Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De bokken van de schapen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De bokken van de schapen.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En voor hem zullen al de volken vergaderd worden, en hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. Matth. 25 : 32.

Er komt een dag des oordeels. Ons natuurlijk besef wil daar wel niet aan, en daarom stelt men zich dat vaag en zwevend voor, alsof er eigenlijk geen Oordeelsdag komende was. Maar al ons phantaseeren vermag niets tegen het stellige zeggen van den Christus: «Alsdan zal de Zoon des menschen zitten op den troon zijner heerlijkheid en voor hem zullen alle volken vergaderd worden en hij zal ze van elkander scheiden gelijk een herder de schapen van de bokken scheidt."

Zweef er dus niet om heen, zwerf er niet met uw gedachten van af, maar bid veelmeer om een luisterend oor, als Jezus van dien dag des Oordeels spreekt. Alleen een geesfeKjk oor kan het verstaan.

Ook hier wordt het beeld van den Herder volgehouden, en al de geslachten der menschenkinderen zijn voor dien van God bestelden Herder als ééne groote kudde. Maar die kudde is gemengd. Er zijn een gansch groote menigte schapen, maar een gansch heir van bokken in die kudde.

Lees wat er staat. Jezus zegt niet: schapen en rammen, maar schapen en bokken. En bokken zijn wat ieder jongen er onder verstaat, niet rammen, maar geitebokken.

In ons land vat men dat zoo niet, maar in een land van bergen als waarin én de Heere én zijn profeten omwandelden, vat ieder dat. Want in een land van bergen komt men telkens groote kudden tegen, eenerzijds van schapen en anderzijds van geiten. Die grazen dan bij elkaêren trekken saam uit, de heuvelen'en bergen langs. Maar als de herder met zijn dubbele kudde huiswaarts is gekeerd, dan gaat het niet in één kooi, maar moet voor de deur der kooi de kudde gesplitst worden, en gaan de schapen door het eene hek binnen en de geiten door het andere.

En zoo nu, zegt de Heere, zal het eens ook in den dag des oordeels yijn. Lang, eeuwen lang zullen de kinderen der menschen bij elkaar weiden en met elkander op den weg zijn. Maar eens komt het einde. En dan trekt alles huiswaarts. En bij de eeuwige woningen aangekomen, gaat het dan in tweeën uiteen. De schapen rechts, de bokken links. En de eeuwigheid zal ingaan.

Waarop doelt dit onderscheid ? Stellig niet, althans niet enkel, op het verschil tusschen het vrouwlijk en het manlijk geslacht. Zóó staan schapen en bokken niet tegenover elkander.

Wie van een kudde schapen spreekt, bedoelt niet alleen de wijfjes, maar de rammen er bij. Daarentegen wordt van het ander deel der kudde wel terdege het manlijk soort, de bok, als aanduiding van het soort gebezigd. En ongetwijfeld moet op die tegenstelling gelet.

Wie ooit zulk een kudde schapen met een kudde geiten en bokken onder elkaêr grazen zag, vat die tegenstelling dan ook met een oogwenk.

In die weidende schapen is stilheid, is zachtheid, is volgzaamheid, is een toon van ernst. Langzaam bewegen ze zich voort of liggen rustig hij de beke neder. En zulk een kudde van grazende of herkauwende schapen geeft u het toonbeeld van rust en aanhankelijkheid en ernst in het gemoed.

Maar heel anders is het met de kudde geiten en bokken.

Die springen en stoeien en spelen eindeloos. Ze steigeren op de achterpooten, en hebben er lust in, om met de hoornen te stoeten. En in de vlugge, sierlijke wijs, waarop ze half steigerend den gehoornden kop ombuigen, om in het neervallen den stoot toe te brengen, geven ze u het toonbeeld van speelschheid, van trots en ijdelheid tegelijk.

Het is zoo, ook onder de schapen ziet men soms een verwoed stoeten tegen elkaêr in, en soms kunhen ook de geiten en bokken vredig saam neerliggen, maar als ge naar aard en karakter de twee uiteen houdt, is het verschil toch sprekend en in het oog loopend. In die eene kudde stilheid, zachtmoedigheid en ernst. Die andere woelig, trotsch en speelsch. De tegenstelling is in de natuur zelve, o, zoo scherp en duidelijk geteekend.

En zoo zullen dan eens voor den Zoon des menschen, en op zijn woord, de kinderen en geslachten der menschen uiteengaan.

