Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het lijden des Doods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het lijden des Doods.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZESTIENDE ZONDAGSAFDEELING.

IV.

Eli, Eli, Lama Sabachthani! Matth. 27:46.

De dusgenaamde „nederdaling ter helle", waaraan we thans toekomen, heeft van oudsher een geschilpunt uitgemaakt tusschen onze kerken en de kerken die Luther volgen, en is ook in den boezem onzer eigen kerken niet tot genoegzame helderheid gebracht.

Dit legt cns den plicht op bij de uitlecfging van dit stuk uit onze Twaalf Geloofsartikelen iets uitvoeriger stil te staan.

Gelijk ieder toestemt is om der zonde wille ons de dood overkomen. Gelijk het gezegd en gedreigd was, zoo kwam het. , ; Indien gij van dezen boom eet, zoo zult gij den dood sterven." Ons geslacht deed het toch; zoo viel het in Adam; en de dood trad in.

Nu ontstaat echter de vraag, wat hier met „den dood" bedoeld zij. Is met dit dreigen : „Gij zult den dood sterven 1" alleen bedoeld, dat Adam en zijne nakomelingen voortaan den tijdelijken dood zouden sterven, of meer ? Dat óók de tijdelijke dood uitvloeisel is van de straf, die ons om der zonde wil overkomt, staat vast. Daarover denken alle Schriftgeloovigen eender. Maar de vraag is, of er behalve deze tijdelijke dood nog meer toehoort.

En nu is het opmerkelijk dat God de Heere terstond na den zondeval Adam en Eva als straf oplegt : i". de moeite en het lijden des levens, 2". den tijdelijken dood, ea 30. het nederdalen in den kuil. Derhalve ook wel den tijdelijken dood, maar met een lijden dat aan het sterven voorafgaat en een lijden dat op het sterven volgt. Hoe is dit nu.? Heeft God de Heere, die alleen met den dood gedreigd had, na den val een zwaarder straf opgelegd dan Hij oorspronkelijk gezegd had? Onmogelijk immers! Dan toch zou én de waarheid én de gerechtigheid Godes te niet gaan. Neen, als God gezegd had: Gij zult den dood sterven, en er komt nu eerst een lijden dat aan den dood voorafgaat, dan de dood zelf en daarna nog een lijden dat op den dood volgt, dan spreekt het vanzelf en kan het niet anders, of én dit lijden Wör«/én dit lijden daarna moet in den dood zelf begrepen zijn, en kan derhalve ons tijdelijk sterven van dezen vollen dood niet meer dan een stukske zijn. Op grond hiervan hebben onze vaderen dan ook zeer terecht beleden, dat de Dood de naam is voor die vreeslijke macht van vernieling en verwoesting, die op elk terrein des levens doordringt tot in den wortel, om tot in de diepste en fijnste levens vezelen de door God gelegde levenskiem te smoren. De dood vernietigt niet. Vernietiging in eigenlijken zin bestaat er niet. Neen, maar de dood vernielt, verwoest, verderft en laat aan de plage zijner verwoesting geen einde komen. Hij grijpt uw ziel aan, door den band los te maken die haar aan God bond. Hij grijpt uw persoon aan, door den band los te maken die u verbond met de Fontein aller goeden. Hij grijpt uwaardsche existentie aan, dopr den band los te maken die ziel en lichaam in u saambond. Hij breidt zich als een stroom over u uit, en doet u »midden in den dood liggen." Hij maakt u geestelijk dood, hij doodt uw levensgeluk, hij doet u een.-? wegsterven uit deze wereld. En dan houdt het' nog niet op. o, Neen, dan gaat de werking van den dood nog altoos door. Eerst 19 het graf, en dan in wat onder het graf i4 in den eeuwigen dood, of in het lijden d^ helle na het oordeel. De dood vrucht dragende in eeuwige rampzaligheid.

Let nu wel op, dat dit alles besloten lag in de straf, die om der zonde wil komt over een iegelijk die in zonde ontvangen en geboren is. En dat dus de Heere Christus, indien hij niet slechts een gedeeltelijk, maar een volkomen Verlosser zal zijn, ons van al deze deelen der ééne ontzettende doodstraffe verlossen moet.

