Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zevende Universiteitsdag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zevende Universiteitsdag.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

De vrienden verspreiden zich in den fraaien tuin van het Schuttershof, waar zij bij het prachtige weder zich kunnen neerzetten en versterken. Het was wel geen „schutters"-maaltijd, maar één deel er van was toch aanwezig: de broederlijk stemming; en dat deze voortvloeide uit één zelfde liefde, bleek uit de inmiddels gehouden inzameling, ten behoeve van het Studiefonds, die groot zeventig gulden opbracht. Te twee ure kwam men weer bijeen; nu ook met vele vreemden, en nadat ook de Pers zich nog had doen vertegenwoordigen door een paar correspondenten, opende Dr. Rutgers de Meeting, en verleende het woord aan Dr. J. Woltjer, die een rede hield, getiteld: »De Gereformeerde Kerk en de Wetenschap", waarvan wij hier een zoo getrouw mogelijk verslag laten volgen:

„Met „kerkelijken" bedoelt men tegenwoordig in Blad en Conversatie niet, eenvoudig: hen, die tot eenige Kerk behooren — maar men schuift er deze beteekenis bij in: dat zij hun kerkelijke beschouwing ook van invloed willen doen zijn op staatkundig en wetenschappelijk gebied — en, openlijk somtijds, maar bedektelijk 't meest, wil men er mee zeggen, dat deze lieden eigenlijk staatkunde noch wetenschap kennen, daar zij wetenschap en staatkunde beide onder de curateele stellen der theologen.

Welnu, tot die „kerkelijken" behooren wij; doch aanstonds zij er bij gezegd, dat wij dien smadelijken zin voor [rekening laten van onze naamgevers: het wezen der Kerk en haar doel kennen zij niet, of zij verloochenen het.

Kerkelijk zijn wij, en willen wij zijn, ook op het terrein van wetenschap en Hoogeschool, nl., in zooverre wij ook dadr, naar Art. 29 onzer Belijdenis, ons willen „aanstellen naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen, die daar tegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd". Juist daarom heeft de Wetenschap, heeft de Hoogeschool een eigen kring, met eigen souvereiniteit onder God, En wij beweren, dat, in plaats van daardoor aan onnatuurlijke banden gelegd te worden, voor beiden alleen zóó het organische, gezonde leven mogelijk is.

De volgende drie stellingen wenschte ik te verklaren en te verdedigen:

I. De richting van het streven des tijds op het gebied van wetenschap en Staat toont de noodzakelijkheid der Vrije Universiteiten, d. w. z. der Universiteiten, niet van de O verheid noch van de Kerk uitgaande.

II. De gereformeerde beginselen leiden tot hetzelfde resultaat, daar aij tegen alle syncretisme gekant zijn,

III. De gereformeerde beginselen zijn aan de rechte en vruchtbare beoefening en vermeerdering der wetenschap bevordelijk.

Toen ik onlangs las van een te Petersburg op te richten Siberische Universiteit, met slechts twee faculteiten: de wis-en natuurkundige en de geneeskundige, — dacht ik onwillekeurig aan onze Vrije Universiteit, die — evenzeer onvolledig—juist de drie ontbrekende van de vijf faculteiten eener vol-'edige Hoogeschool heeft, nl. die, welke op den geest, en niet gelijk de twee andere, op de natuur betrekkking hebben.

Denk aan Siberië, Rusland, Petersburg en ge denkt vanzelf aan de woorden revolutie, vorstenmoord, dynamiet; en we weten uit den jongsten aanslag op 's keizers leven, dat hoofdzakelijk studenten, studenten dier twee genoemde faculteiten de ontwerpers waren van het gruwelijk plan.

Hetzelfde bleek uit ds vorige aanslagen. Tusschen dit teit, en de oprichting van een Hoogeschool met die twee vakken is innig verband: de oorzaak nl. van beiden ligt in de naturalistische strooming des tijds, de moeder der revolutionaire richting in wetenschap en staatkunde.

