Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gij zijt opgevaren in de hoogte.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gij zijt opgevaren in de hoogte.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[HEMELVAARTSDAG, ] .

Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te deelen onder de menschen. Ps. 68 : 19.

Aan niets waagt vermetele twijfel eer de hand te slaan dan aan 's Heeren opvaren ten hemel. De Hemelvaart met zijn kostelijken troost moet eerst weg uit het zielsoog; en is d^t eenmaal gelukt, dan knaagt de worm van den twijfel wel ongemerkt verder.

Voor Gods lieve kinderen moet dit een spoorslag zijn, om juist op die Hemelvaart onzes Heeren Jezus Christus de volle werkzaamheid van hun geloof te richten. Dat heerlijk opvaren in de hoogte niet maar aan te nemen, maar er zich met heel hun ziel in te denken, en geen der bronnen van vertroosting toegestopt te laten, die luist uit dit opvaren in de hoogste hemelen zoo mildelijk vloeien.

o, Die Hemelvaart van Jezus is voor ons vleeschelijk verstand zulk een onoverkomelijke ergernis. Hoe kan dat, zoo vraagt de ongeloovige waanwijsheid in ons, dat Jezus in zijn lichaam op wierd geheven; niet een drie vier ellen hoog; maar tot in de bovenste wolken? Hoe kan dat, dat de Heere Jezus in zijn lichaam buiten den dampkring is gekomen? Daar is geen lucht om te ademen. Geen warmte om het lichaam levend te houden. Daar moest hij weer gestorven zijn. Hoe kan dat, zoo vraagt de verstandelijke vermetelheid al verder, dat Jezus toen boven de sterren is gekomen, daar zelfs een lichtstraal duizenden vanjaren noodig heeft om van de, verste sterren tot ons te komen? En hoe zou hij dan tot boven die sterren en in den hemel geweest zijn, reeds op den tienden dag, toen het Pinksteren wierd? En zoo knaagt de twijfelzucht voort en voort. Want wat zijn voor ons vleeschelijk verstand de hemelen ? Hoe kan in den hemel een lichaam zijn? Hoe kon dat lichamelijk wezen al die hemelen doorgaan, en hoe kan er in die hoogste hemelen een rechterhand des Vaders zijn, waarbij Jezus plaats nam?

En naar de mate van ons vleeschelijk verstand kan ook niets van dit alles; is dit alles het toppunt van ongerijmdheden; en wie daarin hangen blijft, voor dien is Jezus dan ook niet ten hemel gevaren; zoo ge dan maar wel inziet dat er naar de mate van dat zelfde vleeschelijk verstand niets ook bij uw eigen sterven overblijft, dan dat ge als een dier in den kuil gaat en daar u ontbindt tot stof.

Maar te gelooven, te belijden, zaliglijk als een kind van God te jubelen beteekent dan ook juist, dat we binnen de mate van dat vleeschelijk verstand, God zij lof, «/i? /bepaald en ingemuurd blijven; maar dat God dien muur voor ons door heeft gebroken, en dat er toen door die opening in dien muur heerlijk licht van boven is gevallen; en dat we bij dat zalige licht'de dingen op aarde nu heel anders bezien en heel andere dingen komen te zien in den hemel daarboven.

Komen te zien, dat ome kracht niet al de kracht, maar slechts een nietswaardig deel daarvan is, en dat hoog boven onze kracht en de kracht der natuur de hooge Majesteit des Heeren schittert, en dat die ontzaglijke Majesteit des Heeren inbreekt in dit aardsche leven met een vrijmachtige beschikking, die aan niets gebonden, én ons vleesch, én de lucht, én de bergen en wolken, én de sterren en het firmament, én de warmte en koude, én de afstanden én ruimte, én al wat schepsel is, met souvereine macht gebruikt en het alles dwingt, zijn Goddelijke ordonnantie te gehoorzamen.

En als dan de Zoon van God op aarde is, en die Zoon van God heeft ons vleesch aangenomen; en God de Heere wil, dat die Zoon dat vleesch niet weer aflegge, en toch niet op aarde blijve, maar met dat vleesch in den hemel zal komen, om van daaruit Gods Kerke te beschermen en te vertroosten, dan is er geen ruimte, noch afstand, noch stargewemel, noch firmament, noch dampkring, noch zwaartewet, die iets tegen zijn Almachtigheid zou vermogen, en dan doet Hij met al deze zijn eigen creaturen geheel gelijk Hij wil.

