Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Stellingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Stellingen.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hier volgen thans de stellingen, waarvan we een vorig maal plaatsing toezeiden. Het zijn stellingen, ontworpen door een Commissie uit Deputaten van het Synodaal Convent en Docenten der Theologische School te Kampen.

Ze strekten, om de lijn die de grens lusschen Separatisme en Catholiciteit aangeeft, zoo dicht het kon, nabij te komen, en gingen daartoe uit van het algemeen erkende teit, dat men beiderzijds mei herdoopte, zoodra vermoeden bestond, dat de toegediende Doop bediend was in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.

Nu spreekt het wel vanzelf, dat niet elk der vijftien heeren, die < ^an deze besprekingen deelnamen, in elk woord en elke uitdrukking juist terugvond wat hij dacht; en dat^eereik dersamensprekenden nog zijn dudia had, de ééne meer de andere mindere. En eveneens vat men wel, dat in deze stellingen lang niet geheel de leer van de Kerk of van den Doop wordt afgehandeld.

Maar ook zoo zijn deze stellingen toch een historisch document; geworden, dat de gemeente Christi kennen mag en moet. Ze luiden aldus:

ART. 1.

Vermaan van Gods Woord: De Godt^der lijdsaemheyt ende der vertroostinge geve u dat ghij eensgezinf zijt onder malkanderen na Christum Jesum. Opdat ghij eendrachteliek met eenen • monde meught verheerlicken den Godt ende Vader onses Heeren Jesu Christi. Daerorri neemt malkanderen aen, gelijck oock Christus ons aengenomen heeft tot de heerlickheyt Godts,

Rom. 15:5, .6, 7.

ART. 2.

De Kerk van Christus is de saamvergadering van de verkorenen ten eeuwigen leven, 'tzij dezen reeds in de eeuwigheid ingingen, nu nog op aarde vertoeven, of nog ongeboren zijn. Haar uitgangspunt ligt in den Raad des Welbehagens, haar aanvang in het Paradijs.

ART. 3.

.De Kerk van Christus is geen bijeenvoeging van los op zichzelf'staande personen, maar vormt een organisch samenhangend Lichaam Dit organisch Lichaam is niet door nieuwe schepping in de menschheid ingeschoven, maar door //«'s-hepping uit de menschh..id geformeerd. Bij die herschepping komt, krachtens het Genadeverbond, het Hoofd Christus voor het gevallen Hoofd Adam in de plaats.

ART. 4.

Er zijti* niet twee Kerken, , de ééne onzichtbaar en de andere zichtbaar; maar er is slechts ééne Kerke CHRISTI, die wel naar haar geestelijke zijde ««zichtbaar is, maar niettemin bestemd wierd, om ook in het zichtbare op te treden. Tengevolge van onderscheidene oorzaken kan nu de Kerk schijnen te wezen, waar zij toch niet is, of ook aanwezig zijn, zonder te worden waargenomen.

ART. 5.

Omdat de Kerk zichtbaar is, zoodra ze zich vertoont, en dit laatste niet anders dan plaatselijk kan aanvangen, moet het uitgangspunt voor haar optreden in de wereld Si\tii& plaatselijk zijn.

ART. 6.

De zichtbare zijde der Kerk kan in drieërlei zin bedoeld worden, al naar gelang men wil zeggen, dat zij zichtbaar wierd enkel voor de geloovigen door het Sacrament; of ook voor de ongeloovige wereld door haar Belijdenis, Bestuur en Bezitting; of eindelijk in de rechtssfeer z'aw den Staat door haar erkend worden als bevoegd om in rechten'op te treden. Omdat niet de uitwendige opvatting, hetzij van de ongeloovige wereld, hetzij van den Staat, maar alleen de imtelling van Christiis voor het optreden der Kerk ook in het zichtbare beslist, mogen de geloovigen het zichtbaar zijn der Kerk nooit afmeten naar de formeele kenteekenen, die hl de Staat of de» publieke opinie gelieft te stellen.

ART. 7.