Nu heeft hij onze straf gedragen. „De straf die ons den vrede aanbrengt was op hem; " en de Heere heeft „onzer aller ongerechtigheden op hem doen aanloopen."

Is ons nu als straf opgelegd de Dood, maar zoo dat die dood in zich sluit: i". nu reeds op aarde een staat des lijdens; 2". het sterven; 3'. het graf, en 4*'. het nederdalen in de hel; dan moet van tweeën één zijn, óf dat Jezus ook al deze vier voor ons onderging, óf wel dat er een deel van de door ons te dragen straf nog onbetaald ligt.

Daar nu dit laatste niet kan, overmits het decreet der vergiffenisse aan onze ziel is beteekend, zoo volgt er uit, dat we ons van Jezus' lijden dan eerst een volledige voorstelling vormen, zoo we wel inzien, ïdat hij den dood in vollen zin voor ons fonderging, d. w. z. voor ons leed, voor fons stierf, voor ons in het graf ging en iVoor ons nederdaalde ter helle; en ahoo uitdronk den vollen beker des eeuwigen doods.

En dit nu is het, wat de Christelijke kerk van oudsher in haar Geloofsartikelen beleed, als ze betuigde te gelooven in den Zone Gods, die „geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruist, gestorven en begraven , ' nedergedaald ter helle." Een volgorde die zóó en niet anders moet genomen, ook al weten we zeer wel, dat over de plaats van dit „nedergedaald ter helle" in de rangorde der artikelen, ja zelfs over de vraag of heel deze uitdrukking er in hoort, niet weinig jaren getwist is. Na langen strijd heeft de Christelijke kerk toch ook op dit punt de juiste uitdrukking en volgorde voor haar belijdenis gevonden, en het moet zijn zooals het er nu staat en alle Christelijke kerken het belijden: „geleden, gekruist, gestorven, begraven, nedergedaald ter helle". Het „nedergedaald ter helle" te willen schuiven tusschen het „gekruist" en het „gestorven" verbreekt de harmonie geheel en al.

Immers de bedoeling van deze keus in de Twaalf Geloofsartikelen is niet om stipt chronologisch op te geven, dat er eerst lijden was, en daarna het kruis, en toen de dood, en na den dood het graf, en eerst na het graf éenederdalins^^ttt helle. Of was er dan geen lijden ook in het kruis, en in het kruis de dood, en eigenlijk de ééne dood in elk dezer stukken! Neen, maar deze keus fan schikking strekte om de stukken voor |iw ziel te leggen, gelijk ze door Gods gekechtigheid u gedreigd waren, en nu van al deze stukken te belijden, dat ze door •Christus van u af op zich genomen waren. En als ge daar slechts even oog voor krijgt, spreekt de practische juistheid van de volgorde der Twaalf Geloofs; ^Hkelen u aï> 3stonds toe. U wachtte het - ijaen^ d«./serir, het graf en dan de nederdaling ter helle. Welnu, van elk dezer stukken zijt gij bevrijd door uw algenoegzamen Heiland. Hij leed voor u; hij stierf voor u; hij daalde voor u in het graf; en zoo daalde hij ook voor u neder ter helle.

Tot dusver loopt dus alles helder en juist, en komt ook dit stuk van onze belijdenis tot zijn volle recht. Alleen maar, flit staat dan toch vast, dat de Heere Jezus iiiet op dezelfde wijze ter helle is neder-|gedaald, waarop ons deze vreeslijke strafïe wachtte. En hierdoor nu ontstaat voor veler besef onklaarheid en verwarring. Ze vatten dat niet. Ze kunnen er niet inkomen, dat de Heiland wel ook „de nederdaling ter helle" voor hen en in hun plaats geleden heeft, maar niet zóó als zij die zelven zouden ondergaan hebben.

Toch is niets duidelijker dan dat dit niet anders kon. Immers hadt gij zelf ter helle moeten nederdalen, dan zou het geweest zijn, om eeuwiglijk in de helle te blijven en er nimmermeer uit te komen, maar er te sterven een eeuwigen dood. En al geven we nu voetstoots toe, dat , ., eeuwige dood" nog heel iets anders zeggen wil, dan een dood zonder einde, toch ligt ook dat > zonder einde" er in. „Een worm die nooit sterft, " »Een vuur dat niet kan uitgebluscht, " Jezus zelf heeft het uitgesproken. Had hij derhalve op dezelfde wijze als wij deze nederdaling ter helle moeten ondergaan, dan zou de helle hem eeuwiglijk omsloten hebben. D, w, z, er zou nimmer verlossing zijn teweeggebracht en Satan, niet God, had getriomfeerd.

