Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrijmoedige aanspraak aan 3. H. Prins van Oranje (Willem II).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrijmoedige aanspraak aan 3. H. Prins van Oranje (Willem II).

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

DOOR M. TEELINCK.

IX.

Doch niet alleen in poëzie bestredende aanhangers der HoUandsche Staten de aanspraak van Ds. Max. Teelinck, ook in proza verscheen een werkje, getiteld: «Bedenkingen en Antwoort op de vrijmoedige Aenspraek aan Z. H. den Heere Prince van Oranje, Grave van Nassouw etc. gestelt door den geleerden Maximiliaen Teelinck, dienaar des H. Evangelü tot Middelburg, en Hooftparticipant van de W. I. Compagnie, " De schrijver doet het voorkomen, of hij noode en slechts op verzoek van den heer B. T, V., Burgemeester der stad Middelburg, tot het schrijven van zijn traktaatje gekomen is. Wie de steller is weten wij niet. Hij noemt zich O. M. P. en woonde, toen hij zijn vertoog op papier stelde en den 2den November 1650 eindigde, te Haarlem, een der steden, wier magistraat zich zoo fel tegen den Prins had gesteld, dat hij hem zelfs verzocht had, niet in de stad te komen. Hij prijst Teelinck als behoorende onder „de uitstekendste onder onze Theologanten en Zeeuwsche bondgenooten", maar is overigens zeer bitter tegen hem gekant, hem beschuldigende, dat hij »de gemoederen der Christelijke onderzaten vervreemdt van hunne wettige overheid, en voornamelijk, als (hij) eerst door schijnheilige redenen en daarna door consistoriale politie zijnen zaken een verw weet te geven.”

Het eerste bezwaar, dat O. M. P. tegen Teelincks schrijven inbrengt, is »het doorgaans misbruiken der Heilige Schrifture", een bezwaar, dat door al de geestverwanten van de vijanden der Oranjevorsten is nagepraat, zonder ook maar even te onderzoeken, of het waar is. Want immers is het de vraag, of het Teelincks bedoeling is geweest de Schrifture aan te halen, om er zijne bewe-ringen meê te staven. Wie zijn geschrift leest, merkt, dat hij niets uit de Schrift wil bewijzen. Wij hebben hier te doen met Bijbelstijl en Bijbeltaal, zooals men die bij onze vaderen veel vindt, natuurlijk het meest bij de predikanten. Vooral de Teelincks zijn groote Bijbelkenners geweest. Geen wonder, dat zij er toe kwamen, om vele zinnen en uitdrukkingen des Bijbels te gebruiken en toe te passen zelfs op hetgene, waarop het in de Schrift niet van toepassing is. Of het goed is den Bijbel op die wijze te gebruiken, beslis ik niet. In allen gevalle bewijst dit doen, dat men doorkneed is in de Schrift. Van verdraaien, verkeerd toepassen is in het geschriit van Teelinck geen sprake. Anders zou de toepassing van woorden, als in Ps. 7 : 10, Job 22 : 21, Ps. 76 : 2 staan, op den Prins van Oranje, in plaats van op God zelven, heiligschennend geweest zijn. En zeker was Max. Teelinck van niets verder verwijderd dan van Godslastering, die bovendien spoedig achterhaald kon worden.

Voorts vindt P., dat Teelinck den Prins belasterd heeft, van hem zeggende, dat hij den vrede van Munster niet begeerd had. Integendeel meent hij, dat de Prins zijn best gedaan heeft om den vrede te bevorderen.

In onzen tijd zou de schrijver deze bewering niet meer te berde brengen. Alle geschiedschrijvers staan thans aan de zijde van Teelinck.

Ten derde toont P. zich zeer verbolgen tegen Teelinck, omdat hij, volgens hem, door haat »tegen zijne bondgenooten en mede-Christenen is ingenomen." Vreeselijk toornt hij tegen hem, omdat hij op de eene plaats Balthasar Gerards een Belialsman noemt en op de andere plaats Oldenbameveldt een Belialsraadsman en op de derde plaats Papisten, Remonstranten en alle andere sectaristen Belialskinderen. Dit is in de oogen van P. onverdraagzaam. De Papisten (hebben) eertijds met ons de wapenen tegen Spanje gedragen en voor de vrijheid des lands en der conscientie gestreden, en (wenschen^ nu niet als met oogluiking geleden en in die vrijheid beschermd te worden. Wat de Remonstranten belangt, zijn zij niet met ons één in gevoelen aangaande de voornaamste punten der Christelijke religie ? De zaken, die tusschen ons en hen in verschil staan, zijn die niet vanouds onder de Christenen gedisputeerd en met onderlinge verdraagzaamheid geleid en gedreven? Zijn de alleroudste vaders, als Ireneus, Origenes, Hieronymus, Ambrosius, Chrysostomus en Theodoratus, niet één geweest met het gevoelen der Remonstranten ? Hebben daarentegen Augustinus, Prosseser, Hilanus en anderen ons gevoelen niet voorgestaan, zonder de anderen te veroordeelen of te verbitteren of kinderen Belials te noemen? Hebben onze vaderen tijdens Melanchton en Bullingener het gevoelen der Remonstranten niet verdedigd, zonder van ketterij of valschheid verdacht te zijn ? Hij (Teelinck) zegt, dat er in ons midden al te veel kinderen Belials, Papisten, Remonstranten en vijanden van den staat en de religie zijn. Maar zijn er ook nu ter tijd, in het midden van ons, niet veel godvruchtige en vredelievende Theologanten, die bereid zijn de eersten te dulden en met de laatsten in vriendschap te leven, en door de gemeenschap van één geloof en hoop met den band der liefde verbonden te zijn? Heeft niet nog onlangs de eerwaarde en beminnelijke Hotton i) een traktaat met kennis en approbatie van de synode der Fransche Gereformeerde kerken (die in 1647 te Dordrecht gehouden is) uitgegeven onder den titel: » De Christiane inter Europaeos Evangelicos Concordiacave Tolerantia etc. (d. i. over de Christelijke eendracht en verdraagzaamheid onder de Europeesche Evangelie-belijders), waarin de middelen, om elkander (in de punten, waarin de Remonstranten met ons verschillen) te verdragen, niet voorgesteld en aangewezen, maar ook verdedigd en aangeprezen worden? Hebben ook onze Fransche predikanten den gezant (Hugo) Grotius niet aangeboden aan te nemen in onze gemeente te Charanton buiten Parijs, hoewel zij hem, om anderen te gelieven, geen stoel konden inruimen, waarin de rang van zijne koningin bewaard kon worden, hetwelk hunne (bovengenoemde) aanbieding vruchteloos maakte? "

DE GAAY FORTMAN.

O Hotton is Waalsch predikant te Amsterdam geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Vrijmoedige aanspraak aan 3. H. Prins van Oranje (Willem II).

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's