Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De naam Christus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De naam Christus.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWAALFDE ZOWDAGSAFDEELING.

I.

En de Middelaar is niet middelaar van éénen, maar God is één. Gal.'3 : 20.

De Verlosser voert behalve den naam „Jezus" niet nog een tweeden naam. Zijn naam is «nkel „Jezus." Die ééne naam is de naam waarin zijn wezen persoonlijk optreedt. En daarom met dien naam wordt hij genoemd.

Vraagt ge of hij dan toch niet óók „Christus" is geheeten.? Ongetwijfeld! Maar als ge in de landshistorie leest van Prins Maurits, den Stadhouder en Kapitein-generaal, dan stemt .ge toch toe, dat alleen. Maurits zijn persoonsnaam is, dat Prins de waardigheid van zijn geslacht, en Stadhouder zijn ambt uitdrukt. Zoo kan men allerlei namen en titels voeren, maar die toch den eigenlijken naam niet vervangen. En als dan ook de Heiland genaamd wordt: Onze Heere Jezus Christus, Gods eengeb^ren Zoon en Zoon des menschen, en wat titels er meer voor zijn glorie zijn mogen, dan is en blijft toch onder alle deze hooge en heilige titels alleen Jezus de per-.sojnsnaam des Heeren, en de uitdrukkingen „lleere, " „Christus, " „Gods Zoon, " „Zoon des menschen, " doelen evenals dat Prins en Stadhouder bij Maurits deden, deels op zijn herkomst, en deels op de ambten en waardigheden die hij bekleedt.

Dit geldt dus ook van den naam Christus, aan welks bespreking we thans toe zijn. »Christus" is de aanduiding van Jezus' aviht. Indien we ons gewend hadden om altoos van Jezus den Christus te spreken, zou elk onzer dit terstond gevoelen. Nu we dit nalieten is »Christus" maar al te veel met „Jezus" ineengevloeid en is het daarom volstrekt noodig, dat de kerke Gods beide weer helder ga onderscheiden.

Wat duidt deze ambtstitel „Christus" dan aan ?

Niets minder, dan datjezus drager is van het hoogste en heiligste ambt; van het mbt in volstrekten zin; zoodat hij eigenlijk de eenige ambtsdrager en daarom de Christus is.

Christus beteekent Gezalfde. Zalving nu is symbool van het leggen op iemand van hooge en heilige macht. Als er een mensch uit de menschen word uitgenomen, om koning te zijn, dan voelt ieder de behoefte om zulk een nietig mensch met sierlijke kleederen te omhangen en hen een kroon van goud op het hoofd te zetten. Dat purper en die kroon duiden dan voor ieders oog aan, dat zulk een nietig mensch deze macht van nature niet had, maar dat ze van buiten op hem gelegd en hem omgehangen is. En ter aanduiding dat deze op hem gelegde macht goddelijk van oorsprong is, omhangt men hem daarom met zeer kostbare en schitterende kleedij.

En dit is reeds iets.

Maar toch de omkleeding van dezen mensch met glans en schittering is zoo nog niet innig genoeg. Ze siert hem wel voor het oog der menschen, maar ze raakt hem zelven persoonlijk, in zijn eigen wezen, niet. En daarom komt nu bij die kostbare kleedij nog de zalving, die langs zijn hoofdhaar en baard afleekt, en zijn gelaat en borsten tot de huid zijns wezens overvloeit; ja, door den Icosteüjken geur tot in zijn binnenste be.^cf indringt. Zaltolie is een zeldzaam glanzige olie, zooals het Oosten vooral zulke glanzig-gouden oliën oplevert. Het doffe en dorre overtrekt zulk een olie met een waas van schoonheid eu schitlering. Zooals het doffe dorre hout gepolijst wordt en nu met een schitterenden zweem van glans overtogen is, zoo ook strekt in het Oosten de zalving otn de dorre lichaamshuid met een dun waas van schittering te overdekken, en ze in glans en gloed te zetten. De olie vormt op die wijs een allerdunst gewaad waarmee het lichaam omtogen wordt, en die met geheel het lichaam zich vereenzelvigt.

