Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dank zij eene wel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dank zij eene wel

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dank zij eene wel willende mededeeling van Ds. Gispen, zijn we in staat over het Reglement van 1869 een licht te doen opgaan, dat werke.'ijk de wegneming ervan bevorderen kan.

Immers uit deze mededeeling blijkt, dat de mannen die in 1869 dit concept inzonden, volstrekt niet de eigenlijke ontwerpers ervan waien.

Reeds in 1854 toch, en dus 15 jaren vroeger, had de Synode der Christelijke Gereformeerde kerk, die ddt jaar saamkwam, aan de Synodale Commissie in last gegeven bij de Regeering aan te dringen op de erkenning van aile kerken saam als één kerkgenootschap.

Een daartoe in gereedheid gebracht reglement, wierd door den kerkeraad van Kampen namens 165 gemeenten dan ook metterdaad aan de Regeering ingezonden, en was van den volgenden inhoud:

REGLEMENT

of Artikelen van Algemeene Overeenstemming der Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk.

Art. I, De Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland erkent volledig en zonder eenige zinsbehouding, als uitdrukking van haar geloof:

De Nederlandsche geloofsbelijdenis, vervat in 37 Artikelen, den Heidelbergschen Catechismus en de leerregels, vastgesteld in de Synode van Dordrecht van 1618 en 1619.

In de openbare Godsdienstoefeningen gebruikt zij: De formulieren van Doop, Avondmaal, Oefening der Kerkelijke Tucht, Bevestiging der Kerkedienaren en Inzegening des Huwelijks, die in de Synode van Dordrecht van 1Ó18 en 1619 zijn goedgekeurd; in de kerkelijke regeering wordt, zooveel de omstandigheden het niet verhinderen, het Kerkelijk Handboekje en bepaaldelijk de Kerkorde van de Synode van Dordrecht van 1618 en 1619 gevolgd.

Art. 2. Allen, die vrijwillig tot deze Kerk toetreden en in eenige gemeente op de gebruikelijke wijze door hare Opzieners zijn aangenomen, worden als leden der Kerk erkend. Het lidmaatschap vervalt, wanneer iemand door het wettig kerkbestuur daarvan vervallen is verklaard, volgens de vigeerende kerkeorde, vermeld in Art. i, en is men van af dien tijd van alle voorregten der kerk verstoken, totdat men weder naar behooren, boven omschreven, als lidmaat is opgenomen.

De vervallenverklaring door het bestuur moet aan den persoon, dien het aangaat, of in eene wettige vergadering der leden van de Gemeente, ter plaatse waar die persoon laatstelijk als lid aangeteekend is, geschieden.

Art. 3. In alle kerkelijke zaken is de regeering en uitvoering aan het Kerkbestuur opgedragen. De leden der Kerk zijn aan de uitspraak van het Kerkbestuur onderworpen.

Art. 4. Het Kerkbestuur wordt uitgeoefend door de Kerkeraden, wat de gemeenten afzonderlijk aangaat, door de Classicale Vergaderingen, met betrekking tot eenige gemeenten gezamentlijk in een gedeelte van eene Provincie; door de Provinciale vergaderingen, voor zooveel alle de gemeenten in eene Provincie betreft; en door de algemeene Synode, voor geheel de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk. De kerkelijke uitspraken van dit Bestuur en in het laatste ressort van de algemeene Synode, worden, voor zooveel het Bestuur zulks verlangt, door de Burgerlijke Overheid gehandhaafd.

Art. 5. Er bestaat eene Synodale Commissie, samengesteld uit drie personen, aan welke een penningmeester is toegevoegd.

Tegenwoordig zijn de leden dezer Commissie: Ds, S, Van Velzen te Kampen, Ds. A. Brummelkamp te Kampen en Ds. H. Joffers te 's-Hage; als Penningmeester is aangesteld de Ouderling J. Van Andel Hz. te 's-Bosch. Voorts is alleen de Synode gemachtigd, de Synodale Commissie te benoemen, en zorgt dat de Overheid van hare benoeming kennis drage. De benoeming van de Synodale Commissie strekt van den tijd, die van de eene tot de naastvolgende Synode verloopt.

Alle zaken de Kerk in het gemeen, of eenige Gemeente in het bijzonder betreffende, waarmede de bemoeiing van de Hooge Regeering wordt vereischt, worden door deze Commissie aan de Regeering medegedeeld.

