Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog bleef met Dr. Kleyn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog bleef met Dr. Kleyn

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog bleef met Dr. Kleyn de rechtsqiiaestie te verhandelen, en juist op dit punt bezvajkt hij voor den eisch des geloofs.

De zaak is liamelijk deze.

Was de Christelijke kerk ook in haar waarneembaar uitkomen als een corporatie of als een lichaam onder menschen vatbaar voor een geleidelijke ontwikkeling, zonder stoornis in haar proces, dan verviel alle moeilijkheid.

De positie, die zij eenmaal in den Staat, door erkenning van haar titels en de toekenning van eigendom verkregen had, zou dan ongestoord doorgaan, en geen beletsel deed zich voor.

Vandaar dat de Room.sche kerk, die het alzoo aanneemt, ten deze ook geen moeilijkheid kent.

Maar. ... en hier komen we nu op het punt.., , dat kan en mag een Protestant, dat kan en mag vooral een Gereformeerde niet zeggen.

Een Protestant, en met name een Gereformeerde, belijdt integendeel, dat er in deze kerk zoodmige deformatie voorkomen kan en voorgekomen is, dat er breuke ontstaat, ziel en lichaam der kerk een oogenblik uiteengaan, en de oude, maar echte kerk straks in vernieuwden vorm optreedt.

Een Protestant, een Gereformeerde, gaat zelfs verder. Hij constateert toch niet alleen, dat zulks bij deformatie kan, maar dat het moet, en dat bij zoo verregaande deformatie, dat de eere Christi schade lijdt, van reformatie af te laten of er voor terug te deinzen, plichtversaking is.

De kerk treedt in de wereld en moet in die wereld een gestalte winnen. Hierbij werken twee factoren, de geest die zdt den Heere werkt en de geest die uit de ivereld komt.

En zoodra nu de geest, die uit de wereld komt, in het kerkelijk lichaam den geest, die uit den Heere werkt, terugdringt, is het oogenblik tot breking, tot reformatie, tot herstel van wat schade leed gekomen.

Nu v/ilde de v/ereld dit oudtijds niet dulden, evenmin als de Liberalen het geduld hebben in I834.

Neen, zei men, gij zult in die bedorvene kerkgestalte desnoods stikken, maar er uit moogt ge niet. Of wel indien ge er uit wilt, dan zet ik u als pariahs in een hoek, maar eer u nimmer als kerk.

Thans is dit eenigszins anders geworden. De wereld ziet in, dat zulk een tyrannic niet langer is vol te houden, en laat u dan ook vrij.

Maar hoe vrij?

Om als kerk u te reformeeren?

Neen, dat natuurlijk niet. Want zoodra niet heft ge de banier der reformatie omhoog, of alles maakt zich op om u te beduiden, dat dit foed en wel is, mits ge nu ook maar wel en deugdelijk begrijpt, dat ge nu naast uw kerk een nieuwe'kexk bouwt, en dus niet meer van de oude kerk, veel min die oude kerk zelve zijt.

Dit nu/is het principieeel ontkennen van de reformatie.

Reformatie en nieuwe formatie zijn twee geheel uiteenloopende begrippen. Reioxmatie is herstel van het gebrekkige in een bestaande formatie; terwijl nieuwe formatie begint met iets te formeeren vjat niet bestond.

Derhalve een iegelijk, hij ? ij overheid, ambtsdrager of leek, die u toeroept; „We laten u vrij, mits ge maar wel weet, dat ge nieuw houivtl" snijdt ons het recht tot reformatie af, en maakt reformatie onmogelijk.

Reformatie van hoofd en leden, gelijk Gerson wilde, duldt men dan nog, maar reformatie der kerk duldt men dan niet.

Nu is het o. i. volkomen natuurlijk, dat de wereld zoo spreekt en zoo spreken moet.

Haar beginsel staat nu eenmaal principieel tegen liet levensbeginsel der kerk over. Wat wonder, dat zij van de harde noodzakelijkheid, waarin de kerk verkeert, om in haar midden een gestalte te gewinnen, misbruik maakt, om de kracht der kerk te breken en haar geest te dooden.

Doch, en dit kan toch ook Dr. Kleyn ons niet betwisten, juist tegenover dezen drang der wereld, om de kerk in haar uitwendige gestalte te verstikken, moet elk kind van God en elk belijder den drang overstellen, om het eigenaardig karakter der kerk tegenover de wereld te handhaven. Dit niet te doen is verloochening van heur levensbeginsel, en alzoo dieper opgevat, verloochening van den Heere.

Op welk punt komt dit nu uit?

Natuurlijk bij de botsing waarin Belijdenis en Statuut met elkaar geraken.

De Belijdenis stelt dat de kerk van Christus geheel exceptioneel in de wereld staat, een lichaam is met geen ander lichaam of andere vereeniging te vergelijken, en dat deswege alleen naar zijn eigen aard mag en wil beoordeeld en bejegend zijn.

Het Stattmt daarentegen is een Overheidsacte, waardoor de kerkenordening geldende kracht in de rechtssfeer van den Staat erlangt. En nu is de Overheid er steeds op uit om in en AQOX èSX Stattiut ée kerk van Christus bijna geheel gelijkvormig te maken aan alle andere corporatiën, zedelijke lichamen of vereenigingen.

