Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Men vergist zich zoo

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Men vergist zich zoo

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men vergist zich zoo men dacht, dat onze critiek op Dr. Kleyns jongste studie ingegeven was door felheid zijnerzijds tegenover de kerken die in doleantie gingen. Fel toch is Dr. Kleyn tegenover deze kerken volstrekt niet.

Integendeel, wie van deze studie kennis neemt, staat er verbaasd over, zoo na als de schrijver aan het standpunt der Gercforaiesrdsn koiat.

Van een Collegiaal kerkrecht wil hij niets weten. Met de Gereformeerdi n belijdt hij, dat de kerk eene stichtinge Gods, een stichting en verschijnsel van eigen aard en soort is, en dat de kerk waartoe gij behoort tot op zekere hoogte altoos den moed moet hebben, om te weten dat zich in haar en in haar bovenal de v^are gedaante der Kerk openbaarde.

Ook is Dr. Klcjrn volstrekt niet de enghartige man, die de kerk tot een landskerk wil maken. Ook dit Caesarop.apistisch denkbeeld verwerpt hii, althans in beginsel en in theorie, geheel. Met de Gereformeerden ziet ook hij in de kerk een wereldverschijnsel, een sttcbting die over heel de aarde, en ten deele zelfs in de hemelen, één is.

En eindelijk, Dr. Kleyn is volstrekt niet van oordeel, dat een Christenmensch in alle omstandigheden door de uitspraak van eenig kerkbestuur gebonden zou zijn, en volmondig erkent hij met de Gereformeerdeiv den plicht en het recht tot verzet.

Kortom, aan alles bespeurt ge, dat ge in Dr. Kleyn niet te doen hebt met een methodistisch-collegiaal utiliteitsman, die vreemd aan de historie, u telkens, met het onnoozelste gezicht, vlak het tegenovergestelde voorlegt van wat de Gereformeerde belijdenis en usantie steed.s geëischt heeft, maar dat hij een man is, die las en studeerde en met de documenten uit de dagen der ouden kennis heeft gemaakt.

Zelfs gaat hij hierin zoo ver, dat het soms den schijn heeft, als ijverde hij nog even als zij voor een Gereformeerde Staatskerk, en als zou hij er in kunnen komen, dat men van Overheidswege alle Luthersche kerken sloot.

Zoo na mogelijk loopt hij aan het kantje der waarheid. Haast scheelt het n; ets, of hij zou goed loopen, tot hij dan opeens weer zijn wending neemt, en heel de afloop verkeerd is.

Juist datgene, wat men steeds bij alle opkomende ketterij waarnam.

Zoo dicht mogelijk nabij de waarheid blijven; zich zelfs aanstellen alsof men die geheel beaamde; ja, zich inbeelden, dat men dit ook werkelijk doet; en dan toch, een kleine afwijking, een niet noemenswaarde divergentie makep; maar zoo, dat de wisselwachter toch zijn taak vervuld heeft, en de trein voortloopt in een ander spoor, en deswege uit moet komen bij een heel ander eindstation.

Op twee punten zij dit voor ditmaal aangewezen.

Vraagt ge aan Dr. Kleyn, cf de organische cel, waaruit de wereldkerk opwast, niet in de plaatselijke kerk ligt, dan aarzelt hij ^it^n oogenblik die vraag toestemmend te beantwoorden.

Hij erkent dan ook, dat schier overal het begin der kerken plaatselijk is geweest.

Van een kerk die eerst voor een heel land zou bestaan, en dan in stukken en brokken gesneden en ingedeeld zou zijn, wil hij niets weten. Hij heeft te veel een oog voor het recht van het organisme.

Evenwel, gelijk elk goed Gereformeerde, zoo voegt ook hij er bij, dat de enke'e kerken toch jure divino, d, i. naar goddelijk recht, niet op zichzelf staan, maar deelen van het groote organisme zijn. En hij wijst er zeer terecht op, dat heur saamvoeging tot een geheel niet slechts voortspruit uit gemeenschap van belang, noch enkel uit drang en behoefte; maar wel terdege naar goddelijk recht bestaan moet, en potentieel er altoos is.

Zoo hebben steeds alle Gereformeerden het geleerd, en geen onzer heeft er ooit aan gedacht, het anders te zeggen. Ze zijn deelen van één organisme, en bestaan alzoo in den wortel, d. i. potentia, nooit anders dan in levenssaamhang en in onderling verband.