En daarom berekent een kind van God den afstand van deze snelheden en deze mogelijkheden niet. Want als het God belieft om zijn schepsel voor een buitengewone zaak op buitenge\.one wijze te gebruiken, dan is er geen peil meer op iets te trekken. Dan begeven u al uw gegevens. En uw telescoop en uw weegschaal en uw meetsnoer vallen u als ijdel en nietig uit de handen, en ge houdt niets over om in dit heilige in te staren dan den aldoordringenden blik des geloofs.

Die blik des gelooft, die als ge neerknielt, bliksemsnel, met één polsslag van uw bloed, uit uw bidvertrek tot den Heere in den hemnl doordringt, en dan bij uw Jezus is, in hem ziet dat Lam dat geslacht wierd, en hem aanbidt in zielverkwijnende liefde.

En dan zijn er geen ergernissen meer, en heeft het vleeschelijk verstand niets meer in te brengen. Het is stom gemaakt door het geloof, en dat geloof is sprekende geworden, en met dat geloof is Jezus' opvaren u zoo vast en zeker geworden, dat gij hem daar ziet in zijn Majesteit; dat gij hem aan anderen als zoudt kunnen aanwijzen; en dat gij ziet hoe hij reeds al die 1800 jaren van uit dien hemel al den dag en al den nacht zijn geroepen verlosten verkwikt, gezaligd en getroost heeft.

Want dat is het wonderbare: als een ander niets uit den hemel ziet vallen, ziet het geloofsoog het manna der ziele nederregenen uit den hooge, door Jezus over zijn kerk uitgestrooid.

Gelijk Jezus eens den Satan als een bliksem uit den hemel zag nedervallen, toen een ander niets zag, zoo ziet ook nu, wie geestelijk verwakkerd mag zijn, al den dag een malschen regen van genade uit de wolken des hemels neerdruppen op de verdorden van zie.

Hij heeft niet meer te vragen of Jezus ten hemel is gevaren. Hij ondervindt het eiken morgen en eiken avond, dat Jezus in den hemel is en van uit den hemel hem zegent.

Er zijn wel oogenblikken dat hij het niet ziet; maar dat zijn booze tijden, als het floers der zonde voor zijn zielsoog trekt. Maar zóó is dat floers niet weer weg, of zie, daar is zijn Jezus weer, en daar komen Jezus' engelen weder aan, en daar stroomt hem weer het heil toe!

Behoeft het nog bewijs dat de zon aan den hemel staat, als ik in haar schijnsel sta en er de koestering van voel? En zoo ook, wat wilt ge mij nog de Hemelvaart van mijn Jezus bewijzen, als ik uit dien hemel zijn liefdewarmte mij voel toestroomen, en er aan proef dat ze van hem komt?

De zielsgescheidenheid van Immanuel, die was het, die u telkens zijn Hemelvaart verduisterde.

Als het verkeerd met u stond, en gij weer buiten' Immanuel wegzonkt, of buiten hem om, op eigen macht, uw God woudt aanroepen.

Maar als ge in hem u ingelijfd weet, en één plante met hem, en een levend lid aan zijn levend lichaam, door de mystieke, wondere levens verbinding des Geestes, o, dan is er geen afstand, maar dan is elk oogenblik uw gebed naar hem opklimmende, en elk oogenblik van hem een gave op u nederdalend.

Dan staat er de Jacobsladder weer opgericht; en langs die opgerichte ladder snelt uw ziele hem tegemoet en snellen zijn liefdeboden u tegen.

Alles bezield, vol zaligen glans, en tintelend van goddelijk levenl

Door Jezus' Hemelvaart aard en hemel voor uw diepsten zielsblik één.

En komen er dan uren, dat het licht in uw zielsoog dof wordt, en schuld en zonde en ongerechtigheid en allerlei afgod en allerlei inbeelding en allerlei berg van hoogmoed uw gebed weer verhindert, dan beluistert ge nog in dien nacht uwer duisternisse dat bidden van den Bidder daarboven, die voor u bij den Troon smeekt, smeekt allereerst dat maar het kunnen bidden u worde hergeven.

Hield één oogenblik dat gebed voor u op, dan ware er geen zaligheid meer voor u.

Die voorbede van uw Hoogepriester is de grondslag waarop het gebouw uwer Hope staat.

Aan dat bidden van Jezus geeft ge u over als ge slapen gaat, en als ge opstaat in den morgen is dat bidden van Jezus weer de grond van uw vertrouwen, om met moed den strijd des daags tegen te gaan.

En daarom buiten Jezus' Hemelvaart kunt ge niet.

Ze is ingeweven in heel uw zieleleven.

En eens, dit blijft uw zalige zielsverwachting, zult ge daar boven zijn bij Hem die u wacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1887

De Heraut | 6 Pagina's

„Gij zijt opgevaren in de hoogte.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1887

De Heraut | 6 Pagina's