Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over wat noodig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over wat noodig

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 2 December.

Over wat noodig is om de kerk van Christus zichtbaar te doen zijn, bestaat blijkbaar eenig misverstand. Sommigen stellen het voor, alsof de kerk van Christus eerst zichtbaar wierd door haar bestuur. Anderen alsof ze eerst optrad in haar ambten. Terwijl toch metterdaad de goed Gereformeerde theo'ogen vanouds een heel andere opinie hadden.

Zoo gaf Doe. Van Velzen in 1837 J^ogmaals het schoone boekje van KOELMAN over het ambt en de plichten der ouder' lingen en diakenen uit, en daarin lezen we op blz. 17 dit:

»Sommige dingen zijn voor de kerk noodig tot haar wezen, gelijk belijdenis des geloofs en gehoorzaamheid aan Christus, volgens het Evangelium; andere dingen zijn noodig tot het welwezen van de kerk, gelijk herders, ouderlingen en diakenen."

Koelman spreekt dus rondweg uit (en Doe. Van Velzen verspreidde terecht die meening) dat zeer zeker de ambten tot het welwezen der kerk behooren, maar dat toch de kerk er wel terdege is, ook al ontbreken ze. Hij noemt toch als haar teeken van openbaring o. a. de belijdenis. En nu belijdenis is een stuk niet van de onzichtbare, maar wel terdege van de zichtbare kerk. Wil men de openbaring der zichtbare kerk zich eenigszins ordentlijk voorstellen, dan zal men te letten hebben op deze punten:

Ten eerste. In den uitgebreidsten zin openbaart zich de kerk zichtbaar door den heiligen Doop. Het Sacrament is uif zijn'aard niet onzichtbaar, maar een zienlijk teeken; juist bestemd om een ^/^zienlijke zaak uit te drukken en dus te openbaren. Elk voorstander van onze „Drie formulieren van eenigheid" moet dit toestemmen, want én de Confessie én de Catechismus spreken dit zoo klaar mogelijk uit.

Ook blijkt het overduidelijk uit het Formulier om den heiligen Doop te bedienen aan de jonge kinderen der geloovigen. Immers in dit formulier komen deze jonge kinderen voor, als dezulken die ondersteld worden in de onzichtbare kerk reeds in te zijn. Er staat toch dat ze aangeboden worden, „als zijnde in Christus geheiligd" en dies „leden van zijn gemeente", en dat ze cils zoodanig behooren gedoopt te worden. Ze worden dus geen leden door hun Doop. Maar omdat ze reeds als leden der gemeente beschouwd wierden, daarom ontvingen ze den heiligen Doop. Dit slaat nu natuurlijk niet op de zichtbare kerk, want daarin treden ze pas door den heiligen Doop op. En nu worden ze als ondersteld zaad der kerk door het Sacrament, d, i. door het zienlijk teeken in de zichtbare kerk ingelijfd.

Zoo oordeelen alle Gereformeerde kerken. Hier is dus een vast uitgangspunt. De Mennonieten en Baptisten oordeelen anders, maar hün gevoelen wordt door de onzen dan ook steeds verworpen.

Hieruit volgt dus, dat de wijdste kring van de zichtbare kerk even ver als de heilige Doop strekt. Overal, waar de heilige Doop aan de kinderen wordt toegediend, is erf van de zichtbare kerk van Christus.

En dat alle Gereformeerde kerken dit ook feitelijk zoo opvatten, blijkt daaruit, dat ze den heiligen Doop erkennen, ook l is die bediend door Roomsche pastoors, Grieksche popen of wie ook. Een enkel maal rijst de vraag of de Modernen wel gedoopt hebben, omdat ze vaak vreemde ormules gebruiken. Maar zoover de zich oemende kerken nog de Schriftuurlijke forule bezigen, heeft men er onzerzijds ooit aan gedacht om over te doopen, ook l was, gelijk bij de Roomschgezinden, het acrament door veel bijkomstigs onzuiver emaakt.

Nu van tweeën één dus: Men erkent den oomschen, Griekschen, Koptischen, Nesoriaanschen, Lutherschen Doop, of men rkent dien niet.

Erkent men dien niet, dan is men een Doopersche", een Baptist, en valt uit uit en kring der Gereformeerden. Of wel, men blijft Gereformeerd en erkent ien Doop, als waarachtiglijk in den Naam an den Drieëenigen God toebediend, maar rkent dan ook hiermede, dat de Drieëenige od ook in die kerken zijn belofte nog laat oorwerken onder al het bederf der bedoren en valsche kerkbesturen door.

En overmits nu hier te lande alle Gereormeerde practijk steeds was en is en zal lijven, om niet te herdoopen, zoo ziet men at een goed Gereformeerde feitelijk erkent, at de kerk van Christus op aarde, hoe lauw en verdwijnend ook soms, toch nog ltoos zichtbaar is, waar de heilige Doop n den Naam van den Drieëenigen God n stand bleef.