Voor de geloovigen wordt de Kerk zichtbaar door »een «V^foV^ teecken", t. w het Sacrament van den heiligen Doop, beginnende met den Doop der bekeerden, en voortgaande in den Doop van de kinderen der geloovigen. Wie tot den heiligen Doop komt, komt er als »zijnde een lidmaat van Christus", om alsnu door den Doop in de zichtbare Kerk te worden ingelijfd. Nu kan zich zeer zeker als doop voordoen wat geen Doop is. Dan moet opnieuw het water gesprengd, nu als wezenhjke Doop. Zooverre intusschen als men den toebedienden Doop zelf erkent en dus niet opnieuw doopt, zooverre strekt zich voor den geloovige ook de zichtbare Kerk van Christus op aarde uit.

ART. 8.

Op den Kinderdoop, die lijdelijk wordt ontvangen, volgt als tweede »sienlick teecken'' het Sacrament des heiligen Nachtmaals, waarbij de geloovige zelf door belijdenis en éx\% actief o^treedt.

Het niet eenparig zijn in deze belijdenis heeft den groeten kring der door den Doop zichtbare Kerk in onderscheidene kleinere kringen gebroken, wier onderscheidend kenmerk nu niet meer in den allen gemeenschappelijken Doop, maar in de voor elk hunner verschillende Belijdenis ligt.

In dien. zin vormen de gezamenlijke Gereformeerde Kerken slechts een deel, zt} het ook het betrekkelijk zuiverste deel, van de zichtbare Kerk van Christus op aarde.

ART. 9.

Tot het o-if/wezen der zichtbare Kerk behooren de ambten, die in missionairen. zin doelen op al wie mensch is; krachtens hun natuur op heel de zichtbare Kerk zien; naar huti sfeer van bediening door den kring der eenheid in belijdenis worden bepaald; en voor hun rechtstreeksche uitoefening gebonden zijn aan bepalingen van plaats en tijd.

ART. 10.

Eerst door het optreden onder de geloovi-.gen van ambtsdragers en de saamvoeging van deze laatsten in vergaderingen of colleges ont staat het Bestuur van een Kerk, waarin te onderscheiden is tusschen de ambtsdragers als bestuurders, de kerkenordening, waarnaar ze besturen, en de onderlinge verbinding der aldus bestuurde Kerken,

ART. II.

Hier te lande is de Kerk van Christus zichtbaar reeds opgetreder\ in de zevende eeuw; maar van meet af in onzuiveren vorm. Noch de Sacramenten, n«ch de bediening der airtbien, noch het £estwt< -, dat zich hier in de Kerken vormde, beantwoordde aan de ordonnantiën Christi. Desniettemin heeft ook bij deze velerlei gebrekkigheid het Evangelie zijn kracht betoond, om de afgoden ten deele neer te Tferpen, en zijn er van lieverlede in alle plaatsen onzes lands Christelijke Kerken «penbaar geworden.

ART. 12.

Tegen het einde der middeleeuwen was echter, onder Gods rechtvaardig oordeel, vooral tengevolge van den band onzer Kerken aan de Kerk van Rome, de velerlei verbastering van het lichaam der Kerk dermate toegenomen, en het bestuur der kerken zoo verregaand misvormd, dat èn de bediening der ambten èn de belijdenis der geloovigen op ergerlijke wijze door dit bederf waren aangetast. Tot stuiting van dit kwaad is toen door zulke ambtsdragers en geloovigen, wier oog door Gods genade voor den ernst zijns Woords geopend wierd, het bestaande lichaam der zichtbare Kerken gereformeerd, doordien zij met het misvormde Hiërarchische Bestuur braken ; voorzoovtel noodig nieuwe ambtsdragers aanwezen ; dezen naar de ordonnantie Christi in betere Colleges saamvoegden; en aldus de zoo ontzettend gCi/rformeerde Kerken allengs weer in haar ware gestalte - voor den dag brachten.

ART. 13.