Om dan ook aan te duiden, dat een kind des menschen niet voor een oogenblik maar duurzaam, niet in schijn maar wezenlijk met een hoog goddelijk ambt, en alzoo met majesteit bekleed wierd, greep zulk een zalving plaats. Die zalving wierd dan geacht eens en voor altoos in hem te dringen, en terwijl hij kroon en purper nog af kon leggen, deze schittering van het kleed der heilige zalfolie, - lie zich als in zijn hoofd en huid had ingedrongen, verliet hem nooit.

Toch was deze zalving slechts symbool, en nergens valt te bespeuren dat ze een sacrament is. Het verschil tusschen beide is, dat bij het sacrament de beteekende zaak hem die het teeken in geloof ontvangt toekomt. Sacramenten beelden niet slechts af, duiden niet slechts aan, maar zijn teekenen, waarbij de zaak zelve toekomt, voor zoover er geloof is. Wie gelooft en van het gebroken brood en den vergoten wijn neemt, wordt op dat zelfde oogenblik gevoed en gedrenkt met het lichaam en bloed zijns Heeren. Maar zóó is het .symbool niet. Het symbool heeft wel samenhang met de zaak die het afbeeldt, maar enkel omdat de ééne God, die én het symbool én de beteekende zaak schiep, in die schepping zelve dien saamhang inlcK De wijnstok, de goede herder en zooveel meer zijn symbolen van Jezus, omdat die zelfde God die den wijnstok en den herder schiep ook de Vader en Zender van onzen Heere Jezus Christus is, en beide wijnstok en herder met het oog op den Middelaar geschapen heeft. Goddelijke teekening is wat Hij tot aanzijn riep. Heilig perspectief is zijn schepping. Alles is er om den Zoon. En daarvandaan het aanschouwelijk onderricht, waarmee de Heere ons in heel de schepping onderwijst. Eert vroom kind Gods zal bij het zien van den wijnstok vanzelf aan zijn Heiland denken. Niet door vergeestelijking, maar omdat de Heere zelf hem zoo onderwees.

In dien zin nu is ook de olie symbool^ van de opgelegde majesteit, van het opge-j dragen ambt. Iets waarbij natuurlijk ell| denkbeeld aan die grove olie, die alleen dienst doet om te branden, geheel moet terzij gesteld, en gedacht moet aan een kostelijken nardus, als waarmee Maria Jezus zalfde voor zijn begrafenis. Welnu, deze olie is heel de Schrift door symbool van den Heiligen Geest in zijn mededeeling. Niet van den Heiligen Geest op zichzelf, maar van den Heiligen Geest als meegedeelde gave, die het doffe glanzig, het dorre lenig, het stramme levend maakt, en vuur ontsteekt, als Hij in ons gaat branden. Olie is vloeiend glanzend goud, dat ongemerkt vuur in zijn droppelen verbergt. En waar nu deze gouden glans beeld en symbool is van de majesteit in haar schittering, is dit geheimzinnig verborgen vuur beeld en symboo' van de majesteit in haar koesterende en Vernielende kracht. En beide .steeds r.is va; i God, den Schepper van den balsem en de zaif^ilie, uitgaande.

