Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Hierarchie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Hierarchie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

We durven onderstellen, dat thans één ding duidelijk wierd:

Een Hiërarchie is een vertakte manier van Bestuur, waarbij meerderen tegenover minderen staan, en die meerderen de mindere massa geheel overheerschen.

Kerkelijk beteekent dit, dat er een diepe klove wordt gegraven tusschen de hoogtaande geestelijken en de laagstaande gemeente, en dat deze laagstaande gemeente alsnu door deze hoogstaande geestelijken bestuurd en geleid wordt.

Om nu dit stuitende stelsel in overeenstemming te brengen met de heilige beginselen van ons Christelijk geloof over degelijkheid der broederen en de liefde als de band der volmaaktheid, vond men er op uit, dat deze geestelijken wel eigenlijk in zichzelf geen zier beter waren, dan de laagstaande gemeente, maar dat ze een goddelijk ambt droegen, en dat dit goddelijk ambt hun recht en plicht gaf, om aldus de gemeente ten onder te houden en aan zich te onderwerpen.

Vandaar dat men, o, zoo graag eigen positie met de positie der Overheid vergeleek en op één lijn stelde.

Metterdaad rust op een koning dien God over ons stelt Souvereiniteit, en hiermee iets van goddelijke majesteit, en al is die koning, die keizer dan ook een Nero of Calligula, aan hem heelt de onderdaan zich te onderwerpen om der conscientie wil. Want God vordert het van hem. Altoos voor zoolang en in zoover die koning of die keizer niets van hem vergt, wat tegen God of zijn Woord ingaat.

Zoo nu is het in de koninkrijken der wereld.

En tegen deze koninkrijken der wereld is nu het Koninkrijk der hemelen over komen te staan, met de leuze: Alzoo zal het onder u niet zyn.

De Overheden der wereld heerschen over de volkeren, en gebruiken heerschappij, — maar in het Koninkrijk der hemelen, d. i. in de kerk, zal het wezen: Wie heerschen wil, mag en kan alleen heerschen door te dienen. De heilige wet van het Kruis !

Maar eerzucht en heerschéucht prikkelden desniettemin het vleesch, om, geheel in strijd met 's Heeren Woord en Wet, die tegenstelling weg te nemen, het Kruis op zij te schuiven, voor dienende liefde weer heerschappij in de plaats te brengen, en te handelen naar den stelregel: „Zoo zal het onder ons ïw/zijn ! Ook wij zullen als Overheden gaan zitten. Ook op ons zal Souvereiniteit rusten. En ook aan ons zal men om der conscientie wille onderworpen zijn!"

Alzoo wierd de Evangelische regel in zijn tegendeel omgezet; de cdnon van Christus vernietigd; en wereldlijke heerschappij in de kerk ingedragen.

Wel behield men daarbij den Christelijken vorm bij, en noemd zelfs de Paus van Rome zich Servus Servorum Dei d. i. den dienstknecht van de dienstknechten des Heeren. Maar men weet hoe dit een ijdele titel, een zinledige formule, een in zich zelf onware zegswijze wierd.

Een slaaf draagt geen kroon, en de kroon des Pausen is een driedubbele!

Om nu dezen vleeschelijken toeleg tot overheersching van de geloc^^igen te doen gelukken, moest misbruik gemaakt van de vreeze Gods die er nog altoos bij de schare inzat, ten einde haar door heur eigen godsvrucht in bedwang te houden.

Vandaar dat deze heerschzuchtige leeraars zichzelven in een nimbus van hoogere heili^heid plaatsten.

Hun toeleg was daarbij aanvankelijk oprecht.

Die toeleg was metterdaad, om 7, €iiheilis; er te zijn dan de schs-re; 'm heiligen sijt en wandel boven de menigte uit te blinken; en door deze meerdere heiligheid den indruk te vestigen, dat slechts zedelijke meerderheid macht oefende.

Vandaar het Coelibaat.

