Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog steeds wordt door enkele goedgezinde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog steeds wordt door enkele goedgezinde

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog steeds wordt door enkele goedgezinde en eerlijke tegenstanders bezwaar geopperd tegen het bezigen van de uitdrukking: Synodale Hiërarchie.

Zij wanen metterdaad, dat het gebruik van dezen naam gezocht en ongeoorloofd is, en schijnen te zwichten voor de tegenwerping, waarmede de Irenische en Antinomiaansche Synodalen de zaak der Synode goedpraten.

Welke is deze tegenwerping?

Eenvoudig deze: »Ook naar eisch van de Gereformeerde Kerkenordening, zoo zegt meji, bestaan er Kerkeraden, over die Kerkeraden Classis, over die Classis Synodeprovinciaal, en over de Provinciale samenkomst een Synode-generaal.

„Voorts worden thans, evenals vroeger, de leden van het Classicaal, Provinciaal en Synodaal Bestuur van onderen op gekozen. De Kerkeraden verkiezen het Classicaal Bestuur, de Classis het Provinciaal Bestuur en de Provinciale Besturen de Synode.

„Welbezien is dus alles precies zooals het oudtijds was, alleen maar met dit verschil, dat oudtijds de Classis zelve handelde, waar nu het Classicaal Bestuur optreedt.

„Een verschil, zoo gaat men dan voort, dat toch eigenlijk ook slechts in schijn bestaat; want ook oudtijds benoemde de Classis gedurig Deputaten om zekere zaken voor haar af te doen. Later heetten deze lieden Moderatoren. En nu, wat verschilt dit eigenlijk van het Classicaal Bestuur?

„De naam is een andere, het is zoo! Maar is het wel een andere zaakV'

Dit nu zoo hoorende, moet een onnadenkend lezer dan wel meenen gaan dat de Gereformeerden metterdaad spijkers op

laag water zochten, en dat ons spreken van Hiërarchie ten opzichte van de Synode al zeer kwalijk gerechtvaardigd was.

Zij het ons daarom vergund dit belangrijk punt eenigszins uitvoeriger toe te lichten, opdat alle twijfel desaangaande wegvalle.

En dan beginnen we met eens voorgoed een verkeerde voorstelling, uit den weg te ruimen, die veler helderheid te dezen opzichte benevelt.

Velen zoeken namelijk het wezen der Hiërarchie daarin, dat de benoeming van de verschillende Besturen van boven af kome; en dat derhalve elk stelsel van bestuur, waarbij de keuze van onderen komt, reeds hierin een waarborg bezit van geen Hiërarchie te zijn.

Rusland en Franlorijk onder Napoleon kunnen ten deze tot betere gedachte brengen. In Rusland heerscht het Caesarisme, en het Caeserisme heerschte eveneens onder de Napoleons in Frankrijk.

Maar omdat nu in Rusland en andere aristocratische landen het volk niets in de melk heeft te brokkelen en het Russische keizerrijk nooit zelfs met eenige volksstemming in aanraking komt, hadden velen het zóó opgevat, alsof het Caesarisme geen volksstemming van onderen op toeliet, en alsof alle Caesarisme onveranderlijk van boven af aan het volk wierd opgelegd.

Dit nu. Napoleons keizerschap bewees het, is echter niets dan een pure vergissing. Het Caesarisme in Frankrijk berustte juist op de volkskeuze, en het is door een plebiscist van millioenen en millioenen Franschen, dat de troon der Napoleons gevestigd en jarenlang bestendigd is.

Van boven af of van onderen op, doet dus niets tot het wezen der zaak af.

Men kan een keizerrijk hebben dat van boven af komt en het volk tot zwijgen doemt. Maar men kan eveneens een keizerrijk hebben dat van onderen op gekozen wordt en het volk zelfs met algemeen stemrecht laat stemmen.

Er is een Caesarisme van onderen op, evengoed a^s er een Caesarisme van boven af kan zijn.