Zoolang bij de volken het besef, dat alle macht over menschen van God komt, nog levendig was, bestond dan ook de gewoonte om koningen, om priesters, soms ook om profeten te zalven bij de aanvaarding van hun ambt. Niet sacramenteel, alsof ze eerst bij deze zalving de majesteit kregen, maar als symbool om aan te duiden wat God hun gegeven had. Deze zalving W'erd dan ook altoos verricht door een heilig priester; want f immers ze kwam van God ea duidde aan dat zulk een zijn ambt en majesteit en macht van God ontving en alzoo ook aan God te verantwoorden had. Vandaar dat deze zalving almeer in onbruik raakte, naar gelang het geloof wegzonk, dat de macht en majesteit door God den Heere aan de Vorsten was opgelegd. En toen men van lieverlee den mensch, den persoon des vorsten, voor zoo treflijk hield, dat men niet inzag waarom hij niet waardig zou zijn zulk een hem door menschen opgedragen macht uit te oefenen, viel allengs heel de zalving weg. Alleen oude dynastieën behielden haar uit gewoonte bij. - fjSTu staat echter naast al deze gebrekkige zalvingen voor de ambtsdragers in het Koninkrijk der wereld, deze ééne wezenlijke Zalving van den ambtsdrager in het Koninkrijk der hemelen. Al die andere zalvingen van koningen gaan met de wereld en haar heerlijkheid eens voorbij. Maar als eenmaal dit aardsche den raad des Heeren zal hebben uitgediend, dan zal dit - Koninkrijk de hemelen, als-krjt wezenlijke en eigenlijke Koninkrijk, eerst recht uitbreken, en eeuwiglijk Godes glorie dienen.

Geen aardsche • zalving zelfs van den machtigsten keizer kan daarom ook maar van verre met déze zalving in vergelijking komen. Dat alles gaat voorbij en verdwijnt eens. Maar hier spreekt de Heere PIEERE zelf: „Zè toch heb mijn Rotting gezalfd, over Sion, den berg mijner hei-Vigheid!"

Hier is dus de eigenlijke, de eenigware, de principieele Zalving. Hier is het een opleggen door God zelf op het hoofd van een mensch van de macht en de majesteit waarmee Hij dezen mensch in het alomvattend ambt bekleedt. Zoo dikwijls ge dus oort, dat uw Jezus is de Christus, zult ge em u indenken, als mensch, in zijn nederigen staat, van glans en glorie beroofd, 'en nu de Heere HEERE hem overgietende met zijn heilige zalfolie, d. i. op hem leggende de volstrekte majesteit, de duurzame ' macht, de onverwelkelijke glorie, en hem stellende in het volle, rijke, ondeelbare ambt, waarmee en waartoe en waardoor hem alle macht in hemel en op aarde gegeven wordt.

Jezus dat is uw Heiland in de gestalte .van een dienstknecht, maar als ge hoort f dat hij tot den Christus is gesteld en gemaakt, dan wordt op eenmaal die Jezus voor het oor uwer ziel tot Koning uitgeroepen, en is Majesteit der majesteiten de titel zijner eer.

Onze Catechismus zegt daarom terecht: De naam, of beter de titel » Christus'' beduidt dat hij van God verordineerd en met den Heiligen Geest gezalfd is tot onzen hoogsten Profeet, eenigen Priester en eeuwigen Koning.

Hij is verordineerd, en verschijnt dus iiier niet als de Tweede Persoon der Drieeenheid, die onmogelijk ooit gezalfd kan worden. Immers de Tweede Persoon der Drieëenheid blinkt en schittert van eeuwigheid en uit zich zelven in zijn majesteit en glorie. Wat nu op het hoogst blinkt en schittert kan door geen polijsting of zalving tot hooger glans gebracht worden. Zalving is alleen denkbaar en heeft alleen reden van bestaan bij hetgeen dien hoogsten glans derft.

De Heere komt ons hier derhalve voor in zijn vernedering, als onzer één geworden, als mensch. Dit moet stipt en streng vastgehouden. Anders toch valt het ambt hier weg. Ambt toch is bediening van goddelijke macht door schepselen, hetzij engelen, hetzij menschen. De engelen er nu buiten latende, kan Jezus dus geen ambt, vooral niet het ambt dragen, tenzij hij als mensch voor God trede, 'tzij eeuwig in zijn raad, hetzij feitelijk na zijn vleeschwording. God had ook alle ding zelf rechtstreeks kunnen regeeren, en geen dienst van menschen bezigen. Dan ware er nooit een ambt en dus ook nooit een zalving geweest. Maar nu dit Gode anders heeft beliefd, en Hij den dienst der menschen verordineerde, nu ontstond het ambt als bediening door menschen van goddelijke macht. En omdat nu de mensch zoo nietig uitkwam tegenover die hem opgelegde goddehjke macht, moest nu de Zalving symbool zijn van den glans die op hem was gekomen.

