Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Als kaf van den dorschvloer!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als kaf van den dorschvloer!”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom zullen zij zijn als eene niorgenwolk, en als een vroeg komende dauw, die henengaat; als kaf van den dorschvloer, en als rook uit den schoorsteen wordt weggestormd. Hozea 13 : 3.

Er ligt een onbeschrijflijk diepe ernst in dat zeggen der Schrift, dat een mensch, die Jezus niet toebehoort, als kaf op den dorschvloer is.

Kaf is niet onnut, vuil, noch weg te vagen stof. Veeleer' is kaf eens bloeiend groen aan den halm geweest.

Er wierd in de opgeploegde voren tarwegraan door den zaaier gestrooid en de egge trok de voren weer glad. En toen broeide de zaadkorrel in den bodem der aarde; en uit die korrel sproot de kiem op; en die kiem schoot tot een halm omhoog; en aan dien top van den halm botte de aire uit, en in die aire geelde het kostelijk graan.

Daarna is de maaier op dat goudgeel graan ingegaan, en sloeg er den sikkel in, en bond het in schooven. En zoo kwam de schoove op den dorschvloer, en de dorscher sloeg er de graankorrels uit de hulzen. Toen lag het daar onderscheidenlijk, los de graankorrels, en daar om hetgeen van aire en halm was overgebleven, en dat overgeblevene was het kaf.

Straks komt de wanne, en kaf en koren liggen voor het laatst vereenigd op de gespannen vacht; en op die wanne blijtt dan het wichtig graan liggen en wordt in de korenmaat opgevangen, maar het kaf is te licht bevonden, en verstuift bij het schudden op den wind, of wordt straks in een hoek weggeworpen.

Eens heeft datzelfde kaf dus tier en sap gehad. Eens groende het aan den halm rijk en weelderig, en stal veel meer het oog, dan het graan, dat in de huls verborgen zat.

o, Hoe scheen, wat nu kaf wierd, toen schoon en sierlijk.

En nu, waartoe anders is het nut, dan om te verstuiven op den adem des winds, of met vuur verbrand te worden?

Er is meer nog.

Wat op den dorschvloer als kaf wegstuift, was aanvankelijk met het tarwegraan zoo innig dooreengevlochten. Ge kondt niet zeggen, waar het kaf uitscheê en het tarwegraan begon. Het was al aan één halm; saSm ééne plante. En niets scheen aan te duiden, dat het met kaf en koren een zoo geheel onderscheiden afloop zou hebben. Ze schenen lotgemeen; en toch op den dorschvloer heeft dat een einde. Dan komt er onherroepelijke schifting, en gaat het koren in de schuur en is het kaf voor het vuur.

Zooals Jezus het van die twee op den akker zei: »Twee zullen op den akker zijn-En de één zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden!”

Dat is de schriklijke schifting tusschen en kaf.

Die twee waren misschien een vader en een oon, een dochter en haar moeder. Twee, die ijeenhoorden; die elkaêr liefhadden en omtrengelden; die elkaêr hielpen en gesteund adden. Juist jooals het kaf het koren doet. ant, merk" er op, het kaf is de moeder en et koren de dochter. Eens heeft die huls en priet en halm het koren gedragen; aan het oren het sap uit de aarde toegevoerd; dat oren geschut voor de felle zonnestralen.

En toch zooals Jezus zei: »De ééne wordt angenomen, en de andere zal verlaten woren", zoo ook gaat het op den dorschvloer. e dorscher neemt het koren aan en brengt et in zijn voorraadschuur, en het kaf laat hij. Het kaf is voor den wind. Of als het voor en wind te wichtig is, wordt het straks een rooi der vlammen.

Toen de Heere bij Hosea van dat »kaf op en dorschvloer" sprak, gold zijn zieldoordrinend woord dan ook niet den KanaSniet noch den Tyriër, maar /jrrüJf/. Lieden, die het bondsegel droegen, gesprotenen uit Abraham, en die bij Dans en Bethels altaren nog zeer vromelijk voorden Heere Jehovah op de kniëen vielen, ook al symboliseerden ze Hem in een miniatuur-rund van goud.

Denk dus niet, het kaf slaat op de wereld en het koren zija wij. Van de wilde massa, die zichzelve op goddelooze paden verliest, is hier geen sprake. Lieden^ die brutaal-goddeloos zijn kunnen geen kaf heeten, want het kaf zit met het koren dooreengevlochten, en de ruwe, wilde wereld woont op mijlen afstands van de tente waar de aanbidders van Jehovah saamkomen.