Ook bij de Hiërarchie doet het. er dus niets toe, of men de machthebbers van boven af laat benoemen, of van onderen op laat verkiezen.

Deze wijze van benoeming of verkiezing doet aan het wezen der. Hiërarchie niet^ hoegenaamd af of toe.

De vraag of eenig stelsel van kerkregeering al dan niet eene Hiërarchie is, heeft met de wijze van benoeming niets uitstaande.

En evenals het Caesarisme op staatkundig gebied, zoo kan ook de Hiërarchie tweeërlei opkomst hebben, 'tzij door keuze van onderen, 'tzij door benoeming van boven.

Zij men nu zoo goed, dit duidelijke punt eens voorgoed vast te houden, en trekke deze nevel van de keuze van onderen op nooit weer voor uw geest, zoo dikwijls ge u opmaakt om over deze Hiërarchische quaestie te oordeelen.

Naar het gewone spraakgebruik zitten er in het denkbeeld van Hiërarchie slechts twee dingen in die haar wezen uitmaken, en die zijii: i". dat er een zelfstandig vertakt bestuur over de menigte heersche; en 2". dat dit vertakt bestuur het in zijn macht hcbbe, om die menigte naar zijn pijpen te laten dansen.

Hoewel op godsdienstig gebied ontstaan, is het woord „Hiërarchie" dan ook volstrekt niet beperkt tot het kerkelijk terrein.

Bij voorkeur zelfs wordt het woord ten onzent gebezigd van het leger. De militaire Hiërarchie is de bijna vaste uitdrukking, die voor het steeds opklimmend gezag wordt gebezigd.

En naast dit militair gebruik staat de bureaucratische usantie, die én bij de rechterlijke macht én bij de bureelen aldoor spreekt van „ambtelijke Hiërarchie."

Militaire en ambtelijke Hiërarchie, en dan de Hiërarchie van Rome, ziedaar het schier eenig gebruik dat van dit woord gemaakt werd, tot op het oogenblik dat de Heraut het gewenscht en noodig keurde, om ook de Synodale Hiërarchie te ontmaskeren.

Het gemeenschappelijk begrip, dat hieraan ten grondslag ligt, is dus metterdaad gelijk we schreven; vooreerst, dat er een zelfstandig vertakt bestuur over de menigte besta, en ten andere, dat dit vertakt bestuur over die menigte heer en meester zij.

De soldaten hebben niets in te brengen. Over hen staat een vertakt officierscorps. En aan de orders van dat officierscorps hebben de troepen onvoorwaardelijk te gehoorzamen. Zelfs een sergeant en korporaal mogen meê leiden en drillen, maar tot de Hiërarchie van het officierscorps behooren ze niet. Zij zijn en blijven bij de troep, of gelijk men het noemt, bij het kader.

En eveneens de ambtenaren op de bureaux staan onder een vertakt stel hoofden. En dat stel hoofden regelt eenvoudig hun leven. Zij zijn feitelijk niets.

Het is dus een volkome onware voorstelling, alsof eene Hiërarchie noodzakelijkerwijs een pauselijk karakter zou dragen. Dit is niet zoo. Evengoed als een pauslijke, kan er ook een Episcopale, eene Consistoriale en Synodale Hiërarchie bestaan.

Naar Mr. R, Wagener het zeer juist omschrijft zit het Hiërarchische wezen op kerkelijk terrein in wat hij noemt: „i? /i? selbstandige Regiering der Kirche durch den Geistlichen Stand', d. i. eene zoodanige regeering der kerk, die de hoogheid over haar berusten doet, bij de predikanten. En dit 7egt een man, die er zelf zeer voor is, dat dit stelsel gehandhaafd zal blijven.

En vraagt men hoe dit derde element: «dat de hoogheid bij de predikanten berust" hier nu bij komt, dan ligt het antwoord op die vraag voor de hand.

