Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ook in den laatsten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ook in den laatsten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook in den laatsten tijd kwam weer het beroep op de Heilige Schrift ter sprake. Men verlangt, en terecht, onder de belijders des Heeren, dat al wat te gelooven of te doen zal zijn, uit de Heilige Schrift worde genomen; en verwerpt met niet miner recht, al wat zich bij ons poogt in te rhigen, zonder uit die Schrift gevloeid te zijn. En toch, hoe eenvoudig dit ookschijne, et is zoo eenvoudig niet. Op verre na niet. En dit staat in elk geval vast, dat tekst na tekst op te sommen, wel verre van altoos eere aan de Heilige Schrift te bieden, ongetwijfeld er eer toe bijdraagt, om haar gezag te ondermijnen.

Een historische herinnering kan hierin te stade komen.

Toen onze Catechismus is opgesteld, heeft men terstond begrepen, dat de getuigenissen der Schriftuur niet bij zulk een Catechismus ontbreken mochten.

Maar hoe heeft men hierin voorzien.' Heeft men aan het hoofd van eiken Zondag één tekst geplaatst, waaruit heel die Zondag was afgeleid.?

Neen, dat niet, maar men heeft in tegendeel bij elk antwoord soms wel twaalf en meer uitspraken der Heilige Schrift geplaatst, om daardoor aan te duiden, dat eerst de saamvatting van wat in al deze uitspraken geopenbaard was, tot het gevonden resultaat leidde.

Later daarentegen heeft men deze organische opvatting der Heilige Schrift laten varen en de gewoonte ingevoerd, om bij elke Catechismus-piediking toch ook nog een tekst te kiezen, die aan de predikatie ten grondslag wierd gelegd. Dit nu was achteruitgang.

Immers in tien van de twaalf gevallen is het ondoenlijk, om ééne uitspraak der Heilige Schrift te vinden, waarin alle momenten, Oie de onderwijzer in zulk een Zondagsaf deeling bespreekt, als geopenbaard voorkomen. Neem b. v. de Zondagsaf deeling, aan wier verklaring we juist toe zijn, en zoek eens in heel de Fleilige Schrift een tekst, waarin én de geheele beteekenis van het lijden, én de beteekenis van Pilatus' optreden, én de vloek van het kruis, in onderling verband, geopenbaard zijn. Die is er natuurlijk niet.

Wat is dus het gevolg, als men nu toch uit een tekst prediken wil.? Immers geen ander, dan dat zulk een tekst weinig meer dan een motto wordt; een spijker, waaraan men den inhoud ophangt.

En dit nu mag niet.

Schriftprediking is uit de Schrift halen, putten, voortbrengen wat in die Schrift als geopenbaarde voorraad voorhanden ligt. Daarom zagen onze vaderen terecht in, dat de stelselmatige prediking van de hoofdstukken onzer belijdenis slechts dan mogelijk was, als men niet één tekst, maar tien twaalf teksten tegelijk nam, en uit die alle saam de waarheid putte.

Vandaar dat Catechismus-prediking hun niet was: ««V^-prediking van de Schrift, maar een predikatie over alle die teksten, die uidrukkelijk onder elke vraag vermeld stonden.

Die aanhaling van teksten onder den Catechismus is dus geen bijsaak maar hoofdzaak.

Het is niet: Zóó denkt de Heilige Schrift er ook over!; maar: Uit die en die goudaderen van de Sehrijt is dit goud opge-dolven.

Terwijl dan ook ptedikatie over den Catechismus, zonder meer, als zijnde menschenwerk, ongeoorloofd zou wezen, is zeer wel geoorloofd predikatie over oneerdere teksten tegelijk; en die staan dan ook duidelijk onder elke vraag aangegeven.

Ieder prediker behoort dan ook in zijn predikatie te doen uitkomen, dat dezeteksteu, en niet wat Ursinus of Olevianus zegt, zijn autoriteit zijn.

