Actor 3 vers 13. iJ^ God Abrahams, Isaacx ende lacobs., de God onser Vaderen, heeft synen Sone lesuni herklaert, wekken ghy overghegheven ende verloochent hebt voor het aenghesichte Pilati, als hy hem oordeelde los te laten. Vers 14. Maer ghy verloochende den Heyligen ende Gherechtighen., ende begheerden een man die een dootslagher was.

Oft die Christum ende de Waerheyt sekerlijck bekennende, versaeckt oft af-sweert, oft met syn gantsche leven betoont, Christum door syn Salichmaker niet te kennen, oft uyt de Waerheyt niet te zijn.

En alsnu deze doodelijke crisis van de krankheid op het stuk van belijdenis nd.d& r ontwikkelend, geeft hij over de verlooche­ ' , ning van Christus deze ses stellingen, die zeer trooste'ijk zijn voor de getrouwe belijders en daarentegen zeer schriklijk voorde verzakers van des Heeren Naam.

I. Waarom ze te mijden zijn.

XII. Dese verloocheninghe staet ons ten hoochsten te mijden.

1. Om datse ons strenghelijck verboden is : 2. Om datse ons ten meesten schadelijck is, ghelijck Christus seght, Math. 10 vers 33. Mj^r soo wie my verloochenen sal by den tne? ischen, dien sal ick oock verloochenen by mynen Vader die in de Hemelen is.

2. Van hoevelerlei aard ze is.

l XIII. De verloocheninghe der Waerheyt is tweederley, oft die uyt swackheyt, oft die met • een opghesette wille gheschiedt.

3. Verloochening uit zwakheid.

XIV. De eerste is, wanneer iemandt haestelijck door vreese overwonnen ende ghedwonghen, met den monde de Waerheyt wel verloochent, om het perijckel te mijden, maer behoudet die al evenwel met der herten, noch en wijct van die nimmermeer af, soodanighe is gheweest de verloocheninghe des Apostels Petri, Math. 26 vers 69,

4. Verloochening uit afval. XV. De verloocheninghe der Waerheyt door opset, is, wanneer iemandt na kennisse der Godlijcker Waerheyt, door gheen haestige ofte onverwachte vreese verwonnen, maer van selfs, met raedt, van het leven ende weerdicheden te behouden, ende eere oft welvaren te bekomen, de Waerheyt moetwillens verloochent. Dese verloocheninghe wort eyghentlijck Apostasia ghenaemt, ende is een godloose afvallicheyt, van God, Christo syn bekende ende beledene Waerheyt hoedanighe gheweest is der Israelijten ende Joden, die den levendighen God verlatende, verscheyden Afgoden ghet'ient hebben, hoedanighe eens-ghelijcx gheweest is luliani, - ghenaemt onder de Christenen Apostatae, dat is des af-vallighen, ende Francisci Spirae, hoedanighe gheweest is des Antichrists, ende syner aenhangheren.

5. Deze afval mag niet verschrikken.

XVI. Aan dese afvallicheyt moet sich niemant stooten oft argheren.

1. Om datse van God voorseght is. 2 Thes. 2 vers 3. Hat u niemant en bedrieghe in gheener manieren [want hy en kotntniet] ten zy dat eerst den afval kome, ende den mensche der sonden \namelijcli\ de sone der verderffenisse, geopenbaert worde.

1 Timot. 4 vers i. Hen Gheest seyt duydelijck, dat in de laetste tijden sommige sullen afvallen van den gheloove, ende de verleydende Gheesten aenhanghen., ende de leere der Duyvelen. Vers 2. Door de ghevevnstheyt der Leughensprekers, wekkers conscientie is als met een brandyser af-ghebrandt.

2. Om dat ds Wtverkorene dese afvallicheyt niet onderworpen zijn.

Math. 24 vers 24. Want daer sullen valsche Christi ende valsche Propheten opstaen, ende stillen groote teeckenen ende wonderheden doen, alsoo oock dat sy waert moghelijck de Wtverkorene verleyden souden.

2 Tim. 4 vers 3. Want daer sal een tijt komen, dat sy de ghesonde Leere niet en sullen verdraghen, maer sy zullen na haer eygen begeerlijckheden Leeraers opgaderen, na dat haer de ooren jcucken. Vers 4. Ende sy sullen hare ooren vande Waerheyt afwenden, ende keeren tot de fabtilen..

2 Thessal. 2 vers 10. Ende in alle verleydinghe der ongerechticheyt in de gene die verloren gaen, daerom dat sy de liefde der Waerheyt niet aenghenomen hebben, om zalich te •? tiorden. Vers 11. Ènd daerom sal hen God seynden een werckinghe der dwalinghe, op dat sy de leughen ghelooven Vers 12. Op dat sy alle gheoordeelt worden, die de Waerheyt niet gelooft en hebben, maer hebben een welbehagen ghehadt in der ongherechticheyt.

Maer wy moeten God altijt dancken voor ulieden. Broeders inden Heere, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zalicheyt, door de heylichmakinghe des Gheests, ende gheloove der Waerheyt.

6. Deze afval is als het schrikkelijlate te vlieden in de vreeze Gods.

XVII. Dese afvallicheyt staet allen na haer uyterste vermoghen te mijden:

1. Want sy van God verboden is. Hebr. 10 vers 25. Ende onses selfs toegaderinge niet verlaten, gelijck de sommige gewoon zijn ; maer [laet ons malkanderen^ vermanen : ende dat dies te meer, dewijle den doch naerdert.

2. Om dat da afvallicheyt met haer sleept tijdelijcke ende eeuwighe straffe.

2 Chron. 28 vers 6. Want Pékah, de sone Remalia, sloech in luda op e"nen dach hondertende twintich duysent, die altemael redelijcke lieden waren, daerom dat fy den Heere Mrer Vaderen Godverlaten hadden.

Hebr. 6 vers 4-Want het is onmoghelijck, dat de ghene die eens verlicht gheweest zijn, ende de Hemelsche gave ghesmaeckt hebben, ende des Heylighen Gheests deelachtich gheweest zijn: Vers 5. Ende ghesmaeckt hebben het goede Woordt Gods, ende de krachten der toekomende weerelt. Vers 6. Ende afvallich worden, dat sy wederom vernieut worden tot bekeeringhe.

Hebr. 10 vers 26. Want soo wy willens sondighen, na dat wy de kennisse der Waerheyt ontfanghen hebben, daer en is geen ojferhande meer gebleven voor de sonde. Vers 27. Maer em vreesselijcke verwachtinghe des oordeels ende hitticheyt des vyers, die de vyanden verslinden zal.

Men ziet hoe bondig dit alles ineensluit; hoe dwingend het op de conscientie .toetreedt; en hoe grove, groote schuld alle Christenen in onze dagen, maar inzonderheid de Bedienaren des Woords, op zich laden, die het volk aanpraten, als deed de nalating en de ketterij en de verloochening er eigenlijk niet toe, en die inmiddels met de ketters en afvalligen als rechters gaan zitten om hun broederen, die belijden, te veroordeelen.

KUYPER,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Plicht lot Belijden

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1887

De Heraut | 4 Pagina's