Deze Reformatie is'niet geweest eenpersoonlijke opwekking, noch een réveil in enkele kringen, maar was in naam en waarheid kerkhervorming. Het lichaam zelf der bestaande zichtbare Kerk wierd van het valsche kerkbestuur losgemaakt en ontving ^veer Besturen naar den eisch van Gods Woord. Dit is echter niet in één dag geschied. In 15.20 begonnen, was dit geestelijk proces in 1600 nog op verre na niet tot stilstand gekomen. De oorzaak der langzaamheid van dit proces lag in allerlei uitwendige omstandigheden, waardoor de eisch tot reformatie niet even snel en krachtig tot de conscientie van alle personen, die tot handelen geroepen waren, doordrong

ART. 14.

Onze vaderen hebben alzoo niet een nieuwe, kleinere Kerk naast de bestaande opgericht, maar de bestaande Kerken gereformeerd; blijvende zij daarbij vr.n de kerken hunner vaderen, waarin ze gedoopt en opgetogen waren, en hebbende niets gedaan dan diezelfde, aloude, zichtbare Kerken van allerlei misbruik te zuiveren.

ART. 15.

Zoolang deze kloeke, dappere en toch zoo, ootmoedige geest in onze vaderen stand hield, hebben de ambtsdragers ook destijds alle gedoopten in de piaats hunner woning beschouwd, als door dien Doop in de zichtbare Kerk ingelijfd, en alzoo aan hun ambtelijke zorge toevertrouwd.

ART. 16.

Hun overtuiging, dat zij geen nieuwe Kerk stichtten, noch van Kerk verwisselden, maar de bestaande reformeerden, blijkt o. m. daaruit:1°. dat zij zich stelden/f, g'«2 de Wederdoopers, die den door pastoors bedienden Doop niet erkenden; en 2". dat zij de Roomsche ambtsdragers, zoodra dezen hun ambt goed gingen bedienen, niet als nieuwe ambtsdragers opnieuw hebben geordend, maar als reeds geordend in hun dienst hebben bestendigd

ART. 17.

Toen echter het verworpen Kerkbestuur zich ook in en tegenover deze Reformatie der Kerken bleef handhaven, en het onderstond, zich »Kerk" te noemen, hebben onze vaderen, in tegenstel ling met de nu weer zuiver opgetreden ware Kerken, deze Hiërarchie met haar gezelschap als valsche X«r^ tentoongesteld. Overmits er echter tal van landen en streken waren, waar deze tegenstelling door allerlei omstandigheden niet voldoende kon doordringen tot de conscientie, hebben zij steeds èn in de theorie èn in de practijk erkend: ï". dat de Doop ook van deze en alle andere ambtdragers in de Eoomsche Kerk Doop was; en 2". dat in plaatsen, waar de Keik nog niet of nog niet doortastend genoeg tot Reformatie was gebracht, de ware zichtbare Kerk, hoe gebrekkig ook en »jon der wettighe forme", nochtans onder de Hiërarchie voortbestond.

ART. 18.

Na de wegneming van het kruis, waaronder de Kerken ongeveer vijftig jaren gedrukt wierden, is echter door wereldzin en hoogmoed de oorspronkelijke geest der Reformatie weer verslapt; de verdere Reformatie gestaakt; en opnieuw ^^formatie in het Bestuur en in het lichaam der zichtbare Kerken ingeslopen. Deze deformatie had tegen het eind der vorige eeuw, onder Gods rechtvaardig oordeel, zelfs zulk een hoogte bereikt, dat de belijdenis stom was geworden en het presbyteriaal bestuur der Kerken nog slechts als een skelet overeind stond, tot eindelijk in 1816 de toenmalige Koning, door onrechtmatig ingrijpen in de zaken der Kerken, deze besturen in hun wortel afsneed en er een geheel andere organisatie van collegiaal hiërarchische natuur op entte, met bijhouding van de Formulieren van ëenigheid in niet meer dan naam.

ART. 19.

Juist deze daad en de daaruit voortvloeiende verdervende invloed op het lichaam onzer Kerken is echter, onder 's Heeren gunst, prikkel geworden tot het nogmaals opwaken van dezelfde aloude reformatorische beweging, die, ook nu geheel in het spoor der vroegere reformatie tredend, terstond na 1816 begon ; in 1834 tot een eersten kloeken stap bekwaamde; sinds op allerlei wijze lucht zocht; in 1886 een nieuwen uitweg vond; en hope biedt van nog steeds verder tot reformatie van het Lichaam onzer Kerken en tot herwinning vaa den door God gewilden toestand te - zullen leiden.