Dat kon dus niet.

Jezus moest wei uitstaan en doorstaan, wat het nederdalen ter helle was, maar in korter tijd en op geheel andere wijze. Den beker niet druppel bij druppel, maar heel den beker tot de heffe toe in één enkele teug.

En zeg nu niet, dat dit dan toch een exceptie voor dit enkele stuk van het lijden maakt. Want dit is niet zoo. Of is Jezus dan ook niet anders gestorven dan gij zoudt gestorven zijn; niet op een sterfbed, maar op een kruis .•• Ja is niet heel het lijden van Jezus op heel andere wijze doorworsteld, dan het over u zou gekomen zijn, en toont niet alles aan, hoe er niet is een overnemen van de straf in den vorm waarin die u persoonlijk zou gewacht hebben, maar een overnemen van de straf, gelijk alleen een Verbondshoofd dat kan; meer nog gelijk dit alleen kan geschieden door een Verbondshoofd, dat als zoodanig de Zoon des levenden Gods was.

De andere vorm waarin dat lijden en de nederdaling ter helle aan den Zoon Gods overkwam; de andere wijze waarop hij het doorstond; de geheel andere manier waarin Jiii het doorworstelde, doet dus aan het prezen der zaak niets af. In een hachlijk tijdsgewricht kunt ge duizend dooden op eenmaal sterven, en in dat ééne ontzettende oogenblik meer uitstaan, dan ge voorts al de dagen uws levens leedt. Waar het op aankomt is maar, dat de Heiland voor u en in uw plaats ook dat zeer bepaalde en dat zeer eigenaardige lijden doorworsteld hebbe, dat het kenmerk is van het lijden der helle, en dat hij dit hebbe uitgefetaan op zulk een wijs en in zulk een (heftigheid en met zulk een diepte, dat hij f in enkele oogenblikken niet minder doorleed dan gij hebben.

En dit nu is de toch waarlijk niet zoo duistere belijdenis van onze kerken op dit stuk, dat Christus onze Middelaar, om onzentwil en in onze plaats, gezonken is in zulk een diepte des lijdens, dat hij aan zijn ziel en lichaam gevoeld heeft diezelfde schrikkelijkheid en versmading, die een zondaar eerst ontwaart als hij neerdaalt in de hel; en ten andere dat Christus deze ontzettende versmading gevoeld heeft met zulk een onbeschrijfelijke heftigheid, dat geen zondaar er in eeuwigheid ooit sterker aandoening van kon krijgen, dan hij er van had.

De vraag waar en wanneer de Heere Jezus deze hcfïé 3es drinkbekers dronk, is, indien eenmaal de zaak als zaak vaststaat, niet moeilijk te beantwoorden.

Wij, zondaren, kunnen het lijden der hel niet op deze aarde lijden. Ook al geeft men toe, dat er soms schriklijke doodsangsten om de ziel sluipen, toch gelijkt dit altegader nog niet op dat eigenlijke volle lijden der hel. Dat volle lijden der hel komt zelfs nog niet eens terstond na den dood. En eerst als de jongste dag gekomen zal zijn, en het: y, Gaat van mij uit, gij werkers der ongerechtigheid!" van de lippen van den Rechter der gansche aarde zal vernomen zijn, vangt voor den rampzalige die vrees: lijkste toestand in al zijn volheid aan. Eerst dan valt de laatste sluier en treedt de ontzettende werkelijkheid in van wat het is, eeuwiglijk van God verstoeten en verlaten te zijn.

Maar bij Jezus was dit anders. Voor zijn oog hing nooit één enkele sluier, hij doorgluurde van meet af al wat voor en om hem lag, tot in den wortel en tot in den bodem waarin die wortel stoelt.

Vandaar dat zonder eenigen twijfel moet geantwoord, dat gelijk alle lijden, zoo ook dit lijden van den Heiland, geweven lag door heel zijn aanzijn op aarde, en geen volkomen einde kon nemen, eer hij met de verrijzenis ten derden dage over dood en graf getriomfeerd had.