Bij het ambt is dus de ambtsdrager de 'ontvangende en gehoorzamende persoon. Hij is al wat hij isjL^r Gods bestel. Hij wordt geroepen eii Wgt": »Zie, hier ben ik, Heere!" Een ambtsdrager ule itts anders wil dan gehoorzamen, is tot het dragen van het ambt onbekwaam.

Verordineeren is hier dus het zeer juist door den Catechismus gekozen woord. God wil het zoo. God bepaalde het zoo. God verordineerde het aldus. Verordineerde dit ambt voor hem en hem voor dit ambt. En in deze verordineering des goddelijken welbehagens ligt aide oorsprong van Jezus' majesteit als de Christus.

Wel is hier een onderscheid met ons^^schapen menschen, in zooverre de Tweede Per oon zelf als God in deze verordineering over zichzelven meê verordineerde, doch dit ontneemt aan de verordineering over Jezus niets van haar volle kracht. Als onzer één in ons vleesch te willen komen, was een daad van de vrijwillige liefde des Zoons, maar, dit eenmaal aanvaard zijnde, volgde de verordineering voor en over hem even stellig en wezenlijk als over elk ander koning. Zonder dat zou zijn vleeschwording niet ten volle werkelijk zijn geweest.

De verordineering over Jezus is de beschikking van het goddelijk welbehagen, waardoor hem van eeuwig opgelegd is, als mensch te dragen het volle Ambt, waardoor Gods macht over zijn Koninkrijk zou worden uitgeoefend.

Zóó wierd hij de Christus.

Dat nu Jezus toch geen symbolische zalving onderging, en dat de Gezalfde niet met heilige zalfolie gezalfd wierd, lag daarin dat het symbool bij hem wegviel en terugtrad voor de zaak zelve.

Hoe menig vorst was in vroeger eeuw niet gezalfd, om de majesteit des Heeren onder zijn. volk te dragen, en dat toch van achteren bleek, hoe gansch ontbloot en beroofd hij bleef van de gave om zijn volk godzaliglijk te regeeren. Doch hier moest dit anders zijn. Hier bij Jezus waar het absolute ambt en de volle majesteit wierd , gelegd op den Zoon des menschen, moest 1 ook de schenking der gaven voor zijn * regiment wezenlijk en absoluut en volkomen zijn. Gelijk nu in onze artikelen over het Werk van den Heiligen Geest breedvoerig is aangetoond, is de uitdeeler van deze gaven voor het ambt de Heilige Geest. Niet enkel van de zaligmakende, maar ook van de ambtelijke gaven. En waar dus Jezus optreedt, en nu het Christusschap ontvangt, d. i. Koning boven alle koningen, Priester boven alle priesters en Profeet boven alle profeten wordt, moest de Heihge Geest hem dan ook de ambtelijke gaven toebedeelen zonder mate.

Wat dus anders de uitwendige zalving met de heilige zalfolie afbeeldde, wierd hier innerlijk, wezenlijk en volkomenlijk ingestort. Er was zalving, maar wezenlijk, niet symbolisch. En in zooverre wS hij de Messias.

Dit begrip van „Messias" toch geeft juist datgene te kennen, wat alsnu door deze principieele uiteenzetting gevonden wierd.

„De Geest des Heeren HEEREN is op mij, roept deze Verordineerde bij Jesaia, omdat de Heere mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen." „Ik ben van eeuwigheid ^^^•«//Ö? geweest, heet het in Spreuken 8 : 23, van den aanvang, van de oudheden der aarde af." „Daarom, zoo jubelt het den Koning der koningen in Psalm 45 tegen, daarom heeft u, o God, uw CioA gezalfd va^t vreugdeolie boven uwe rnedegenooten." Zoo iioemdc hcra d.ati ook de kerk te Jeruzalem in haar gebed (Hand. 4 : 27): Uw heilig kind Jezus, welken Gij^^.s'a: /^ hebt", engetuigtPetrus in Hand. 10:35: Belangende Jezus van Nazereth, hoe hem God gezalfd heeft met den Heiligen Geest en met kracht."

