Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een beroep op de

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een beroep op de

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een beroep op de Heilige Schrift door verwijzing naar een enkel tekstwoord is het snelst afgedaan, spreekt het sterkst en bewt de meest overtuigende kracht.

Niets ligt dan ook verder van ons, dan zulk rechtstreeks verwijzen naar bepaalde Schriftwoorden te willen wraken. Integendeel, ook zulk beroep op de Heilige Schrift heeft zijn eigenaardig recht.

Dit komt daar vandaan, dat de Heilige Geest bij het groote werk van de openbaring der waarheid zich ook bediend heeft van het middel der rechtstreeksche getuigenis door het woord. Als reeds terstond in het Paradijs klaarlijk gezegd wordt: „Indien gij ^^^ ^j^^en boom eet, zoo zult gij den dood sterven", dan wordt door deze uitspraak het rechtstreeksch verband tusschen sonde en dood zóó vast gelegd, dat een beroep op dit getuigenis de plaats kan innemen van elke verdere toelichting.

En zoo is het telkens in de Heilige Schrift. Er is volstrekt niet enkel geschiedenis, niet enkel ceremonieele voorstelling, niet enkel typologie en symboliek, niet enkel lyriek en Chokma; neen, er is in de Heilige Schrift wel terdege ook de klare, heldere, volledige uitspraak van het goddelijk bewustzijn. In de eerste reeks van de studiën Uit het Woord is zelfs aangetoond, hoe veelal zulk een openbaring door het klare woord voorafgaat en het mysterie inleidt, dat daarna eerst in allerlei beelden en vormen en gestalten zijn toelichting ontvangt.

Over alle hoofdzaken onzer heilige Religie, over elk onderdeel der waarheid, over elk punt van gewicht en aanbelang, vindt ge dan ook in de Heilige Schrift zulk een klare uitspraak; over zeer centrale punten zelfs heele reeksen van uitspraken; zoo b. V. over de verzoening door het bloed des kruises en de rechtvaardigmaking van den Zondaar.

Voorzoover men dus niet dieper indringt, dan tot het eenvoud'g constateeren, opnoemen en omschrijven van zulk een waarheid, is het ook o. i. geheel voldoende en alleszins genoegzaam, indien men kortweg naar zulk een klare Schrittuitspraak verwijst.

Toch kunnen wij dit niet doen op de manier waarop Jezus en de heilige apostelen dit deden.

Dat komt reeds daaraan uit, dat Jezus en de apostelen meer dan eens Schriftwoorden aanhalen, waarop wij ons voor zulk een geval nimmer zouden beroepen hebben. Denk om u hiervan te overtuigen slechts aan wat de heilige apostel van het ééne zaad zegt.

Natuurlijk moet alle Schrift aangehaald naar de meening des Geeste.=, en naardien Jezus en zijn heilige apostelen deze meening des Geestes kenden, kon er bij hen geen misverstand rijzen, en wisten zij wat elk woord der Heilige Schrift inhield.

Maar voor ons viel dit voorrecht weg. Voor ons is de meening des Geestes vaak verborgen, en heele groepen in de Heilige Schrift zijn nog vol van allerlei rijken inhoud, dien wij, bij gemis aan het noodige instrument, er niet uit kunnen halen.

Wij moeten ons derhalve bepalen tot die reeksen van Schriftuitspraken, waarbij geen duisternis overbleef; die in zichzelven geen twijfel overlaten over heur beduidenis, en terstond door een ieder kunnen gegrepen worden.

Binnen die grenzen beperkt, dunkt ons dan ook het gev/one beroep op teksten volkomen verdedigbaar, en zien we niet in wat er tegen is in te brengen, indien men in den Catechismus of bij de predikatie zich op zulke doorzchtige uitspraken beroept als een einde van alle tegenspreking.

Slechts hier komen we tegen op, dat men in den waan zou inleven, als ware hiermee het beroep op de Heilige Schrift voltooid, ten einde gebracht en afgeloopen.

Hiertegenover toch stellen wij de verklaring, dat alsdan het eigenlijke beroep op de velerlei openbaring der Heilige Schrift nog pas begint,

We zeggen dit, om de eere der Heilige Schrift zelve.

Zij die zich bepalen tot de dusgenaamde principale of classieke teksten, nemen een Bijbeltje uit den Bijbel en venten dat voor den geheelen Bijbel uit.

Neem het ruim, zeg dat ze duizend verzen of teksten uit de Heilige Schrift uitlazen en als ineen arsenaal opborgen; dan is duizend teksten, gerekend tegen twintig verzen per kapittel, nog nooit meer dan een omvang van een vijftig hoofdstukken, b.v, van het boek van Genesis. En het droeve gevolg is dan, dat men met deze duizend teksten gewapend, en deze duizend teksten als repertoire ter eigen beschikking hebbend, nu voorts al den overigen inhoud van de Heilige Schrift ongebruikt laat.

