Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De teedete!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De teedete!”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij zult niet meer genaamd worden de teedere. Jes. 47: i.

Teederheid ziet op de aanraking met wat buiten ons is. Teeder wil aeggen gevoelig. Teeder beduidt licht vatbaar voor indrukken. Tceder bedoelt, dat ge ontvankelijk en toegankelijk zijt voor fijne inwerkingen van kleine, soms nauw merkbare aandoeningen.

Ntef teeder zijn de pachydermen, de dikhuidige dieren, zooals de neushoorn of het nijlpaard, maar we! teeder is de rashengst uit Arable's woestijn, dien ge niet zoo even met het dunste sprietje in de lendenen kunt raken, of hij stuift op, en, gelijk E'ihu zegt, met een donder Gods in den nek springt hij zijwaarts, en werpt den slappen ruiter af.

Eveneens is het onder de planten. Wat kan de den niet doorstaan zonder het te merken; wat kunt ge op de harde schors van den eik niet kloppen naar hartelust. Maar ook zie hoe teeder uw zaaibloemen zijn! Eén zuchtje van den wind werpt ze neder.

En zoo ook is het onder de kinderen der menschen. Hoe ruw en hard en gehard is soms de zeevaarder niet, die tegen alles tegen kan en van niets afweet; en daarentegen hoe teeder die zachte, fijngevoelige vrouw, die beelt voorden wind en door de minste koude wordt aangedaan. Als afgestompt de één, overprikkeld in gevoeligheid de ander.

En zoo zijn er nu teederen ook op het terrein der ziel, teederen in natuurlijken, maar ook teederen in geestelijken zin.

Teederen van nature, wier overgevoeligheid soms in lichtgeraaktheid omsloeg, maar die ook buiten dit zondige, zoo diep door wat hun weervaart aangedaan worden. Die zoo volop genieten als hun liefde, zoo bitter lijden als hun onvriendelijkheid bejegent. Teeder van inborst en daarom tegen de ruwe buien en rukwinden van het leven niet bestand!

En zoo nu ook teederen in geestelijken zin. Mannen en vrouwen aan wie God de Heere zeer fijne geestelijke voelhorens schonk; met geestelijke vingertoppen, waaraan niets ontgaan kan, zoo wis en vast als ze alles merken; elk zuchtje van den adem des Geestes merkend; aandoenlijk voor elk spetje en druppeltje van geestelijke liefde dat hun toekomt; toegankelijk voor de stilste verzuchting en de heimelijkste bede van het broederhart; teedere zielen, wier gewaarwordingen zoo onuitsprekelijk fijn, wier indrukken zoo diep en zoo onbeschrijflijk teeder zijn.

Haast zou men zeggen, onder de kinderen Gods van nóg fijner en nóg hemelscher adel!

Onder de uitverkorenen de nóg bewerktuigden. fijner

De Johannessen onder de discipelen des Heeren.

Onder de gunstelingen nog weer een teederder plantinge van hun God.

Als toon van wrake, als straf en dreigement heet het tot Jeruzalem bij Jesaia: „Gij zult niet meer de teedere genaamd worden!" En dan volgt er een harde schildering van den groven, ruwen arbeid waartoe de eens zoo teedere en fijne Dochter Zions onder de roede Gods zou geperst worden.

Niet meer de teedere te zijn is alzoo voor Jeruzalem kastijding; de teedere te wezen en als de teedere gekend te zijn haar eere.

Harde arbeid vereelt, allerlei fijne bezigheid maakt teeder. Zoo wordt Tubalkains hand ruw en hard, maar de vingertop die zijde stikt en in satijn of in fluweel bezig is, verteedert vanzelf en ongemerkt.

Vandaar dat de kinderen der wereld om hun grove bezigheid onontvankelijk blijven voor hooger, fijner indrukken. Maar Gods kinderen, die aldoor bezig zijn met het fijne sieraad van Zijn huis, voelen zich vanzelf die teederheid overkomen.

o. Wie verkeeren mag in de tente des Heeren, en wiens lust en bemoeiing eiken morgen en eiken avond in de dingen zijns Gods is, hij wordt vanzelf fijner van gevoel, teederder van aandoening, meer toegankelijk voor die hoogere wereld.

Zijns wordt dat geoefend geestelijk oog, dat reeds van verre aan den horizont het scheepke heelt ontdekt, als de strandwandelaar nog niets speurt dan wolken en water.

Hij hoort.

Zijn zielsgehoor is zoo fijn geworden.

