Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het was een goede gedachte,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het was een goede gedachte,

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was een goede gedachte, in Be Roeper nog eens de aandacht te vestigen op het bekende feit, dat meerdere godgeleerden, en met name Brakel, indien de kerken op hun advies hadden willen afgaan, de Gereformeerde kerken zouden hebben overgehaald, om geen enkelen anderen Doop te erkennen, dan die in Gereformeerde kerken door Gereformeerde leeraars was toebediend. Hoogstens met voor de Luthersche kerken eenige schuchtere en incünsquente uitzondering!

Gelukkig echter heeft hun invloed overmocht. niet

De eigenlijke Doopers of Baptisten en Mennonieten uitgezonderd, heeft nog niet eenige kerkengroep van beteekenis zich ooit in eenige meerdere vergadering tot het doopen van wie zich als reeds gedoopt aanmeldden, laten verleiden.

En met name heeft ook de Christelijke Gereformeerde kerk hier te lande, hoewel er aanvankelijk wel eenige bedenkelijke neiging bestond, toch ten slotte aan deze verzoeking weerstand geboden, en haar trouw aan de XII Geloofsartiken, dat er is „ééne algemeene Christelijke kerk" (ook in het zichtbare) gestand gedaan.

Overmits nu in ons betoog over den heiligen Doop met niets anders gerekend is, dan met hetgeen onze Formulieren belijden en in de officieele practijk der kerken openbaar i.s, hebben we voor dit betoog ons bij de aanhalingen uit Brakel en anderen dan ook ook niet verder op te ouden.

Door zelve den Doop der Roomschgezinen wel te erkennen, heeft ook de Chriselijke Gereformeerde kerk ons tegenover rakel gelijk gegeven; voorts mag immers onersteld, dat ooik De Roeper er niet over denkt m tegen dit wijs en echt Katholisch beluit zijner eigen kerk te reageeren.

Toch is de opmerking van De Roeper e zeer tersnede, om ze eenvoudig aan te emen voor notificatie.

Neen, ze verdient ten volle de aandacht.

Immers er blijkt ten duidelijkste uit, dat ok in de belijdenis onzer kerken omtrent et onderling verband tusschen kerk en oop nog een leemte overbleef.

Helder en krachtig is door onze Hervorers de zuiverheid van den Doop als zege

des Vcrbonds tegenover Rome, en niet minder klaar en beslist den Kinderdoop tegenover de Dooperij beleden, maar het verband tusschen het mysterie van den Doop en het mysterie van de Kerk is niet op genoegzaam duidelijke wijze bloot gelegd.

Verwerpen kon men den heiligen Doop der Roomsche kerk niet, want dan hadden Luther en Calvijn moeten beginnen met zich te laten herdoopen, en juist dit is het, wat ze inde Wederdooperszoo streng en zoo onvoorwaardelijk hebben afgekeurd.

Hierdoor was practisch de vraag beslist, en wierd alzoo een toestand geboren, die voorgoed en voor altoos de verwerping van den Doop der Roomschgezinden afsneed.

Had toch ooit eenige kerk of eenige synode den Doop der Roomschen willen verwerpen, dan zou hiermee aan heel het geslacht onzer Gereformeerde en evenzoo aan dat der Luthersche vaderen de Doop ontroofd zijn; zij zouden ongedoopt ten grave zijn gedaald; van het zegel des Doops verstoken zouden ze een reformatie der zichtbare keric begonnen hebben, zonder zelven in die zichtbare kerk te zijn ingelijfd; zij ' zouden ongelijk, de Wcderdoopers op dit stuk gelijk krijgen; kortom, met heel ons beste verleden uit zijn meest geestelijke periode zou te breken zijn.

En toch, hoe vasc het ook sta, dat geen Gereformeerde kerk ooit dien noodlottigen stap wagen zal, toch hapert er iets.

Hoe sterk men ook gevoelt, dat tot geen andere conclusie kan, noch mag worden gekomen, toch zou men zoo wenschen, dat een gewijzigde conclusie mogelijk ware.

Er is iets in, waartegen zeker waarheidsbesef in ons gemoed opkomt.