Juist echter door dat plaatsen van nog één tekst aan het hooid der predikatie, heeft men die eigenlijke teksten, die hier autoriteit hadden, nu gedeclineerd. Voor de teksten die de kerk gekozen had en aanwees, plaatste de prediker wilkeurig één enkelen tekst van eigen keus. Het was of men den Catechismus op de vingers tikte, dat er eigenlijk nog een tekst boven had moeten staan. Terwijl van den anderen kant door dien éénen tekst een strijd bij de behandeling ontstond, die óf de Catechismusprediking bedierf óf aan den eerbied voor Gods Woord te kort deed.

Van tweeën één toch. Men liet óf dien tekst liggen en gebruikte hem slechts als motto, iets wat in strijd is met den eerbied dien we aan de Heilige Schrift schuldig zijn.

Of wel men ging, gelijk het dan behoort, wezenlijk dien tekst prediken, maar dan kwam natuurlijk weer de Catechismusprediking niet tot kaar recht.

Heel dit streven om nog een aparten tekst voor de Catechismusprediking te plaatsen is dan ook van Arminiaanschen oorsprong. Het sproot voort uit verzet tegen de Formulieren van cenigheid, en uit het onuiste inzicht, als waren deze Formulieren een soort autoriteit, die zich op eenigerlei wijs boven de Heilige Schrift, of althans er naast, plaatste.

Dit nu zijn de Formulieren in de oogen onzer vaderen nooit geweest; en daarom plaatsten ze zeer nauwkeurig hun Schriftuurplaatsen onder elke Catechism usvraag, opdat duidelijk blijken zou, dat de Catechismus op niets dan op-de Heilige Schrift steunde. Maar de Arminianen, die altoos tegen e Formulieren reageerden en h(^ volk diets aakten, dat er in die Formulieren gevaar chool, zagen al die Schriftautoriteit, die nder de vragen van den Cathechismus tond, vooibij, en deden zich nu voor als chte Schriftvrienden, door nog opzettelijk en tekst voor elke predikatie te plaatsen. De Coccejanen deden desgelijks. En in 't ort kan men zeggen, dat deze sinds bijna lgemeen gebruikelijke methode, steeds aar warmste pleitbezorgers juist bij hen eeft gevonden, die noch den Catechismus och de Heilige Schrift tot haar recht ieten komen.

Vreezende alsnu tegenover Arminianen n n Coccejanen in een licht te komen staan, ^' e lsof zij voor de Formtdieren en hun egenstanders meer voor de Heilige Schrift' l aren, hebben toen allengs ook vele Gere-r ormeerde predikers zich laten verleiden, ; b m dienzelfden weg in te slaan; zoodat men niemand hard mag vallen, die ook nu nog deze methode volgen mocht.

beginsel moet het tegen­ Maar toch in gegaan.

De Heilige Schrift behoeft waarlijk niet nog eerst door eèn tekst, die altoos motto wordt, bij den Catechismus te worden bijgebracht.

De Heilige Schrift zit in den Catechismus zelven reeds dubbel en dwars in.

Let er dan ook op, dat de Belijdenis der 37 Artikelen geen teksten heeft. Men heeft er die later wel bijgeplaatst, maar dit hoort toch eigenlijk niet.

Voorzoover de Belijdenis de Schriftuur aanwijst, neemt ze die in de artikelen zelve op en schrijft die voluit. Maar een afzonderlijke aanwijzing van de Schriftuurautoriteit, waarop ze steunden kwam bij de Belijdenis, die niet gepredikt werd, niet tepas. Wel daarentegen bij den Catechismus, die in de kerken zelve de grondslag der opvoeding in het Woord wierd.

En het was dan ook alleen een min helder inzicht in de onderlinge verhouding van Schrift en Formulier, die om toch elk misbruik van het menschenwerk tegen te gaan, er de Schrift nog eens afzonderlijk bijbracht.

Wil men dan ook in or, ze dagen «-erugkeeren tot zuivere lijnen, dan moet de Heilige Schrift zijn en blijven, de bron waaruit én de vaderen putt'en én wij putten; mogen de Formulieren niets zijn dan een declaratie van de kerk, wat zij uit die Bron geput heeft; en moet bij den Catechismus de eigenlijke kracht gezocht, niet in wat die Catechismus beweert, maar enkel in hetgeen hij, steunende op zijn breede Schriftautoriteit uitspreekt. En dan natuurlijk, valt die aparte tekst voorop vanzelf v/eg!