Tegenwoordig is er een streven om de natuurwetenschap uitsluitend als de wetenschap te beschouwen, en alle andere wetenschap als onderdeel van haar.

De natuur wordt als God geëerd.

in deze weten­ Van God geen sprake schap,

» Het leven is eeuwig", zegt Strauss, „verdwijnt het hier, dan begint het daar. Geen begin he: tt het gehad en geen einde zal het hebben; en dus verdwijnt ook iedere grond om een schepper aan te nemen." Zóó sprak een theoloog; en dit beginsel is doorgedrongen in de geheele wetenschappelijke wereld, en is de grondslag gewor-( den van het onderwijs op de Hoogescholen.

Uit dit stelsel nu moet volgen: e ongerechtigheid op elk gebied ; dat hangt niet van ons willen af, maar: at Gods Woord zegt van de heidenen, moet bewaarheid worden aan allen, die der heidenen wegen bewandelen (Rom. I : 28). Wetenschap, zedelijkheid, godsdienst sijn'm.& \. te scheiden.

De Siberische Universiteit dan is, in zeker opzicht, het type van de meeste Universiteiten in onze dagen, ook ten onzent.

Dit is geen hatelijkheid — maar we drukken hierdoor alleen het streven uit dat, meer of minder bewust, de grondslag is van het hooger onderwijs, zoo hier als elders. Men zegt niet: de natuur is de schepping Gods, die Hij onderhoudt en bestuurt ; maar wij speuren met onze wetenschap slechts de wijze na, waarop God het heelal heeft ingericb.t, en de wetten, waarnaar Hij alles laat geschieden — neen: voor de huidige wetenschap, die zich bij voorkeur zóó noemt, bestaat God, als Schepper en Onderhouder niet. Een Fransch wijsgeer zegt: „Dan eerst is men op den rechten weg, als men door waarnemingen en proeven de onveranderlijke en zonder uitzonderingen werkende wetten der verschijnselen, de vaste orde, waarnaar alles geschiedt, vaststelt en voorwerp van wetenschap acht."

Vraag echter niet vanwaar die wetten zijn, want die vraag is niet-wetenschappelijk.

En nu alle wetenschappen, als onderdeelen, geduld, alleen de godgeleerdheid niet; deze heeft lang uitgediend.

Aan een Universiteit, ingericht naar den eisch der nieuwste wetenschap is dan ook geen plaats voor de godgeleerdheid, n, l. voor die, welke is de leer, de wetenschap van God en goddelijke zaken. Reeds vóór 80 jaren wilde Fichte haar geheel van de Universiteit gebannen hebben, tenzij ze eerst het „mysterie", dat is God zelf, wilde prijsgeven. En sedert werd het er niet beter op. Natuurlijk beweer ik hierdoor niet, dat het godsdienstig leven niet toegenomen is — dat is nu niet aan de orde — maar dit: dat in de kringen, die het meest wetenschappelijk heeten, die opvatting van wetenschap heerscht, die óf het bestaan van God ontkent, óf althans beweert, dat met God in de wetenschap niet gerekend moet of mag worden.

Du Bois-Reymond beweert: de taak van den man der wetenschap is: „de natuur te begrijpen". Dan moet hij de begrijpelijkheid der natuur onderstellen. De doelmatigheid der natuur is niet bestaanbaar met haar begrijpelijkheid. Is er dan een uitweg om die doelmatigheid uit haar te bannen, dan moet die ingeslagen. Zulk een uitweg is Darwins leer; dien dus betreden-tot nader bescheid, andere keuze is er niet. Een - zwakke steun, dat erkent hij, maar liever dö, ^raan klemt hij zich vast, dan de doelmatigheid, dat is God, te willen, die haar volslagen ondergang is.

Krasser is het zeker zelden uitgesproken. Maar ook, waar men zóó kras niet spreekt, gaat men uit van dezelfde onderstelling, hetzij men dan de natuurwetenschappen, of het recht, of de geschiedenis, of de taalwetenschappen onderwijst.