Om officieren te hebben, moeten tegen­ over die officieren »de minderen" staan, ooals onze At/eh-herichteti het noemen. Om een bureel-Hiërarchie te hebben, moeen er klerken en chefs zijn. En zoo ook m een Hiërarchie te erlangen op kerkelijk rf, moet ik wel scheiding en onderscheid maken tusschen de geestelijken eenerzijds en andererzijds de gemeenteleden die onder en staan.

Elke Hiërarchie berust op zulk een tegenstelling. Zonder zulk een tegenstelling is zulk een Hiërarchie ondenkbaar. Doch ook, zoo dikwijls de lijn van die tegenstelling wordt doorgetrokken, hebt ge te doen met eene echte, heusche, wezenlijke Hiërarchie.

De vraag of ge die geestelijken, diengepriviligeerden stand, die als officieren boven „de minderen", zoo als gezaghebbers over de geloovigen staan, nu pastoors of dominees of herders noemt, doet er niets toe. Het hangt er maar van af, of deze te^enstelling tusschen de leden van zulk een bevoorrechten stand en de aan hen onderworpen massa wordt vast-en volgehouden.

En ook doet het niets aan de zaak toe of af, of zulk een stand dit l: ooger gezag aan zich trekt openhartig en ruw weg, dan wel onder slinksche manieren.

De paus en zijn bisschoppen zijn franchement Hiërarchisch. D. w. z. ze winden er geen doekjes om. Komen er voor uit zooals het is. Zij sijn aristocraten en willen het ook wezen. Vandaar dat zij de gemeenteleden buiten alles houden, en ze regeeren zonder ze te ontzien.

Minder openhartig en gul reeds is de Episcopale Hiërarchie in Engeland en Duitschland bij de Anglicanen en Lutherschen, die wel even streng Hiërarchisch zijn als de paus, maar het zoo niet lateii uitkomen, en aan de gemeente hier en daar zekeren onbeduidenden schijn van recht van medewerking laten.

Maar het verst van de oprechtheid en rondborstigheid af is de Synodale Hiërarchie ten onzent, die feitelijk even streng Hierarchistisch is, ja veel strenger dan de Roomsche te werk gaat, en allerlei waai borgen mist, die de Roomsche Hiërarchie dan nog biedt, maar hierbij den schijn aanneemt van alle overheersching te mijden.

Krek eender als Napoleon na 2 December 1852 het Fransche volk misleidde. Ook toen moest al het volk stemmen, o, Ieder had zijn vrije keuze. Maar hier kon men zeker van zijn: Napoleon gaf zijn prefecten en generaals en rechters wel zulke instructies, dat, wie kikken dorst, om koud ging.

En zoo ook hier.

Alles prachtig democratisch in schijn. Iedereen stemrecht. Al het volk kiezen. Alles van onderen op. Maar bij al dien schoonen schijn is, o, zoo sekuur gezorgd, dat in het hoogste College dat eigenlijk oppermachtig te beslissen heeft, de predikanten alleen baas zijn.

In de Synode staan 13 predikanten tegenover 6 ouderlingen, en op de leden der Provinciale Besturen, die definitie! stemmen, vindt men eens zooveel predikanten als ouderlingen, boven en behalve de "Waalsche Commissie, waarin het S predikanten is op 2 mindere goden. Stel dus in alle Provinciale ressorten hield men zich aan één predikant voor elke cfassis, dan wierd dit normale cijfer:49 predikanten en 24 ouderlingen.

Zoo schijnt de gemeente haar vrijheid te behouden, en d; Hiërarchische overheersching is er slechts te veiliger door.

Bij dit ééne punt laten we het ditmaal.

Niet te veel opeens.

Men kent nu de allereerste onuitwischbare kenmerken voor een kerkelijke Hiërarchie.

Ten eerste: Tegenstelling tusschen den stand van de dominees en de gemeenteleden.

Ten tweede: Overheersching van de gemeenteleden door dezen stand.

En ten derde: Vorming van het bestuur dat deze stand uitoefent, bij wijze van vertakking.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Nog steeds wordt door enkele goedgezinde

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's