Reeds dit ééne voorbeeld toont genoegzaam, hoe gewichtig het punt is, dat we hif^rmee ter sprake brachten.

Het geldt toch niets minder dan de vraag naar de geaardheid en het karakter der Heilige Schrift. Is de Schrift een mozaïek, waarin alle stukken gereed liggen, zoodat ze zonder verdere verbinding, afleiding en vermenging, eenvoudig zóó uit de Schrift uit te nemen zijn, dan natuurlijk is met een aaneenrijging van teksten alles afgedaan, en komt de hoogste lof toe, niet aan den Catechismus, maar aan die soort nieuwmodische vraagboekjes van Wesleyaanschen oorsprong, en die voor twintig aren ook ten onzent zulk een opgang maakten, vraagboekjes, waarin op elke vraag eenvoudig met een tekst geantwoord wierd.

Heel de godgeleerde arbeid is dan de arbeid van den mozaïekwerker. Het komt dan op geheugen en ketize aan. Op meer niet. Men behoeft dan slechts vindingrijk van geest en zin te zijn, om bij alles een plaats, een tekst te pas te brengen, die er min of meer op slaat; en de beste theoloog zal dan hij zijn, die op elk gegeven oogenblik heel den inhoud der Schrift het helderst voor zich heeft en er m: t de meeste vaardigheid zijn noodige teksten uit kiest en tepas brengt.

Vooral in Engeland is men in deze soort van godgeleerde kunstvaardigheid zeer bedreven, en vele zijn de afzonderlijke handboeken, om dit soort van Schriftgebruik makkelijk te maken. In tal van Bijbels worden eindeloos breede reeksen van gelijkluidende plaatsen opgegeven, en in allerlei dictionaires voegt men op allerlei onderwerpen alle Schriftuitspraken bijeen, die min of meer daar op slaan. Vandaar dat de studie der godgeleerdheid in Engeland dan ook op zeer lagen trap staat, en de tekst-kunstvaardighetd er voor degelijk onderzoek in plaats is getreden. Men vat de Schrift dan op, als ware ze een soort wetboek, met een eindelooze reeks verzen in plaats van artikelen, en gelijk hij de beste advocaat is, die het snelst en vaardigst allerlei artikelen uit het wetboek aan kan halen, geldt dan ook hij voor den besten godgeleerde, die het snelst en vaardigst verzen kan citeeren uit de Heilige Schrift.

Deze uitwendige, practische m'ethode nu moeten we niet van onze buren van over zee overnemen.

Men maakt ? ich daardoor de zaak te gemakkelijk, en laat de Heilige Schrift niet tot haar recht komen.

Want waarlijk de Heilige Schrift is heel iets anders dan een schoon mozaïek, ze staat oneindig hooger dan een atomistisch wetboek.

De Schrift is een goudmijn, waarin tot diep in haar aderen moet gedolven. Ze is een bron, waaruit alleen met heilige inspanning de wateren te voorschijn zijn te brengen. Ze is een goddelijk organisch geheel, dat weigert om op zoo onedele wijze haar mysteriën te ontsluiten.

Er is, dit stemmen we volkomen toe, in de Heilige Schrift óók een aanzienlijke voorraad gereede stof, die men er zóó uit kan overnemen, en waar geen verdere arbeid aan te besteden is. Het zijn deze deelen er Schrift die ons arsenaal vormen, en waarit we met een: „Daar staat geschreven" nze wapenen tegen den vijand onzer ziele iezen. Maar als het niet op strijd met atan, maar op teederder arbeid, op het aspeuren der waarheid in haar fijnste adeen aankomt, dan, neem er slechts de roef van, biedt de Heilige Schrift slechts p tien, twaalf plaatsen verstrooide goudorrelen, die de kerk eerst op te smelten, n den vorm te gieten en te polijsten heeft.

En ook dan komt het wel evengoed uit e Schrift en uit de Schrift alleen, maar iet uit één tekst, eer uit twintig teksten, n niet als gepolijst metaal, maar als erts. Reeds het enkele feit dat 7/10 der Heiige Schrift niet leerstellig is en geen geeede uitspraak bevat, dwingt ons dien eteren weg te volgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Ook in den laatsten

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1888

De Heraut | 4 Pagina's