Maar al mist op dien grond een ieder het recht, om ergens in Jezus'aardsche aanzijn een oogenblik aan te wijzen, waarop dit lijden nog niet begonnen v^'as, toch Joonen de Evangeliën duidelijk, dat ook ; 3it lijden der helle zijn eigen tijd heeft geshad, waarop het zijn hoogtepunt bereikte, ' om daarna weer af te nemen, te vermin­ I deren en eindelijk geheel te verdwijnen. I j En vraagt men nu, waar dit hoogtepunt ligt, dan beseft elk kind van God met bange ontroering, hoe dit hoogtepunt bij Geth-I fsemané en op Golgotha moet worden ge-• zocht. Ook gij kunt niet lezen van die ure, toen hij „droevig en zeer beangst begon te worden"; toen hij het als uitscheurde uit zijn borst: „Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met mij!"; toen het zweet hem als groote druppelen bloeds wierd uitgeperst; toen hij worstelde, of die drinkbeker, die schriklijke drinkbeker niet mocht voorbijgaan; en toen hij eindelijk in zijn zielsbenauwing het uitgilde: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten!"; — neen, ook gij kunt dit niet lezen, zonder aanstonds te ontwaren, ja, dat was het ? vreeslijk oogenblik, toen leed mijn Jezus fhet lijden der hel.

Mits ge hierbij nu maar in het oog houdt, dat de top van den berg den berg zelven onder zich heeft, en dat ook bij Jezus achter it hoogtepunt van dit lijden der helle nog, o, zoo naamloos veel lag, dat hem elijke wonde sloeg. Denk slechts aan de verzoeking in de woestijn, toen evenals in Gethsemané een engel Gods toekwam om hem te dienen!

Ja zelfs voor wat Golgotha van de Opstanding scheidt, moogt ge dit lijden niet geheel op zij schuiven. Vergeet niet, dat ezus al dien tijd verkeerde in de gescheidenheid der ziele van het lichaam, en dat de scheiding van ziel en lichaam nog altoos strafïe voor de zonde en uitvloeisel van Gods toorn is. Bedenk ook, dat, al was zijne ziel in het Paradijs, hij toch ook zoo met zijn lichaam dat in het graf lag, vereenigd bleef. En zie in, hoe al wat dood of band des doods was voor Christus gruwelijk moest wezen, en eerst geheel week toen op den Paaschmorgen de kracht desAUerhoogsten dien bfind des doods voor eeuwig verbrak.

En stuit ge ten laatste nog op de sterke uitdrukking: „nederdaling ter helle, " waarin toch schijnbaar ligt opgesloten, dat ook de Middelaar van deze aarde onder deze aarde tot in de laagte en diepte van de plaatse der rampzaligheid is afgedaald, dan zij het ons vergund hierbij te wijzen op drieërlei:

Vooreerst hierop, dat ook wij spreken van „duizend dooden sterven", wanneer de angst en verschrikking des stervens alleen maar in de ziel en in de verbeelding doorworsteld is, en zonder dat er van eigenlijk sterven sprake viel.

Ten tweede, dat in de Heilige Schrift de poorte der hel ons voor wordt gesteld als aanvangende in het graf; reden waarom ook Psalm 16 zegt: „Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten"; en aldoor de denkbeelden van kuil, graf en hel in de Schrift wisselden, altoos met dien verstande, dat het graf wel reeds de voorpoorte der hel is, maar zoo dat de eigenlijke gehenna eerst daarachter aanvangt.

En ten. derde, dat de uitdrukking „nederdaling ter helle" gekozen is, niet om teekenachtig te omschrijven wat voorviel, maar om hetgeen voorviel uit te drukken in den , gewonen vorm dien dit lijden bij den zon-|i daar heeft. De niet geredde zondaar daalt r werkelijk neder ter helle.

Zoo ziet men dan, hoe metterdaad alle moeilijkheid hier wegvalt, en ook dit stuk van onze belijdenis helder in het volle licht der vertroosting voor ons treedt.

Zien we nu in het volgend artikel, wat de kerken die Rome en Luther volgen hiertegenover stellen, en welk beroep ze daarbij doen op de Heilige Schrift.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Het lijden des Doods.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's