Een ambtsdrager Christi moest boven de begeerte des vleesches verheven zijn, en door dit dooden van het vleesch zijn heiliger godsvrucht al den volke toonen en openbaren.

Zoo poogde men althans aanvankelijk heiliger te heeten en te zijn; en wijl nu heilige priesters in het Grieksch Hieroi heetten, wierd er alzoo een heerschappij van heilige meerderheid bedoeld, die naar dit Hieroi den naam ontving van Hiërarchie.

Dit was derhalve althans een stelsel. Er zat pit in. Het had een schijn van godzaligheid.

Geheel anders wierd het daarentegen, toen de Protestantsche geestelijken, door gelijke vleeschelijke begeerte gedreven, dit gingen nabootsen.

Zij toch trouwden wel.

Zij stonden en corps wat godsvrucht en godzaligheid aangaat, niet hooger dan de betere gemeenteleden.

Bij hen ontbrak dus zelfs de schijn.

En vandaarnu dat de Protestantsche geestelijken er zich op moesten toeleggen, om hun kracht uitsluitend in hun ambt te zoeken; dat ambt hemelhoog moesten verheffen; en voorts bedacht moesten zijn op zulk een inrichting van het Kerkbestuur, dat de gemeente scheen meé te werken, en toch feitelijk alle macht in hun handen kwam.

De quaestie van het ambt zat intusschen in onze Gereformeerde kerken zeer moeielijk.

Immers bij ons was ook het Ouderlingschap en het Diaconaat een ambt, en dit tweeledig ambt won het zelfs in talrijkheid, en was niet uit den geestelijken stand, maar uit de gemeente.

Wel was dit naar de Schrift, en hadden onze vaderen dit, op grond van de Schrift, weer zoo ingevoerd, teneinde daardoor het weerinsluipen van de Hiërarchie te voorkomen; maar wat deerde dit ? De eigenlijke geestelijken móesten toch de teugels in handen houden.

Hierop nu vond men uit, om een hemelsbreed onderscheid te gaan stellen tusschen een Bedienaar des Woords en een Ouderling of Diaken.

Zoo hoog een Bedienaar des Woords stond, zoo laag en onbeduidend was een Ouderling. Een Ouderling wist van niets en was niets.

Hij heette wel een ambt te bezitten, maar toch de eigelijke ambtsdrager was de Dominee, en zoo ontstond de Dominocratie.

Let er dan ook maar op, hoe die godgeleerden en kerkelijken, die heden ten dage den mond altoos vol h-ëdh^novtx het anibt. en nog eens het ambt en altoos weer het ambt, dit, o, zoo zwaar laten wegen zoolang het een Dominee geldt, al is hij ook een verwerper van den Christus; en daarentegen als stof heel dit ambtelijk karakter wegblazen, zoodra er sprake is van een Ouderling en Diaken.

Zoo ver brachten ze het dan ook allengs, dat heel de gemeente tot voor korten tijd in haar Ouderlingen en Diakenen eigenlijk niets zag dan een soort slippendragers van den Predikant; figuranten voor mindere diensten; een soort wassen neuzen om het spel compleet te maken, maar zonder wezenlijke beteekenis voor de kerk.

Ja, meer nog, zoo ver, dat ten leste de Ouderlingen en Diakenen zelven, met hun positie verlegen raakten; hun Dominee het factotum vonden; en zich haast schaamden dat ze nog Ouderling of Diaken waren.

Op welke wijs dit kwaad door onze reglementen en kerkelijke proceduren bevestigd is, zullen we later aantoonen, thans wijzen we slechts op het feit als zoodanig. Zelfs in een Kerkeraad waar slechts één Dominee tegenover zes Ouderlingen en zes Diakenen stond, was de Dominee alleen de eigenlijke kerkregeerder, de plaatselijke monarch die alles regelde, en niet zelden zaten de andere twaalf er wat men noemt slechts voor spek en boonen bij.