Eenerzijds die allen, die, o, zoo speelsch én gtildg het "leven doorsprongen. Die woelige, drukke, rustelooze menigte. Die altoos de hoornen op den kop gereed hadden om van zich af te stooten, en altoos steigerden in hun ijdelheid en trots.

En anderzijds die anderen, onder wie ook dat stooten en woelen wel voorkwam, maar als uitzondering, en die in den regel stil en ernstig huns weegs gingen; en vrede op het gelaat vertoonden; en iets bleken te beseffen van den ernst des levens, Lieden, die zich stooten lieten en zachtmoedig bleven. Voor zich uit gaande, gelijk schapen achter den herder gaan.

En nu weet ik wel, dat zulk een spelende, steigerende, stootende bok veel aardiger schijnt en ons natuurlijk gevoel meer toespreekt; en ook wel dat een schaaf te zijn, in het oor der wereld een klank van verachting heeft. Zoo dom en zoo onnoozel, zoo sulachtig, dat men er alles meê doen kan.

Maar ik weet ook, dat dit in Gods heilig Woord gansch anders uitkomt.

Daar heeten de bokken die fiere, trotsche, speelsche koningen en machtigen, die in onderdrukking lust hadden. »A1 de bokken der aarde", zooals ze in Jesaja XIV heeten. Terwijl omgekeerd die ééne, die heilige, die Immanuel, die Trooster onzer ziele, niet als een bok komt methoornen van macht, maar als »een Lam, dat de zonde der wereld wegneemt", en als »een Schaap dat stom is voor dien, die het scheert."

Tegen de bokken staat de Heilige Geest in het Woord, om hun overmoed, om hun kwaaddoen, om hun speelschheid, altoos over; maar »schaap te zijn", is naar de ingeving des Heilige Geestes het hoogste: Schapen zijner weide, schapen van den eenigen Herder, schapen die de stem van den goeden Herder kennen. En terwijl de bokken worden uitgeroeid, is het voor de schapen zijner weide, dat die Herder zijn leven stelt. En de Vader zelf strekt de hand zijner eeuwige Ontferming uit en hoedt ze, en niemand kan ze rukken, de wolf niet en Satan niet, uit de hand van dien Vader.

En daarom daal toch een iegelijk in uw hart, in de diepte van uw wezen in, en doorzoek en onderzoek, aan welke dier beide dierennaturen ge het meest gelijk zijt. Aan den stootigen, speelschen, woeligen bok, of aan het stille, zachtmoedige, rustige lam!

Niet naar uw temperament vraagt de Heere daarbij; niet naar uw inborst en aanleg. De Heere, die te Kana wijn Voor de bruiloft schonk, veroordeelt de vreugde en vroolijkheid des harten niet. Humor vloeide.vaak van zijn eigen lippe.i. Er is een tijd van weenen, o, gewisselijk, maar met nadruk stelt de Schrift er een tijd om te lachen naast.

Neen, de vraag gaat veel dieper en dringt tot den wortel van uw wezen door. En daar, in dien wortel, is een ieder een bok, een speelsche, woelige, stootige bok van nature. Dat is der zonde aard en de speling van het verderf in ons.

En zóó diep wortelt die booze aard in ons gemoed, dat niemand van nature den vrede, den ernst, de zachtmoedigheid van het lam bezit, tenzij dan dat het Lam van God tot hem zij gekomen en in zijn ziele geopenbaard zij.

Alleen wie den heelde van den Zoon van God, d. i. aan het Lam dat de zonde der wereld droeg, gelijk wierd gemaakt, zoo niet in voleinding dan toch in beginsel, is bij de

De schapen in den dag des oordeels zullen alleen zij zijn, die het beeld van het Z^w God vertoonen, en al de anderen gaan als bokken ter zij.

Hoor het maar aan de uitkomst.

Tot die ter reehterzijde is het: Ik uw Jezus ben naakt geweest en hongerig in mijn armen en voorzooveel gij mijn armen gekleed hebt en gevoed, hebt ge Mij beschut voor de koude en voor den honger behoed!

Tot de armen van den Heere Jezus, en to zijn hongerigen voelden ze zich aangetrokken en toch, ze dachten er niet bij: Dat heb ik nu voor den Heere Jezus gedaan.

Neen, stil, zonder vertoon, zonder inbeelding van hun goede werken zijn ze het Lam God nagewandeld.

Maar daarom juist is hun stille ernst en hun teedere zachtmoedigheid ter gedachtenisse voor God opgeklommen, en in den dag des oordeels, dan zal 't de Zoon des menschen toonen, dat hij het zag en van elk schaap zijner kudde weet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's

„De bokken van de schapen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's