De Synodale Commissie doet verslag van hare werkzaamheden in de jaren, wanneer de algemeene Synode niet gehouden wordt, aan de Provinciale Vergadermg, die hiertoe door de Synode aangewezen wordt.

Art. 6. Elke Gemeente, die voortaan bij de Hooge Regeering wenscht bekend te staan, als behoorende tot de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk, geeft hiervan kennis door middel van haren Kerkeraad,

Van dat oogenblik af, is zij verbonden aan al de instellingen der Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk, en deelt zij in alle de rechten, die door den Staat aan deze Kerk worden toegekend.

Vergelijkt men nu dit concept met het later gearresteerde, dan blijkt metterdaad,

dat het Reglement van 1869, wel verre van ons verder van den goeden weg af te brengen, integendeel mag geacht worden, bij dat van 1854 gezien, reeds een neiging naar beter spoor te verraden.

De binding aan de Kerkenordening van 1619 is in het concept van 1854 nóg zwakker. De doop is in 1869 beter dan in 1854 in Gereformeerden zin tot zijn recht gekomen. De perken van het lidmaatschap zijn in 1869 minder bureaucratisch en minder kras collegiaal opgevat dan in 1854. Het begrip van kerkbestuur is in 1869 veel minder hiërarchisch uitgedrukt dan in de termen van 1854. De poging in 1854 aangewend om uitvoering van de beslissingen van het Kerkbestuur met den sterken arm der Overheid te erlangen, is in 1869 onderdrukt. En met de uitdrukking „voorrechten door den Staat aan de kerk toegekend, " sloop in 1854 een beginsel in, dat men in 1869 er weer uitbande. Slechts in zooverre is het Concept-Reglement van 1854 gezonder, dat het de Kerkeraden zelf zich tot de Regeering liet wenden en aan de Synodale Commissie iets minder macht schonk.

Ds. Gispen heeft door deze gewichtige mededeeling ons tweeërlei uitstekenden dienst bewezen.

Hij heeft namelijk elk denkbeeld, alsof de mannen van 1869 min of meer buiten de Synode om, iets collegiaals invoerden, voorgoed weggenomen, en door het stellen van 1854 in stee van 1869 o, zooveel opgehelderd.

Immers in 1854 was niemand in ons land normaal. Het was het jaar na de Aprilbeweging, toen plotseling de oude denkbeelden van de Gereformeerde Staatskerk weer opdoken, en tegenover de poging van Rome om zich hiërarchisch in ons land te vestigen, de oude traditie zonder zweem van critiek, weer opleefde.

Is het nu niet volkomen begrijpelijk, dat door de koorts, die destijds heel onze Protestantsche bevolking aangreep, ook de Christelijke Gereformeerden de vraag lieten opkomen, of thans het oogenblik niet gekomen was, om de Overheid des lands te bewegen tot het treden in openlijke aanraking met de verworpenen en vervolgden van 1834?

Ons althans ging hierdoor psychologisch een ongemeen helder licht over de historie van dit Reglement op, waardoor o, zooveel bezwarends voor ons wegviel.

Dat in een tijtl, toen een ieder abnormaal handelde, er ook abnormale gedachten in de harten en hoofden der Christelijke Gereformeerden slopen, is hun waarlijk niet toerekenbaar.

Onze tweede opmerking is deze. Het feit dat men in 1869 reeds een ernstige poging aanwendde, om veel van het kwaad van 1854 te temperen, toont aan, dat men in de periode van 1854 tot 1869 niet achter-, maar vooruit was gegaan, en dat derhalve een laten varen van htt Reglement thans niet een terugkomen op zijn schreden, maar slechts een geregeld voortgaan op den goeden weg zal zijn.

We wenschten wel tijd en gelegenheid te hebben, om geheel de Synodale historie dezer broederen na te gaan. Reeds nu toch blijkt, hoe nauwkeuriger kennis van hun verleden, o, zooveel verklaart, waarvoor men eerst met zekere verbijstering staat.

Ga Ds. Gispen voort om meer zulke kostelijke bijdragen te leveren. Beter dan door iets anders levert hij op die manier het practisch bewijs van zijn ernstig verlangen, om tot helderheid en door helderheid tot eenheid te geraken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juli 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Dank zij eene wel

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juli 1888

De Heraut | 4 Pagina's