Als men er nu echter aan toekomt, om van dezen organischen samenhang over te stappen naar het institutair verband, dan begeeft Dr. Kleyn op eenmaal zijn helderheid en buigt hij de zaak om. Bij het doen uitkomen van dit verband in den vorm van een Instituut, komt het toch uiteraard aan op een daad van menschen en deze daad kan nooit anders dan confoederatief zijn, eenvoudig wijl God de Heere aan menschen geen anderen vorm voor het leggen van een verband gegeven heeft.

Doch hier stapt Dr. Kleyn dan overheen; dat onderscheidt hij niet; tegen wat onzerzijds alleen van het Instituut beweerd is, gaat hij schermen met wat ook wij van het Organisme belijden; en niet alleen is alle helderheid weg, maar ook de spoorwissel is omgedraaid.

Het is er mee als met het huwelijk, dat de Heilige Schrift zelf als heilig zinbeeld in het kerkelijke aanwendt, en dies ook wij bezigen mogen.

Geen twijfel, of God de Heere Iieeft bruid en bruidegom voor elkaar bestemd. Ook eer ze elkaar kenden, hoorden ze reeds saam. Wat ze tot gehuwden maakt, is waarlijk niet hun wil noch daad, maar de daad Gods. En toch als bruid en bruidegom huwen willen, heeft dan het huwe-Jijkscontract zijn beteekenis verloren.? En is het huwelijkscontract niet altoos een overeenkomst, tot stand gekomen door de wederzijdsche uiting van den menschelijken wil.'

Het tweede punt, waarop we ditmaal wijzen willen, is r.óg pikanter.

Dr. Kleyn erkent het recht en den plicht van den Christen, om desnoods tegen zijn kerkbestuur in vereet te komen.

Hij is op dit punt volkomen Gereformeerd.

Een kerk, zoo erkent ook hij, kan verbasteren, kan ontaarden, kan vervalschen. Ze kan iets tegen Gods Woord eischen. En dan, het spreekt vanzelf, mag' niet gehooraaamd, maar moet weerstaan.

Juist dus, wat ook de doleantie wil! Dus, zoudt ge zeggen, zal ook Dr. Kleyn met het Synodaal genootschap breken, en zij-kerk manen in doleantie te gaan.'

Maar zie nu weer, hoe ge u vergist. Neen, volgens Dr. Kleyn, schuilt in dit uw redebeleid deze fout, dat ge wel als persoon 'm verzet moogt komen, inaar niet als ambtsdrager.

Als Christenmensch moogt ge weigeren, u verzetten, uittreden; maar als ambtsdrager past u slechts gehoorzaamheid, en zoo; ge als ambtsdrager niet langer ktait gehoorzamen, dan legt ge uw ambt neder, en treedt toch weer als privaat persoon uit. Fiaaie herders voorwaar!

Ze zijn aangesteld over de kudde des Heeren. Ze zien den wolf kom.en. Of liever, neen, ze zien hoe de wolf reeds in de schaapskooi woedt.

En wat moeten ze nu.' Hun leven stellen voor de schapen, en voor hen waken! Zoo zet Jezus het.

Maar Dr. Kleyn leert het anders. Hij zegt dat de goede herder dan zijn herdersstaf bij de beek neerlegt, zijn kudde aan den wolf overlaat, en vliedt.

Haast niet om te gelooven, niet waar.' En toch, zoo leert Dr. Kleyn het duidelijk.

En hij moet wel. Want had hij dat ééne toegegeven, dat 1 de herder, als de wolf komt, niet moet vlieden, maar voor zijn kudde uitgaan, en zijn kudde redden, maar immers dan was hij op het terrein der doleantie geweest.

Als toch de herder het zoo moet, dan | moeten het zoo ook de herders saam, d.i. de kerkeraad, doen. En als. ook de kerke-, raad, als lichaam zich verzetten mag en i moet, eilieve, wat zou er dan nog zijn aan te merken.'

Waarlijk, het heelt er wel iets van, alsof Luthers Ton der Fr ei heit eines Christ enmenschen, hier aan Dr. Kleyn parten heeft gespeeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Men vergist zich zoo

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's