Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„ Neit onszelven te behagen !”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„ Neit onszelven te behagen !”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar wij, die sterk zijn, zija schuldig de zwakheid der onsterken te dragen, en niet ons zelven te behagen. Rom. 15 : I.

Al wat Gods volk bezit, is gegeven goed, en goed, gegevendoor een God, die in zijn geven vrijmachtig is.

Vandaar, dat het goed, dat Gods kinderen bezitten, zoo ongelijk verdeeld is. Hadden wij er de beschikking over gehad, wij, menschen, zouden nauwkeurig gelijke portiën hebben gemaakt en aan ieder, op een haar af, evenveel hebben gegeven. Dan zou elks bezit even groot, elks weelde even rijk zijn geweest. Niet een zou iets boven den ander voor hebben gehad.

Er zou geen onderscheid zijn geweest. Maar zoo doet God de Heere niet. Hij schiep zijn starrenhemel aan het firmament op zulk een wijs, dat de eene star in helderheid en glans verschilt van de andere. Zóó, dat wel alle starren flikkeren, maar de schittering bij niet twee starren volkomen gelijk is.

En zoo nu ook schept Hij zijn volk zóó, dat wel al de kinderen zijns volks glans kunnen geven, maar dat toch een Abraham heeï anders dan Isaak, Mozes veel sterker dan Aaron schittert, en de glans van een Amos bij de schittering van een Jesaja schier verbleekt. Het is de gelijkenis van de talenten. Er zijn er die slechts één, er zijn er ook die vijf, er zijn er die tien talenten ontvingen. Niemand gaat met ledige handen uit, maar geen twee ontvangen evenveel.

Zoo is er ook in deze geestelijke schepping weelde van verscheidenheid, schakeering van tint en geur schier eindeloos. Elke bloem tnet een eigen schoonheid, maar de leHe anders dan de roos, de roos anders dan het klein viooltje. En zoo ook in Gods heerlijk huis één die Priesterlijk dienen mag, een ander als Leviet geroepen, en weer een ander die Dorpelwachter is aan de poort.

Dat geestelijk verschil in aandeel aan het geestelijk goed komt dan ook in elke kerk aan alle plaatse, waar de Heere zijn volk vergaderd heeft, uit. De een kan bidden met een wegsmelting

der ziele, dat hij als ingedragen is door de poorte van het hemelsch Jeruzalem, en de ander stamelt van verre en vindt zijn - woorden niet.

De een is rijk met sieraad van teedere liefde gesierd, dat er innigheid in al zijn gang, warmte in al de uiting van zijn hart, heilig enthousiasme in al zijn woord geurt, — en die ander naast hem is koel van aard, in vorm afgemeten en in zijn sprake schijnbaar zonder gevoel. De een heeft het kleed der nederigheid ten voeten uit om zijn leden hangend, dat het klein zijn hem wellust is en heel zijn verschijning u inneemt, — en die ander moet elk oogenblik zijn hoog oog opzettelijk neerslaan, en op zijn hoede zijn tegen drift.

De een is als wonende in het Woord en leeft er uit en spreekt er uit, - — en die ander leest het ook wel telkens, en nochtans, als de vrucht eens dertigvoud mag zijn, is hij al dankbaar; aan zestig-of honderdvoud komt hij nooit. En zoo zijn letterlijk alle gaven verschillend. De een rijk aan macht om te vermanen, terwijl een ander nauwelijks ooit iemand aan durft spreken. De een machtig om offerande te brengen, terwijl de ander met moeite tot dezen dienst des altaars komt. De een overvloeiende in schuldbesef en daarom met volle teug uit de Fontein des heils drinkend, de ander slechts amper wetend hoe hij doemschuldig in Adam ligt.

De een in den geloove alles aandurvend, vol moed en vol hope, maar de ander niet dan schoorvoetend voortstrompelend. Och, alles verscheiden, telkens weer anders, in diepte en hoogte, in breedte en lengte van genadebedeeling. De een is oor, een ander oog, maar er zijn er ook die slechts als de voet zijn, die langs de aarde schuifelt. Zangers in het choor, maar ook houthakkers en waterputters. Elia's, Jeremia's, Petrussen en Paulussen, maar ook Nathanaels die van verre staan, een Vrouw die slechts even den zoom van Jezus' kleed aanraakt, Kananeesche vrouwen die met een kruimke van 's Heeren tafel, o, zoo rijk zijn.