Ook nu weer bij de aanhangige procedures is het vaste steun-en uitgangspunt der heeren Juristen steeds: De Kerk is een zedelijk lichaam.

En dat uitgangspunt eenmaal toegegeven, natuurlijk, dan zijn ze klaar. Dan immers slaan ze in kun Burgerlijk Wetboek slechts op wat er van de zedelijke lichamen staat en passen dat op de kerk toe. Eilieve wat wilt ge nog meer?

Op die wijze echter doet elk Statuut aan het wezen en den aard der kerk van Christus geweld aan.

Die kerk treedt op als een unictun, d. w. z, als een lichaam, een stichting, waarvan geen tweede bestaat en dat als zoodanig met niets vergelijkbaar is.

Het Statuut daarentegen dwingt dekerlc om op één lijn met allerlei andere corporatiën , lichamen en vereenigingen te gaan staan, en dus haar aard te verloochenen .

De kerk eischt en moet van de Overheid eischen, dat haar gegund worde, te leven naar eigen aard, naar eigen levenswet en naar eigen levensdrang. De Overheid daarentegen wil de kerk dwingen, om dien eigen aard prijs te geven, en zich gelijkvormig te maken aan allerlei in de wereld thuis hoorende vereenigingen.

En het is door deze tweespalt die er tusschen de natuur der kerk, en de klem van zulk een Statuut bestaat, dat schier elke botsing geboren is.

En wat geschiedt nu bij zulk een botsing?

Natuurlijk van tweeën één.

Of dat de kerk zich voegt en zich naar het Statuut laat behandelen, of wel dat de kerk zich verzet, en liever alles lijdt dan voor de ongeestelijke klem van zulk een Statuut te zwichten.

Dat nu bij dezen strijd de Overheid voor het Statuut opkomt en de rechten der Belijdenis tegenstaat, is wel niet recht, maar toch te begrijpen.

Daarentegen houden we staande, dat elk kind van God, dat elk belijder van den Heere Jezus Christus, dat elk ambtsdrager en elk theoloog, in deze worsteling on-

voorwaardelijk voor de Belijdenis tegen\xt Statuut moet opkomen; en, slaagt hij daarin niet, liever alle schade moet lijden, dan ooit toe te staan, dat de kerk van Christus gelijkvormig worde gemaakt aan de zedelijke lichamen of vereenigingen der wereld.

Waar was dus Dr. K^eyns plaats geweest? Had hij vóór het Statuut tegen de Belijdenis, ol vóór de Belijdenis tegen het Statuut moeten pleiten?

En dan kan er geen quaestie van zijn, of zijn plaats ware geweest bij hen, diehei: eenig karakter der kerk tegen de statutaire idéé verdedigden.

Hij had er met ons op moeten aandringen, dat het geheel eenig karakter der kerk ook door de Overheid weer mocht erkend worden, en met ons moeten bedingen, dat voor de kerk een zoo geheel exceptioneele plaats in de rechtsverhoudingen van den Staat mocht gevonden worden, dat ze voortaan haar reformatie doorloopen kon, zonder gedurig door quaestiën van rechtstitels en eigendom te worden belemmerd.

Doch v/at zien we?

Wel verre van dien nobelen strijd te strijden, en op te komen voor de nobele gedachte, dat een kerk als stichting en wel als hemelsche stichting van geheel eenig soort, op zulk een wijze in den Staat moge bestaan, dat noch titel noch bezit ooit weer van heur belijdenis worde losgemaakt, gaat Dr. Kleyn naast de advocaten der Overheid staan, en stelt het als de natuurlijkste zaak ter wereld, dat de kerk zich in de gestalte die de Overheid haar gunt, heeft te voegen; dat deze haar door de Overheid gegunde gestalte de eenige gestalte is die eigenlijk meerekent; en dat al wat enkele betweters daartegen woelen, neerkomt op eigendunkelijken moedwil.

Dit nu is het, wat we in den aanvang onzer critiek schreven, dal; hier ketterij op het stuk der kerk schuilt, d. i. opneming in het kerkbegrip van een wereldsch element, waardoor de geestelijke zuiverheid van het kerkbegrip te loor gaat.

Is het toch waar, dat de kerk van Christus daar is waar zich de gestalte vertoont, die de Overheid als kerk erkent en eert; en niet is waar zich de gestalte vertoont die God de Heere in aijn Woord cischt; — dan is niet langer het Woord van God, maar het woord der Overheid in zake de kerk beslissend.

De ware, eenig goede toestand, die komen moet in deze, dat alle titel en eigendom voor de kerk van Christus uitsluitend gebonden zij aan haar Belijdenis en noch aan den toevalligen wil der leden, noch aan de uitspraak van bureaucratische besturen.

De Belijdenis van het Woord van God en zij alleen moet in de kerk van Christus heerschen.

Ze moet in den Staat een universitas rerum en niet een nniversitaspersonarttm zijn, d. w. z. ze moet een Stichting zijn en niet een Vereeniging of zedelijk liehaam.

Wil nu toch de rechter bij al zijn vonnissen het daarop aanhouden, goed, dan loochent hij het karakter der kerk ten eenemale.

En dat is erg.

Maar van veel erger natuur dunkt ons het geestelijk euvel, als een ambtsdrager en theoloog en belijder van den Christus de natuur van zijn kerk z^^rrloochent.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Nog bleef met Dr. Kleyn

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's