ART. 20.

Deze nieuwe reformatie heeft met name èn in 1834 èn in 1886 zich geen ander wit ten doel gesteld, dan onze vaderen in de zestiende eeuw kozen. Noch in 1834, noch in 1886 heeft men gepoogd een nieuweY^ttV. naast het bestaande lichaatn der Kerk te plaatsen, maar zich eeniglijk beijverd, om de bestaande Kerken van Christus, die van de zevende eeuw af tot nu toe onafgeljrokeri in het zichtbare gezien waren, èn in haar lichaam èn in haar bestuur te reformeeren.

Dit blijkt daaruit, , dat noch de Kerken van 1834, , noch die van 1886 1". gedoopten her doopen, tenzij gezondigd ware tegen de Doopsformule; 2". Bedienaren des Woords, die onder de Hiërarchie uitkwamen, niet opnieuw ordenen; en 3*. de leden die zich aanmelden, na verklaring hunnerzijds, boeken, zonder hen op gelijken voet als de catechumenen te ondervragen.

ART. 21.

Terwijl echter in de zestiende eeuw de Overheid dezer landen geëindigd is met deze reformatie te eeren, en haar publiekrechtelijk gesteund en gehandhaafd heeft, ondervond en ondervindt deze zelfde reformatie thans van de zijde der Overheid tegenwerking en bestrijding. De Overheid heeft ènim 1834 èn in 1886 aan de hiërarchische bestuurskerk, als ware zij de eenig rechthebbende op de geestelijke en stoffelijke erfenisse der vaderen, de hand boven het hoofd gehouden; en diensvolgens aan het uit deze reformatie voortgekomen bestuur der Kerken geen andere keus gelaten, dan om óf zich in de sfeer van het staatsrecht als nieuw kerkgenootschap naast het genootschap van 1816 te plaatsen, met dien verstande, dat alleen dit laatste erfgenaam zou zijn; óf wel haar eigen weg te gaan en voorshands van erkenning in de rechtssfeer van den Staat af te zien, teneinde hare aanspraak op de geestelijke en stoffelijke nalatenschap onzer vaderen onverkort te handhaven.

ART. 22.

Jarenlang hebben toen de besturen der Kerken, die uit de reformatorische beweging van 1834 waren voortgekomen, beslist (//V/«a^ste standpunt gekozen en er allerlei vervolging en smaad om verduurd. En eerst later, toen de practische bezwaren toenamen en men geen anderen uitweg zag, hebben sedert 1839 vele dier kerken gemeend, ofschoon onder luid protest, zich naar de burgerlijke wet te mogen laten erkennen. Op deze lijn bewogen zij zich voort, toen zij in 1869 als Christelijks Gereformeerde Kerk kennis van haar bestaan gaven aan de Regeering naar de Wet van 1853.

ART. 23.

De toen niet voorziene gevolgen van dezen stap konden niet helder in het licht treden, alvorens een tweede golfslag van dezelfde reformatorische beweging uit den boezem der Kerken naar boven kwam. Dan toch zou juist deze stap, en deze alleen, aan de onverwijlde ineensmelting van deze beide uitingen van principieel dezelfde reformatorische beweging in den weg staan (gelijk in 1S86 en 1887 dan ook daadwerkelijk gebleken is).

ART 24.

Herstel ligt hier alleen in onvoorwaardelijken terugkeer naar de gedragslijn onzer vaderen, die, als den Woorde Gods conform, èn in 1834 èn' in 1886 zich terstond aan de conscientiën aanbeval, en bleef aanbevelen, zoolang het vuur der eerstv, opwaking macht behield. De Kerken, die óf reeds in 1834 of later gereformeerd wierden, hebben daarom de taak op te vatten, om de reformatie over heel het lichaam van de Kerk onzer vaderen uit te breiden, en moeten daartoe in de eerste plaats de armen der broederlijke genegenheid jegens elkander wijd openen, om ineen te smelten en dan met vereende kracht de reformatie van wat nog ge-(fgformeerd bleef door te zetten, of het Gode believen mocht allengs heel het lichaam van de Kerken onzer vaderen te redden.