Kaf en koren doelt altoos op menschen wier leven dopreengestrengeld is; aan wie men het zoo niet aan kan zien, dat de ééne koren is en de andere kaf. En het sterkst doelt dus dat vreeslijke zeggen van het »kaf op den dorschvloer" , op de hypocrietisch-vromen, di« onder de echte vromen vermengd en verstrengeld zijn.

Die mannen uit Israel, op wie Hosea in Jehovahs naam dat brandmerk van »kaf op den dorschvloer" zette, waren dan ook nog aanbidders van Jehovah, - alleen, ze dienden er den Baal bij.

Wel den Heere dienen, ... maar een aantrekkelijken afgod er bij. Gedeelde harten; gesplitste zielen; tweeslachtige en daarom huichelachtige «aturen. Neen, niet Jehovah geheel verlaten. Jehovah óók. Maar »atuurlijk dan moest Baal er b^ geduld worden.

En Baal nu, dat is de dienst van den lust, van het vleesch, van het geld, van al wat ijdel is en bekoort in de wereld.

En die zoo knielt voor Jehovah en toch zoo Baal nahunkert, die is kaf. Vlak bij het koren. Ermee dooreengevlochten. Tot het op den dorschvloer komt. En dan komt er de onnutheid van aan het licht. Dan gaat het ten vure!

Kaf en koren! Het legt de vraag van uw eeuwig in Christus verkoren zijn zoo snijdend aan uw hart.

Van der Groe gaf eens zijn Toetssteen uit der valsche en ware genade, om de onzekerheid weg te nemen. Hij zag tweeërlei gevaar. Tobbende zielen, die altoos vreesden kaf te zijn, en die den troost der verlossing diervem, daar ze toch koren waren. Maar ook anderen die er vast op gingen koren te zijn, en toch zoo vreezen deden dat ze kaf op den dorschvloer zouden blijken.

o, Het gezelschap der gezaligden in den hemel zal zoo veelszins anders zijn saamgesteld dan wij het ons hadden ingebeeld. Er zal er zoo menigeen bij zijn, van wie wij het nooit gedroomd hadden. Vooral uit de vroeg gestorven lievelingen zullen we bloemen ontloken zien, aan wier geur we ons nooit hadden verkwikt. Maar ook, er zal zoo meer dan één gemist worden, op wie wij bergen gebouwd hadden.

Als de Heere schift, is het zoo heel anders dan naar de schifting der menschen. De zeven duizend onder Achab, van wie Elia nooit iets gemerkt had. Och, wie zal zeggen, wat er soms bij reeds geloken oogen, nog tusschen het Eeuwige Wezen en de stervende ziel, eer ze stierf, om­ging !

Maar maant dit dan niet de gerusten in Sion, om weer telkens de verfrissching van hun zegel te zoeken? Maant het niet, om onder uw huis den grond, waarop het staat, eens nauwkeurig te bezien, of het wel de Rotssteen is, en niet die bedrieglijke zandgrond, die, als de waterstroomen komen, wegkruit, afslaat en verzinkt?

Ge zijt aan de plante vast, wel Ui maar dat was ook het kaf eens. Ge leeft dicht bij de vromen, maar doet dat ook het kaf niet bij het koren? Ge beschut Gods kerke; maar eilieve, heeft ook het kaf met zijn huls en spriet het koren niet gedragen ?

o, Denk toch aan den dorschvloer ! Dagen, weken, maanden lang tiert het stil en rustig op den akker. De sikkel ligt te roesten, de dorschvlegel is opgeborgen, en de wanne is vol stofs.

Het schijnt aan geen dorschen toe te komen. Maar, eindelijk, eindelijk breekt de dag des ongstes toch aan. En nu verandert opeens alles op den akker van gedaante. De rust heeft uit. De sikkel doet de halmen buigen. En in haaste dragen de maaiers schoof bij schoof uit. En nu viert de dorschvloer zijn triomf, en de schijn van het kaf heeft uit, en het koren wordt uitgescheiden, en het kaf verliest alle waardij. Bij busselen vol gaat het ten vure. De dorschvloer der geesten nu komt even

wis, als ook deze velden hun vrucht zullen voldragen hebben.

Dan is het de ure des oordeels. En dan zal de Zoon des menschen gtaan met de wanne in de hand, om Ztjn dorschvloer te doorzuiveren.

Lezer, hebt ge grond, vasten grond voor uw zekerheid, dat gij dan geen kaf op den dorschvloer, maar koren op de wanne zult zijn ?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's

„Als kaf van den dorschvloer!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's