Ten tweede wordt deze kring van de ichtbare kerk enger door het tweede ^•«Vwijk teeken of Sacrament, dat de Heere ezus heeft ingesteld, t. w, dat van het eilig Avondmaal.

Immers, waar een jong kind lijdelijk is n het eerste Sacrament, is de volwassene andelend in het tweede. Bij het heilig vondmaal komt de gedoopte belijden. Het is daarom zoo dringend noodzakeijk, dat we de .Synodale vervalsching vaen laten en niet meer spreken van „aaneming van lidmaten", maar het steeds oemen: een toetreden of toelaten tot et heilig Avondmaal.

Heel het stelsel der Synodale reglemenen is antischriftuurlijk. De Doop is in die eglementen een plechtigheid om den ouers op het hart te drukken, dat ze hun inderen toch goed zullen opvoeden. Daarom ordt men eerst later lid der kerk door^^ anneming. En bij die aanneming komt an het Avondmaal als een aanhangsel bij. In dit stelsel is de Christus weg, en eg zijn Woord, Het is al collegiaal kerkecht en humanistische plechtigheid tot erstikkens toe. De mensch doet er alles, e Heere is er niets. Er is geen Sacraent meer.

Maar onze Gereformeerden leeren dan ok heel anders: i", dat men in de kerk in s door een daad Gods; 2". dat men in de ichtbare kerk wordt ingelijfd door den eiligen Doop; 30. dat men in die zichtare kerk persoonlijk handelend optreedt oor toe te treden tot het heilig Avondaal; en 4". dat men alvorens daaraan te omen, den Heere belijden moet.

Strekt dus de zichtbare kerk zoover als de heilige Doop strekt, toch komt de zichtbare kerk klaarder uit en v/ordt beter waarneembaar, zoo men het heilig Nachtmaal zijn werking doet hebben.

Dat is het tweede „sienlick teecken" door den Heere verordend om zijn kerk te openbaren.

Waren nu alle gedoopten bij hun opwassen tot éénzelfde belijdenis gekomen, dan zou heel de zichtbare kerk slechts één kring vormen, en Doop en Avondmaal even ver reiken.

Maar dat is niet zoo. Er \s verschil van belijdenis gerezen. En dit verschil van belijdenis nu was oorzaak, dat de ééne groote kring der zichtbare kerk, in haar algemeenheid of catholiciteit genomen, allengs gedeeld is in onderscheidene kleinere kringen, elk met een eigen belijdenis als band en middelpunt. Zoolang dat verschil in belijdenis aanhoudt kan heel de zichtbare kerk van Christus niet als één lichaam in de wereld optreden, maar is ze genoodzaakt tot haar smaad op te treden in gedeelde kringen. Vandaar dan ook dat deze kringen zich altoos om het Sacrament des heiligen Avondmaals geplaatst hebben, en alleen ter oorzake van dit Sacrament in belijdenis uiteen zijn gegaan.

Niet de belijdenis op zich zelve genomen splitst, maar alleen de belijdenis in verband met het Sacrament des Avondmaals. Men weet dan ook, hoe het ons met Rome zat in het verschil over de Mis, en met de Lutherschen in het verschil over de Consubstantiatieleer, waarin zich alle strijd saamtrok.

Op. de Mis hebben we met Rome gebroken, en op het »Dit is mijn lichaam" brak men te Marburg met de Lutherschen. Vandaar komt het dan ook, dat én onze Confessie én onze Catechismus zoo zeer breed over het heilig Avondmaal spreken, en het is een veeg teeken, dat zoovelen dat thans niet meer verstaan, en vragen, hoe men toch zoo onzinnig kan zijn om over de Sacramenten zoo te haspelen.

Een volgend maal willen we nu aantoonen hoe het met het »zichtbare der kerk" in zake de ambten en het bestuur staat. Dit zou ons thans te ver leiden. Ditmaal was ons doel slechts, om de noodlottige idéé van de Collegiale Canonici, alsof de zichtbaar wordende kerk naar de besturen moest afgemeten, in haar ongeestelijken wortel te doen uitkomen.

JSTeen, waarlijk, da Heere Christus wacht niet tot een bestuur zijn kerk zichtbaar make. Hij heeft zelf de ïsienlicke teeckenen" ingesteld, waarnaar dit zichtbaar worden uitkomt, en heeft daartoe verordend: i". het Sacrament van den heiligen Doop, en 2^. het Sacrament van het heilig Avondmaal.

Och, dat v/e in de kerk van onzen Heere Jezus Christus toch zijn maatstaf weer mochten opnemen, en een weg mochten betreden, waarop zijn teekenen ons tot wegwijzer zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's

Over wat noodig

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's