En niet even kan de toon uit de maat gaan, of een valsch geluid zich in den zang mengen, of hij speurt het en het krast hem door de ziel.

Voor de teederheid zijner ziele leeft en trilt elke snaar en elke zenuw en elke ethergolf in de lucht.

Toch zijn er bij God geen twee soorten van kinderen. Ze zijn allen één in den Geliefde. Al hun onderscheid is in graad van gave en van oefening.

Teederheid moet daarom het vaste merk van al Gods kinderen zijn. *

Bij den één fijner naar aanleg en dieper naar den aard van zijn karakter, terwijl de ander zóó diep nooit duiken zal. Maar toch teeder moet een iegelijk van Gods kinderen: zijn.

Want kind van God zijn, dat is juist zien wat de wereld niet ziet; hooren wat de dwaas niet hoort; inleven in wat de goddelooze zegt dat niet bestaat.

Wedergeboren zijn is juist alsnu heel dat Koninkrijk van God zien, merken, waarnemen, hooren wat er in gesproken en in gezongen en in geschreid wordt, en al de inwerkingen er van opvangen.

Als de tak nu teeder wordt, zegt Jezus, op den vijgeboom doelende, dan komt de vrucht. En zoo is het ook hier. Uw ziel eerst grof en dof; niets merkend; over alles heen pratend; gesloten en dicht in zi: h zelf; — en nu ontsloten, nu geopend, nu toegankelijk, nu opvangend wat er uit dat Koninkrijk komt.

En daarom teederheid is genademerk.

Niet weekelijkheid en onmanlijkheid en gevoelsglibberingen; neen, maar teederheid.

Dat de huid ophield vereelt nu veredeld wierd. te zijn, en

Fijner, alles meer merkend, dieper geroerd en aangedaan, en daardoor tienmaal rijker, sterker levend.

Levend ook als anderen indommelen.

Altoos meewerkend, meegenietend, meelijdend, meêklagend of meêjubelend voor uw God.

Die teederheid raakt alles. Raakt de consciëntie en maakt nauw en eng voor God in het oordeel.

Die teederheid gaat in de liefde uit. omdat ze fijn met en voor anderen voelt, en alzoo het leven der heilige broederlijke sympathie ontsluit. Met anderen juichen, met anderen weenen, al het rijke leven van het voorspreken voor anderen in uw gebed.

En dat drukt soms zeer bang ter neer. Want wie zelf reeds door duizend dooden overstelpt wordt, schrikt soms, als de duizend dooden van anderen nog daarover heen komen vloeien.

Maar dit schikt zich toch weer in evenwicht; want ook vertienvoudigd wordt door anderer vreugd dan onze vreugde.

Uit elk bloemke puurt dan de bij.

En zoo zegent deze teederheid ook door wat ze laat.

Ze ontziet; ze voelt vooruit, hoe pijnlijk een verkeerd woord, een averechtsche daad aan zou doen, en uit teederheid houdt ze ddt woord en die daad terug.

Ze doorleeft er de pijnlijke aandoening vooruit zelf van, en spaart ze daarom aan den broeder.

En voor dien zegen, dien ze brengt, wordt ze van den Heere met nog veel rijker zegen gekroond.

Want in zulk een teedere ziel maakt de Heere het ontvangen van indrukken en aandoeningen zoo overvloeiend rijk.

Geen geur ademt uit den hemel uit, of zij krijgen dien in te drinken.

Bij elke slingering in hun leven, weerklinkt het van allen kant, met heilige melodieën, die hun zielsoor verrukken.

Hun teederheid wordt teederheid ook in den omgang met God.

Als een ander niets hoort, hebben zij den Wind des daags reeds in de toppen hooren ritselen.

Als hun naaste nog in de grafstilte versuft, hebben zij de stem Gods reeds op de wateren beluisterd.

Almeer is het gerucht van hun God, en het schuifelen van den zoom van zijn gewaad, en de toenadering zijner heiligheid hun in alles merkbaar.

En zoo zijn ze rijk.

Rijk doordien heel een heilige wereld, die eerst verscholen lag, voor hen openging. Rijk doordien er duizend aandoeningen tot hen komen die vroeger hen niet aanraakten. Maar rijk ook, doordien de fijner huid nu doorlaat, wat eerst in het hart besloten bleef.

Veel danks en veel lofs en veel liefde, en veel vrucht der lippen voor hun God!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 augustus 1887

De Heraut | 2 Pagina's

„De teedete!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 augustus 1887

De Heraut | 2 Pagina's