Dit „Gezalfde zijn" nu noemt de Hebreër in zijn schoone taal: Mesjiah-of Messiaszijn, en het is Israels onvergankelijke eere dat het dezen Messias verwachten en uit zijn vleesch-en bloed voortbrengen mocht.

Een Messias verwachten was toch nog iets anders dan een koning verwachten. Immers wie een Messias verbeidt, legt niet op de kroon, noch op het purper, maar op de zending van Godswege en op de verleening van de godelijke gaven nadruk.

Voor elk ander volk, dat een nationalen redder verwacht, is de zalving bijzaak.

Men zalft hem, ja, maar even, vluchtig, daarna eerst komt de redding door zijn moed en zijn beleid. Maar bij Israël is die zalving, dat Messias of Gezalfde zijn, hoofdzaak en het een en al, omdat Israël niet op wat volgen zou, maar juist eeniglijk op die goddelijke zending en die goddelijke begiftiging met de krachten van den Heiligen Geest het oog gericht hield.

Israël heeft niet een onder de vele gezalfde en gekroonde hoofden verwacht, maar den Gezalfde, den Messias, hiermee belijdende, dat allen die dusver gezalfd en en gekroond waren, zelfs een David, niet het ambt, niet de bediening van goddelijke

majesteit, niet de uitvoering van Gods heiligen wil brachten.

Hoezeer ook gezalfd, toch was in hen de zalving niet. Ze toonden de type, maar niet de wezenlijkheid. Die zou eerst in den Gezalfde, in den Messias komen. En dat deze naam Hebreeuwsch klinkt, moet zoo, omdat niet de andere volken, maar alleen Israël, het door God afgezonderde volk, het volk dat de kerke Christi in zich droeg, het volk dat type van het Koninkrijk der hemelen was, den Gezalfde van dit eigenlijk en wezenlijk Koninkrijk kon verwachten en baren uit zijn schoot.

En zoo is hij dan de Middelaar. Want Middelaar is niet ^^middelaar, maar meer. Middelaar is de mensch van wien God zich bij menschen bedient, om zijn raad uit te voeren. Buiten het Verbond gedacht heet dit Ambtsdrager en is hij de Verordineerde. Gezien alleen op de vereischte gaven om dit goddelijke regiment uit te voeren, heet hij de Gezalfde^ want de zalving „met den Heiligen Geest zonder mate" brengt hem als mensch die gaven en die krachten toe. Maar zet de Heere dit alles nu in den wettigen vorm van het Verhond, dan wordt deze Verordineerde en Gezalfde onze Middelaar,

Niet, omdat hij het tusschen God en ons weer zoo eenigermate bemiddelt en bijbrengt en in een draaglijken toestand herstelt. Dit ware den Verbondstroost vernietigen, want in het Verbond is de vrede door God Almachtig van meet af uit genade gesteld.

Maar Middelaar, omdat deze twee in het Verbond, God en de mensch, de Heilige en de doemeling, een Middelaar tot uitvoering der zaak behoeven. En ook deze Middelaar is niet door ons gepresenteerd, noch uit zichzelf opgekomen, maar door God zelf verordineerd en gezalfd.

Weg dus met alle ethische dwaling en de booze vondst der Vermittelun^s-'Ca& ologen, als zou Middelaar eigenlijk een soort •middelschakelh^& üAA& ïi. The missing link i) gelijk de Darwinisten zeggen. Hier dan, om de leemte tusschen de goddelijke en menschelijke natuur door een derde soort god-menschelijke natuur aan te vullen.

Al zulke phrasen zijn uitmuntend op heur plaats in de evolutietheorie van Darwin of in het proces der Pantheïsten, maar hooren in de Christelijke belijdenis niet thuis.

De kerk van Christus blijft met den Catechismus belijden, dat Jezus van God verordineerd en gezalfd is om onze Middelaar, onze Messias, de Hope van zijn volk te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's

De naam Christus.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 september 1887

De Heraut | 4 Pagina's