' ART. 25.

De Synodale Hiërarchie, die zich met haar gezelschap, gerugsteund door de Overheid, nog als Bestuur in de Kerken onzer vaderen tegenover deze reformatie handhaaft, en zich als zoodanig »Kerk" noemt, wordt daardoor allerwegen valsche Kerk, en het streven der reformatie was en moet steeds blij"en, om alle deelen van het lichaam der zichtbare Kerk uit de omarming van deze valsche Kerk te redden.

ART. 26.

Naar gelang de besturen der opnieuw gereformeerde Kerken in zedelijke kracht toenemen, moeten zij hun ambtelijke bediening steeds verder over het lichaam der zichtbare Kerken, vooral voorzoover deze van gereformeerde be-' lijdenis zijn, uitbreiden; met barmhartigheid de dwalenden zoeken terecht te brengen; en waar het ten slotte niet anders kan, de blijkbaar afgestorven leden van het lichaam der Kerken afsnijden door de tucht.

ART 27.

Er is alzoo geen sprake van, dat de Doleerenden in de Gescheidenen of de Gescheidenen in de Doleerenden moeten opgaan, maar beiden, Gescheidenen en Doleerenden, en wie er voorts reformatorisch optraden, moeten saam weer opzoeken die oude reformatorische paden, waarin onze vaderen door den Geest des Heeren HEEREN geleid zijn.

ART. 28.

Het lichaam der zichtbare Kerken, waarover de opnieuw gereformeerde besturen te waken hebben, breidt zich in drie kringen voor hen uit In zeker opzicht hebben zij een ambtelijke roeping ten opzichte van allen, die ze, door ze c q. niet te herdoopen, als gedoopten erkennen. In enger kring hebben zij ambtelijke roeping ten opzichte van allen, die één met hen zijn in de belijdenis onzer vaderen. En eindelijk in den engsten en striktsten zin richt zich hun ambtelijke roeping tot die geloovigen, die, met hun zaad, nu reeds williglgk hun herderlijken dienst zoeken.

ART. 29.

Overmits het voortbestaan van twee bestuurreeksen naast elkander verdeeldheid in stee van liefde kweekt, én meer dan iets anders aan de doorwerking; der reformatie in den weg staat, moet het zoo spoedig mogelijk tot wegneming van dezen misstand komen.

ART. 30.

In éénzelfde geestelijke politie naar de ordinantiën Christi vereenigd, moeten de Kerken er naar streven, om de geschillen, welke tusschen de beide • groepen nog bestaan over den naam, de erkenning in den Staat en de verzekering der kerkelijke goederen, zóó op te lossen, dat zij noch eenerzijds de aanspraken en rechten laten varen, welke zij als de hier te lande sinds eeuwen bestaande Kerken van Christus hebben te handhaven, noch ook anderzijds haar geestelijk karakter eenigszins miskennen of verloochenen.

ART. 31., .

De practische maatregelen, die voor de.ze ineensmelting van de twee be'stuurreeksen in dezelfde Kerken noodig zullen blijken, moeten beraamd en uitgevoerd door de beiderzijdsche Synoden. Doch niet dan nadat door beide Synoden voor het, aangezicht des Heeren zal zijn uitgesproken, dat om Godswil de tegenwoordige verhouding niet mag bestendigd; en d-aX-éénheid van kerkregeering eisch is van Gods Woord; uit ons beginsel voortvloeit; krachtens onze belijdenis niet mag uitblijven; en voorzoo­er menschenoordeel gissen kan, een der aangegeven middelen is, om de reformatie in heel het lichaam der Kerk door te zetten, ons vaderland voor geestelijke verachtering te behoeden, en ons op lagere, middelbare en hoogere scholen een opvoeding in den naam des Heeren te verzekeren, gelijk die aan het gedoopte zaad der Kerken in alle standen der maatschappij toekomt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1888

De Heraut | 4 Pagina's

De Stellingen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1888

De Heraut | 4 Pagina's