Op die manier was het gelukt, om in naam en schijn de presbyteriale kerkregeering te laten staan en alzoo den Gereformeerden vorm te bewaren, en het toch zoo in te richten, dat een Dominee met zijn Kerkeraad gelijk was aan het ééne cijfer met 6, 8 of 12 nullen.

Wie hier geen oog voor heeft, beeldt zich dan ook allicht in, dat de Synodale organisatie nog hetzelfde stelsel inhield, dat vroeger in onze kerkordening lag, gelijk cok nog onlangs Ds. Schouten dit zeer naïef kwam verzekeren; maar wie dieper ziet, en uit den vorm tot het wezen doordringt, die vat terstond, hoe dit niets dan schijn is, en hoe wel wezenlijk de Synodale organisatie principieel en lijnrecht tegen ons Gereformeerd kerkrecht overstaat.

In het Gereformeerde Kerkrecht ligt het zwaartepunt bij de gemeente, bij de schareder geloovigen, en zijn niet over deze geloovigen n-^achthebbers aangesteld, maar aan deze gemeente Dienaren Christi gegeven, om haar het heil te bedienen.

Altoos naar het symbool der voetwassching: „Ik heb u een exempel achtergelaten.”

Vandaar dat in het Gereformeerde Kerkrecht de ambtsdragers, die uit de gemeente gekozen worden, in aantal de predikanten verre overtreft, en ter beveiliging van den invloed der gemeente de Ouderlingen en Diakenen na korten diensttijd aftreden, ten einde dezen invloed der gemeente machtig, frisch en levendig te houden.

En daarentegen is in deze organisatie der Synodale Hiërarchie het zwaartepunt in den predikant gelegd, en is naast hen het ambt van Ouderling en Diaken nog wel in stand gehouden, maar toch het ambt van den Predikant derwijs beveiligd en van macht voorzien, en dat der Ouderlingen derwijs tot onbeduidendheid en machteloosheid gedoemd, dat de Ouderlingen feitelijk niets zijn dan een lijst om de schilderij, in welke schilderij niets dan de buste van den Predikant vertoond wordt.

Overmits intusschen toch ook deze Predikanten niet van buiten de gemeente komen kunnen, en die uit de gemeente voortgekomen predikanten dus toch weer den invloed der heilige kaste breken konden, moest er toch nog een middel op uitgevonden, om deze lieden, eer ze predikant wierden, van deze gemeentelijke sympathieën te ontsmetten.

En daartoe nu diende de opleiding van onze predikanten aan scholen, die geheel buiten de kerli stonden en uitgingen van de Overheid.

Dit heeit de Gereformeerde kerk nooit gewüd, omdat het altoos op Hiërarchie moest uitloopen; en men weet dan ook, hoe onze Gereformeerde vaderen altoos juist op dit punt met de Overheid overhoop lagen, hoelang er door hen tegen de oprichting der Overheidsacademiën is gewoeld.

Maar niets baatte.

De Overheid zette haar plan door. Een ontaarde en verbasterde Predikantenstand werkte de Overheid daarbij in de hand. En zoo deed allengs het verblijf aan de Overheidsschool dienst, om de aankomende predikanten te ontdoen van hun gemeentelijke sympathieën; ze in te lijven in de heilige kaste; ze met een dominocratischenzuurdeesem te doortrekken; en dan na voltooide bewerking, als hierarchen over de gemeente uit te zenden.

En op die wijs nu kwam men ongemerkt tot den fatalen toestand, dat men kreeg een kerk met twee bestanddeelen: i". de Dominees, voor wie alles geoorloofd scheen, en 2". de gemeente, die aan hun goeddunken wierd overgeleverd.

Slechts bleef nu nog de vraag over, hoe men zorg zou dragen, dat deze Dominees op alle punt van hun heerschappij tegenover de gemeente zouden gehandhaafd worden.

En dit vond men in het vertakte Bestuur, waarover een volgend maal nader.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Een Hierarchie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's