Niet alleen dan ook de materialisten spreken zoo, óók de idealistisch gezinden: al wat meer den onstofifelijken geest der menschen betreft, waar het materialisme zich nog niet meester van gemaakt heeft, wordt eenig en alleen uit het oogpunt des natuur, als geheel en al zelfstandig bestaande en werkende, beschouwd. Ook voor deze idealisten, en hun tal neemt toe, is de geest des menschen niet in iederen mensch een nieuwe schepping Gods, maar natuurproduct. Kortom, het eigenlijke karakter van wetenschap als zoodanig wordt hoe langs zoo meer atheïstisch; ook al erkent men nog het bestaan Gods, met Hem mag niet gerekend. Geen wonder, dat eerlijke mannen, Strauss b. v., vragen: „Zijn wij nog Christenen".? en ontkennend antwoorden. Christelijk — zelfs heidensch is deze wetenschap niet. Griek noch Romein, voor zooverre hij niet alle waarheid en kennis en wetenschap ontkende, heeft ooit zoo gesproken, zelfs »een zwijn van de kudde van Epicurus niet", zegt Horatius.

Zóó diep is di; verderf doorgedrongen, dat geen stem er zich tegen verheft of: onwetenschappelijk, kerkelijk wordt de roeper gescholden.

Want Lagande zegt terecht: „Wanneer ooit iets voor onzen tijd karakteristiek mag genoemd worden, is het de brutale tyrannic van het algemeen, van dat, wat de oude kerk de wereld noemde, moge deze zich als gewoonte, mode, gebruik, beschaving, maatschappij, staat, of kerk verkleeden".

Toch zijn er nog, die hun stem verheffen, en hun getal zou wel grooter zijn zoo men maar den werkelijken toestand, de algemeenheid en den aard dezer naturalistische wetenschap kende. Onkunde enmenschenvrees, in plaats van vreeze Gods, leggen het zwijgen op,

In Duitschland leidde de ontkerstening der hoogere scholen tot de oprichting van althans één vrije school (G'üterslob 1851), met positief Christelijk karakter. Friedrich Wilhelm IV zei er van: „In deze onderneming ligt een zware beschuldiging tegen de andere instellingen van onderwijs, maar zij is rechtvaardig en welgegrond en men kan ze niet dikwijls genoeg herhalen.' Vele dezer inrichtingen zijn van alle geloof ontbloot. Men mag dit juist in onzen tijd uit~ een verkeerde weekhartigheid niet verzwijgen". Dit woord verdient thans te meer behartiging, waar de wetenschap in hare talrijkste en aanzienlijkste vertegenwoordigers God verzaakt-

Maar ook op het standpunt der wetenschap zelf moet wel de behoefte aan Vrije Hoogescholen geboren worden. Waar het oordeel ook over de grenzen, de methode, haar voorwerp zóó zeer verschilt, daar is het in haar en in der hoogescholen belang, beslist te kiezen; neutraliteit is onmogelijk en schadelijk in deze. Eischt het naturalisme, en naar recht, consequente toepassing, ook de tegenstander eische dat, want daardoor blijkt eerst de onmogelijkheid van het systeem. Alle speculatieve wetenschap moet het naturalisme uitbannen.

Welaan dan, laat dit zoo zijn, niet meer zijdelings, maar zelfstandig. Is de Heere God, volgt Hem na, ook in de wetenschap; niet langer naast de natuur iets vaags, een onbekenden God, met wien gij in deze toch niet rekent!

Bedrieg ik mij niet; het geheele streven der nieuwere wetenschap leidt tot deze slotsom, en de Vrije Hoogeschool moet haar eisch zijn. Trouwens, de ontwikkeling van het Staatsbegrip en — leven leidt tot

hetzelfde resultaat: ook bij de wetenschap is het geweten gemoeid. Daar nii komt het der Overheid niet toe te beslissen, als die niet het zwaard des Geestes draagt, nl. Gods Woord. Daarom kan ook de Overheid niet beslissen bij verschil van wetenschappelijke beschouwing; maar dan kan zij dus ook geen hoogeschblen stichten en bezetten, want dit kan niet zonder keuze uit verschillende zienswijzen. Neutraliteit is onmogelijk en bestaat dan ook niet aan onze hoogescholen. En stel, men koos beurtelings uit verschillende richtingen — zoo die alle geschikte mannen bezaten — dan nog is alleen bereikt een overbrengen van den strijd in den boezem der faculteiten, in de gehoorzalen, en schade wordt toegebracht aan het gezag der wetenschap zoowel [als aan de leiding der studenten.

