Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet genoeg kunnen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet genoeg kunnen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet genoeg kunnen we ons geluk wenschen, dat het vraagstuk der kerk thans 200 van alle zijden bezien wordt.

Zóó eerst komt men uit de onklaarheid uit en daagt er helderheid en licht. Zoo komt nu ook de heer docent De Cock in De Bazuin de grenzen der zichtbare kerk bespreken, en njaakt desaangaande gewichtige opmerkingen. Zoo zegt hij ten eerste, dat de Doop s: een sienlick teeken is. Hoor slechts:

Niets schijnt echter eenvoudiger dan de bewering dat alle gedoopten tot de zichtbare kerk behooren, dewijl de doop door velen gezegd wordt het zichtbare teeken te zijn waardoor de Christenen van de Joden, de Heide

nen en de Mohamedanen zijn onderscheiden. En deze gansch eenvoudige redeneering zou ook waar zijn, indien de doop als zichtbaar teeken een voor allen merkbaar en zichtbaar blijvend' teeken ware. Maar zichtbaar is de doop niet. Men kan het niemand aanzien of hij gedoopt is of niet. En het is niet de doop, maar de belijdenis die de Christenen van de

Joden en alle niet-Christenen scheidt. Een Jood en Heiden, die belijdt in den Christus te gelooven, zal op grond van zijne belijdenis worden gedoopt en zelfs vóór zijn doop door Joden en Heidenen een Christen worden gescholden en door de Christelijke kerk als een Christen worden erkend. En omdat hij erkend wordt een Christen te zijn, wordt hij door belijdenis en doop — niet door doop en belijdenis, maar door belijdenis en doop — inden schoot der Christelijke kerk opgenomen.

Hiertegenover stellen wij: i". Onze Confessie Art. 33, waar staat: „De sacramenten zijn zichtbare waarteekenen en zegelen van eene inwendige en onzienlijke zaak"; 2". Vr. ()6 van den Heidelbergschen Catechismus: „De sacramenten zijn heilige, zichtbare teekenen en zegelen"; en 3". de vaste en stellige uitspraken van alle reformatoren, die het sacrament nooit definieeren, zonder er altoos bij te voegen, dat het een sienlick teecken is. Nog aan het slot van zijn eigen artikel erkent de heer De Cock het zelf. Toch is het duidelijk, hoe de heer docent De Cock dit desniettemin toch weer ontkennen kan. Hij meent namelijk, dat door ons bedoeld was een voor ieder zichtbaar teeken, en nu merkt hij zeer terecht op, dat de Doop niet voor ieder zichtbaar is, want dat het merkteeken van den Doop niet op ons voorhoofd merkbaar is.

En nu heldert alles zioh op. Onder zichtbare kerk verstaat de heer docent De Cock, de kerk die door een ieder gezien wordt. En dan, dit geven we grif toe, maakt noch de Doop noch eenige andere zaak de kerk openbaar. Ook niet de belijdenis, gelijk hij waant; want van zeer weinig menschen kom ik de belijdenis te weten. Een belijdenis ziet men iemand ook niet aan.

Bovendien hing het, gelijk docent De Cock wil, aan de belijdenis, dan zou zichtbare kerk al een zeer slechte naam zijn, want men ziet een belijdenis niet, maar hoort die afleggen. Hoorbare kerk zou dan de naam moeten zijn.

Maar zoo raken we ganschelijk van de wijs.

Immers noch onze vaderen noch iemand heelt ooit met zichtbare kerk bedoeld de kerk voor zoover ze voor ieder met het oog of oor waarneembaar is; maar de kerk, voer zoover in het zichtbare of uitwendige geconstateerd kan worden dat ze er is.

Gelijk nu de belijdenis in een Avondmaalboek, zoo wordt de heilige Doop in een Doopboek geconstateerd, als geschied door een uitwendige, zichtbare acte.

Op dit bezwaar zal dus, dunkt ons, docent Dè Cock zelf niet staan.

Zijn tweede bedenking komt neer op wat N. J. E. in De Roeper over de besnijdenis schreef, maar hier juister aangedrongen. We lezen toch:

De volkeren nu die uit Ismael én de zonen van Ketura zijn voortgekomen, hadden de besnijdenis krachtens dezelfde instelling als het volle dat uit Izaak is voortgekomen, 't Was hun wat het den Joden was. En hun verlaten van den God van Abraham en hun verzaken van het geloof van hun vader Abraham kon niet veroorzaken dat hnnne besnijdenis ophield te zijn wat zij was krachtens de instelling des Heeren.

En wat was en bleef de bijsnijdenis ? Paulus geeft in Rom. 4 : 11 het antwoord als hij zegt: En hij heeft het teeken der besnijdenis ontvangen tot een zegel der rechtvaardigheid des geloofs die hem in de voorhuid was toegerekend".

De Ismaelieten, de Midianieten en de andere volkeren uit Abraham voortgesproten hadden dus evenzeer als de Israëlieten en krachtens dezilfde instelling het teeken der besnijdenis tot een zegel der rechtvaardigheid des geloofs, maar den God van Israel dienden ze niet. Toch kon hun afval van het geloof en van den God van Abraham de instelling der besnijdenis niet te niete doen noch den aard van de besnijdenis veranderen. Het was en bleef een zichtbaar teeken gegeven tot een zegel van het verbond dat van geen wankelen weet en dus blijft tot in eeuwigheid, of, om met Paulus te spreken, het was en bleef het zegel van de rechtvaardigheid des geloofs.

De heer docent De Cock heeft zeer juist gevoeld, dat besnijdenis, d. i. amputatie der voorhuid, op zichzelf niets zegt; en voegt er daarom bij: krachtens dezelfde instelling.

Deze bijvoeging toont dat de heer docent De Cock uitnemend merkte waar het op aankwam.

Hetgeen we voor acht dagen ons veroorloofden tegen N. J. E. op te merken, treft daarom hem niet. Mogen we hem daarom dit volgende in overweging geven.

i". De Modernen bedienen ook thans den Doop, krachtens dezelfde instelling, maar het geloof aan den Drieëenigen God hebben ze verzaakt.

2". Dientengevolge is hun Doop, al komt hij ook historisch uit de echte instelling op, geen Doop meer, en wordt als zoodanig, ook door de Chr. Gereformeerde kerken niet meer erkend, zoodra de belijdenis van God Drieëenig ophield.

3". In ons geding echter was geen sprake van die nawerking of nabootsing van den Doop, die we niet erkennen, maar alleen van den Doop, die voor ons nog steeds als heilige Doop geldt.

4". Het beroep van docent De Cock op de besnijdenis der Midianieten enz., verwijst ons naar een nawerking en nabootsing van de besnijdenis, die historisch met de instelling van Jehova saamhing, maar plaats greep onder geheele verwerping van Jehova, en die óf buiten alle religie gehouden wierd, óf geschiedde in naam van hun afgoden.

S", Deze besnijdenis wierd dan ook niet op een door God bepaalden d^ toebediend, maar soms pas op het twaalfde jaar,

6", Zoo was dan deze besnijdenis geen sacrament, en kon niet voor zoodanig gerekend worden,

7", Derhalve klopt de vergelijking niet. Er was sprake van een sacrament, op abnormale wijze bediend, maar nochtans

door onszelf als sacrament erkend. De vergelijking wijst op een nabootsing, die niets meer met het sacrament te maken had.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Niet genoeg kunnen

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's