Voor wie is dit nu het gevaarlijkst ? Ongetwijfeld steekt er gevaar in het hebben van zeer kleine gave. De man van het ééne talent, die het in de aarde begroef, toont het. Maar toch veel gaven, veel sieraad, veel talent bezitten is nog, o, zooveel bedenkelijker. Immers zoo ge het ver in vroomheid bracht, ligt altoos de zonde, om er uzelf in te behagen, voor de deur van uw hart. Geestelijke hoogmoed is voor die vreeslijke zonde nog veel te zwakke naam. Geestelijke hoogmoed, dien ge zoo telkens riekt, als ge mannen of vrouwen van wezenlijke diepte des gebeds en onloochenbare teederheid des levens en rijke kennisse en overvloedige offerande, het aanziet, dat ze met hun vroomheid zijn ingenomen, als een pauw met zijn vederen, zoo de glanzige tinten van hun vroomheid in het zonlicht schitteren doen, en zoo blijkbaar zich hoog en zeer hoog verheven gevoelen boven die karig bedeelden, die armelijk versierden, die dorpelwachters en waterdragers aan Gods huis.

o. Die geestelijke hoogmoed is zoo de natuurlijke zonde van de »sterken" onder Gods kinderen, aan wie veel gegeven is; en lieden die weinig vroom sieraad ontvingen, kunnen zich geen denkbeeld maken, hoe sterk en machtig deze verlokking van geestelijke zelfverheffing voor die sterkeren zuigt. Maar God weet het. Hij, die ook in zijn Koninkrijk gewild heeft dat die geestelijk rijken en die geestelijk armeren elkaêr ontmoeten zouden, en ze daarom beiden heeft gemaakt.

En zie, juist daarom komt de Heere nu in zijn Woord den rijkelijk met vroomheid begiftigde zoo ernstig tegen , om hem aan te zeggen, dat hij zijn overvloed aan geestelijk goed volstrekt niet ontving, om zichzelf te behagen, maar om juist de zwakkeren te dienen en zijn God in dat dienen van de zwakkeren te verheerlijken.

Als een klein kind op stoep staat, maar niet bij de bel kan, en gij zijt grooter en komt voorbij, dan hebt ge niet dat kind te verachten, en te denken: »Wat ben ik, groot mensch, toch groot", maar dan hebt ge uw hand uit te steken en te bellen, en dan loont u de dank van dal geholpen kind.

Als een schip op zee in nood verkeert, en er is er een, die verstand heeft van een schip te sturen, en een ander van een stoomwerktuig te bedienen, en een derde om tegen den storm in, hoog in het want te klimmen, terwijl er een schare van machtelooze passagiers om hen staat, dan hebben die kundige mannen niet te stoffen op hun knapheid, maar dan moeten ze sturen, stoken en klimmen, om die hulpelooze lieden er levend af te brengen, en als de nood aan den man komt, 'gaat een goed kapitein het laatste van boord. En zoo ook moet het in Gods huis toegaan. Om meê te pronken, gaf God nooit iets aan iemand. Alles is tot stichting gegeven. En stichting wil zeggen, dat wie een gave heeft, die kreeg om er meê te helpen wie die gave mist.

Ook zoo is dit voor die rijker bedeelden nog een heerlijke genade en een rijke eere. Maar zoo ze het ooit in den zin kregen, om die gave te gaan misbruiken voor eigen roem en verheffing; zoo ze met hun weelde aan vroomheid en gebed en teederheid en toewijding andere minder bedeelden gingen drukken in stee van die op te heffen, zou God brandkoorn op hun geestelijken akker uitzenden en de distel zou er in opslaan.

Immers in zulk misbruik liggen drie zonden tegelijk, die men zoo vaak onder 's Heeren volk begaan ziet. De zwakkere, die alleen niet loopen kan, krijgt den steun niet, dien God voor hem bestemd had, en blijft liggen.

De sterkere, die zijn gave afgeven moest, maar ze voor zich houdt, wordt geestelijk topzwaar, en valt. En God de Heere, die er eere van hebben moest, blijft van zijn eere verstoken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's

„ Neit onszelven te behagen !”

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 december 1887

De Heraut | 6 Pagina's