En zoo is het dan ook metterdaad. Voor vele Schriftvaste Christenen woont de waarheid hunner belijdenis in deze duizend teksten, maar al wat daar tusschen ligt heeft voor hen van verre niet de beteekenis dezer classieke teksten.

Ze lezen die geschiedenissen wel; ze genieten wel in de Psalmen; ze bewonderen de Chokma in Job en Spreuken en Prediker wel; ze luisteren wel met aandacht naar die wondere profetieën ; maar toch dat alles boeit hen niet zoo. Het is voor hen niet het goud, het echte, dcge goud. Dat zijn en blijven hun enkel die klare hoofduitspraken, zooals ze die vooral van Jezus' lippen opvingen of uit de schriften van Paulus opnamen.

En dit nu is ongetwijfeld niet goed gedaan, Aan deze voorstelling mag geen voet gegeven.

Wie b.v. uit de Heilige Schrift het wezen der zonde wil opsporen, is er volstrekt niet van af, zoo hij die bepaalde uitspraken waarin het woord »zonde" of „overtreding" voorkomt, aaneen heeft geregen.

Neen, wat de zonde is wordt ons getoond; wordt in personen en voorkomende aangelegenheden geopenbaard; wordt open baar in de gevolgen, die de zonde na zich sleept; en in het oordeel dat er over gaat. De zwarte draad der zonde gaat door heel de Heilige Schrift, Schier op elke bladzij wordt ze in het oog gevat; gaat tegen haar het vermaan en de strijd ; wordt ze ontleed en ziet ze zich het masker aftrekken; komt ze in een nieuwe phase van haar booze ontwikkeling; of treedt een macht tegen haar op die haar overwint.

En zooals het met de zonds is, zoo is het ook met de genade. De Christus is in de Schrift nergens niet; en wie zich voor de kennisse van den Christus bepaalt tot de bepaalde uitspraken, waarin van Messias, van Immanuël of van den Middelaar gesproken wordt, laat negen tienden ongelezen van wat ons over den Christus geopenbaard is.

De Christus is er, eer de loop dezer wereld begint. Hij werpt zijn schaduw op het Paradijs, Hij is in het leven der Patriarchen, Abram heeft zijn dag gezien en is verblijd geworden. Hij is het één en al in heel de Mozaïsche openbaring. Op hem doelt elke offerande, elke ceremonie, elke vorm van den taberr akel of elke liturgische handeling in den eeredienst. Als Israël benauwd wierd, wierd hij benauwd. Hij is onder Israël, Hij vormt zich in Israël zijn typen. Hij zingt mee in de Psalmen, en klaagt en jubelt als de Davids en Asafs klagen. Christus is in heel de Profetie,

Meer nog. Er is in heel deze opentjaring een gestadige, regelmatige en organische voortgang en ontwikkeling. De heilige apostel Johannes wist mter van den Christus dan Maleachi, en Maleachi had rijker licht opgevangen dan Noach, toen hij in de arke priester van Gods kerk was.

Zoo is het niet om het even, of ge een woord of beeld of feit citeert uit Genesis of Jesaia, uit Zacharia of Maleachi, Er is ontwikkeling, ontplooiing, verrijking van de gestadig wassende profetie door een zich openen van haar knop, dat al rijker geuren en kleuren zichtbaar worden.

Ook op dit onderscheid in gestalte en Ontwikkeling der openbaring dient dus gelet. Men kan noch mag alles dooreenhaspelen, wat in de Heilige Schrift klaarlijk onderscheiden ligt.

En wel verre dus, dat het gewone aanhalen van teksten, gelijk dit gemeenlijk geschiedt, reeds op zichzelve kan geoordeeld worden het echte en dege beroep op de Heilige Schrift te zijn, moet integendeel staande gehouden:

i". Dat zeer zeker zulk beroep doorgaat en gerechtvaardigd is zoolang men blijft bij de hoofdpunten der Christelijke waarheid, gelijk in den Catechismus.

2". Dat ook zoo echter dit aanhalen niet een dooreenmengen van alle woord mag zijn, maar dat ook bij zulk aanhalen dient gelet op de phase waarin op dat tijdstip de openbaring der waarheid zich bevond. 3". Dat na dit gewone aanhalen der bekendste teksten het eigenlijk diepere Schrittuuronderzoek nog pas begint, en zich over heel de Schrift en over al haar inhoud uitbreidt.

En 4". dat het aphoristisch citeeren ten gevolge heeft, dat het geciteerde vaak uit zijn verband wordt gerukt, dat hetgrooter deel der Heilige Schrift ongekend en ongemind blijft, en dat alle verdere ontwikkeling van ons inzicht in de Openbaring wordt belemmerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 maart 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Een beroep op de

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 maart 1888

De Heraut | 4 Pagina's