Dar beseft de eenvoudige geloovige, zonder te weten, waar de moeielijkheid zit. Dat spraken Brakel en anderen dogmatisch uit, toen ze tot hun bedenkelijke conclusiën kwamen. En datzelfde is het, wat ook thans door enkelen onder de geestverwanten van De Roeper gevoeld wordt, die, in het minst niet uit zucht tot tegenspraak, maar om een belang, dat ze niet onder woorden kunnen brengen, zich niet dan met moeite in zake den heiligen Doop gewonnen geven. Natuurlijk kan, noch mag hierbij de - .itweg ingeslagen, die aan Het Noorden een oogenblik bekoorlijk scheen. Te zeggen, dat zulk een door ketters toebediende doop eerst later Doop wordt door de belijdenis van den gedoopte, is een betreden van het Roomsche pad. Immers, dat is het juist, wat Rome met zijn Sacrament van het Vormsel doordreef, en waarom Rome wilde, dat elk gedoopt kind, als het tot jaren van onderscheid was gekomen, nogmaals door den bisschop zou gezalfd worden met olie. Zelfs ligt dan in de Roomsche voorstelling altoos nog iets verkieslijks, naardien het Vormsel iets is, dat bediend wordt aan den gedoopte, terwijl in de voorstelling van Het Noorden de gedoopte zelf eigenlijk zijn doop tot wezenlijken Doop zou maken. En waarmaker van den heiligen Doop, dit belijdt immers Het Noorden van harte met ons, is niet de gedoopte, maar de Driéëenige God.

Men zal daarom o. i. wél doen, met niet langer te tornen, aan wat in de belijdenis van den heiligen Doop én door de historie onzer vaderen, én door onze Formulieren, én door de volstandige practijk aller kerken, eens voor altijd is uitgemaakt. Niet, om nu voorts over zijn bezwaren heen te stappen. Dit mag nimmer. Neen, maar om ae alsnu helder en duidelijk te tormuleeren. En is dit geschied, zich met Gods Woord voor oogen de vraag te stellen, hoe deze bezwaren moeten worden opgelost. Dan kan daarop gepeinsd; dan kan hiervan studie gemaakt; dan kan het belang van den heiligen Doop den geloovigen gemeenteleden nader aan het harte komen; en rijpt dan eenmaal de tijd, dat er weer eens een Synode daagt die zedelijk en geestelijk recht bezit, om in naam des Heiligen Geestes te spreken, dan zal ook deze knoop ontbonden worden en ook deze stoornis verdwijnen uit ons kerkelijk belijden.

Nog een andere opmerking voegen we hieraan toe, rakende de autoriteit, die zoo vaak aan Brakel en andere godgeleerden moet worden toegekend.

Dat Brakel hier afzonderlijk genoemd wordt is om den geheel eenigen roep, dien hij onder allen nu nog bij ons volk bezit. Brakel dankt dit aan drieërlei omstandigheid. Ten eerste is er bijna geen ander onder onze oude godgeleerden, die zoo weinig schoolsch en geleerd, en zoo met kennis van het volk voor het volk geschreven heeft. Ten anderen, evenaren weinige godgeleerden hem in geestelijke, bevindelijke kennis, waarvan een geur door al zijn werken trok. En eindelijk mag niet vergeten, dat Brakel, meer dan één hunner, voor de verdediging van de rechten des Gereformeerden volks geleden en gestreden heeft.

Toch dient ernstig gewaakt, dat het vereeren van den mensch nimmer bij onze Gereformeerde kerken insluipe, en noch onder de tijdgenooten noch onder de verstorven vaderen aan iemand ooit zoodanige autoriteit zou worden toegekend, als dreef de kerk op de autoriteit der personen.

Vooral met onze godgeleerden né. de worsteling, die zich in Dordrechts Synode concentreerde, moet men hiermee voorzichtig zijn.

In Brakels dagen had de historische studie reeds merkbaar afgenomen. De stukken der belijdenis kwamen lang niet meer voor in die breede opvatting, die ze inde dagen der Reformatie hadden. Met Rome was afgerekend. De Dooperije was overwonnen. Waartoe zou men dan nog telkens in deze diepte zijn afgedaald?

Dit noopt om bij het gebruik van deze godgeleerden altoos zekere omzichtigheid in acht te nemen, zoedra ge toekomt aan de Slchn^ vZTZ: . %^ "^Xt^ Reformatie in gescnu kwamen. En wilt ge daarop voor uzeiven het voile, klare licht laten valien, dan moet ge niet bij Brakel en ook niet bij Comne te leer gaan, maar de geschriften ult die ontzaglijke worsteling voortgekomen' zelf opslaan.

Zoo, om maar één voorbeeld te noemen, wie ooit van nabij bezien heeft, wat in de eeuw der Hervorming met de Wcderdoopers uitgestreden is, die kan zich zelfs geen oogenblik ophouden, bij wat Brakel en k Marck over den ketterdoop zeggen, maar voelt terstond, dat beiden meer formeel en uitwendig de zaak bespreken, dan dat ze ook maar van verre zouden gegist hebben, wat er meê samenhangt.

Studie, studie! o. Er is weer zooveel godgeleerde studie noodig!

Niet alleen om de ons overgeleverde belijdenis wel te verstaan, maar ook om voor de toekomst een antwoord op nog hangende vragen voor te bereiden.

Men heeft het nu zoo lange dagen, o, met zulk een ongenoegzaam beetje, tamelijk oppervlakkige kennis gedaan.

Dit is ook een zonde der kerk.

En een zonde, die haar eigen straf met zich brengt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Het was een goede gedachte,

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's