Om dit algemeen erkend gevaar te ontkomen wil men dan de godgeleerde faculteit wegnemen. Maar zóó schendt men den kring der wetenschappen en bereikt maar halt zijn doel, want de geestelijke strijd blijft in de overige faculteiten.

Óp dit standpunt staan eigenlijk onze Staatsuniversiteiten reeds. Het grondwettelijk beginsel eischt buitensluiting van de theologie, zie het ontwerp van wet op het H. O. (1868); vooral des Ministers uitspraak in de Memorie van Toelichting: „Geen betoog behoeft, dat de theol. faculteit niet anger kweekelingen kan vormen voor een epaald kerkgenootschap. De vraag zou unnen rijzen, of de theol. faculteit te beouden ware als orgaan voor de beoefening der godsdienstwetenschap in het algemeen, derhalve voor de zuivere historische en litterarische vakken op het gebied der heologie." De Regeering duchtte in zoodanige faculteit hevigen strijd en kwijnend even en tucht. En is nu de theol. faculteit aan onze Staatsuniversiteiten iets anders, an waarvoor de Regeering teen waarchuwde .''

Hoort de senaten der Leidsche en der Stichtsche hoogescholen, toen de tegenwoordige wet tot stand kwam : De Leidsche wilde een faculteit der godsdienstwetenschap (dus niet godgeleerdheid) overal; de Utrechtsche behoud eener theol. faculteit voor leeraren der Herv. Kerk, en vroeg een inrichting, zoo mogelijk, die haar bruikbaar maakte tegelijk voor het Roomsch-en het Herv. Kerkgenootschap. Bleek dit onmogelijk dan zou de senaat toch haar opheffing niet durven aanraden. — En de uitkomst .•' Een theol. faculteit bezitten feitelijk de Staatsuniversiteiten niet meer; ook ondanks hetgeen art. 41 dier wet zegt. In het ontwerp, door de Regeering ingediend, kwam zij niet voor; eerst door een amendement kwam zij er in, doch tijdelijk. De Minister achtte het 't best: haar tijdelijk te laten wat zij was, om der Herv. Kerk tijd te gunnen het onderwijs harer leeraars zelf te regelen, en het resultaat af te wachten. Het vonnis echter is reeds gedeeltelijk voltrokken, want wat den naam nog draagt verdient dien niet meer; de heer Wintgens noemt haar o. m. „een lichaam, waaraan het leven ontvloden is" — een lijk dus. Eigenlijk is het een faculteit der godsdienstwetenschappen geworden, d. i. men leert er niet wat God is, en gedaan en gesproken heeft, maar wat de mensch (Jood of Heiden) van Hem denkt. Zóó is men dus op naturalistischen bodem gekomen. Is nu ook al het uitgangspunt niet de loochening Gods, dat doet niets ter zake voor den feitelijken toestand.

Uit dit een en ander blijkt alzoo de onmogelijkeid voor de Overheid om zelf hoogescholen te stichten en te bezetten en te onderhouden, indien zij onpartijdig wil zijn en werkelijk de wetenschap bevorderen.

Toch, de Theologie moet onderwezen en onderwezen in verband met de andere wetenschappen. Dus is er geen andere weg dan stichting van Vrije Universiteiten. Al het gezegde resumeerend, volgt daar dus uit, dat uit wetenschappelijk zoowel als uit staatkundig oogpunt de Vrije Universiteiten eisch zijn des tijds.

(Wordt vervolgt).

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juli 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Zevende Universiteitsdag.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juli 1887

De Heraut | 4 Pagina's