Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoewel reeds Donderdagmorgen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoewel reeds Donderdagmorgen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 13 Juli, 1888.

Hoewel reeds Donderdagmorgen (28 Juni) te twaalf uren het concept-schrijven aan de Synode, die straks te Assen daagt, door de Synode te Utrecht in behandeling genomen en goedgekeurd was, mocht het toch niet publiek gemaakt, eer het zijn adres bereikt had.

Het is verzonden onder het adres van de kerk te Assen, en kon daar niet aankomen dan tegen het einde der week.

Vandaar dat thans eerst de onderscheidene kerkelijke bladen dit stuk ter kennisse van het publiek kunnen brengen, en ook wij nu eerst in staat zijn, het aan onze lezers voor te leggen.

Het luidt, in den vorm waarin het definitief gearresteerd wierd, als volgt:

VOORLOOPIGE SYNODE VAN

Nederduitsche Gerefomerde Kerken.

UTRECHT - 1888

Met 2 Bijlagen.

AAN DE ALGEMEENE SYNODE VAN DE CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERK, VERGADERD IN DE KERK TE ASSEN.

Geliefde Broeders in onzen Heere Jezus Christus,

De Voorloopige Synode van Nederduitsche Gereformeerde Kerken, die den 25 Juni j. 1. te Utrecht samenkwam, heeft, alvorens tot haar verderen arbeid over te gaan, allereerst de vraag aan de orde gesteld, welke stappen harerzijds konden gedaan worden, om onverwijld tot kerkelijk samenleven te geraken met alle saamvergaderingen in deze landen, die noch een andere belijdenis bedoelden te belijden, nóch een anderen vorm van Kerkregeering te mainteneeren, dan die haar, met ons, uit de erfenisse onzer vaderen was toegekomen.

Reeds de aandrang van onderscheidene Classen drong haar tot het overwegen van deze vraag, en de ter Synode opgekomen afgevaardigden gevoelden zelven als één man, dat er voor geen anderen arbeid kalmte van overleg ware te vinden, zoolang dit hoogst ernstig vraagstuk, voor zoover het aan haar hing, niet tot beslissing was gebracht.

Met U toch staat ook onze Synode in de overtuiging, dat de Kerk niet is een product van menschelijke vindingrijkheid, maar een goddelijke schepping, en dat derhalve alle saamvergaderingen, die op den naam van Kerk recht hebben, niet anders kunnen zijn dan loten van eenzelfden stam, op éénzelfden wortel bloeiend.

De natuur en geaardheid van het Lichaam Christi in het verborgene moet ook in de openbaringen van dit heilig Lichaam naar buiten uitkomen; en overmits nu dit Lichaam één is, en door één beginsel van goddelijke liefde bewogen wordt, en uit éénen Geest, die in Christus als ons Hoofd en in ons als Zijn leden woont, werkt, mag immers ook naar Uwe overtuiging niet anders geoordeeld, of elke gescheidenheid en gedeeldheid op aarde doet aa» de eere van dit Lichaam des Heeren te kort, terwgl daarentegen al wat aaneensluiting bevordert, ons de zuiverder openbaring van dit Lichaam naderbrengt-

Er is geen tweeërlei of drieërlei Woord aan onderscheidene Kerken gegeven, maar één is het Heilig Woord des Heeren, dat alle Kerk op aarde ten Testament ontving. En gelijk het één Woord is, waarin de schatten van den raad Gods voor U en ons ontsloten liggen, zoo is het ook één Doop en één Sacrament des Nachtmaals, waarmee de Heere onze Koning zijn Verbond aan al zijn Verlosten verzegelt. Gij kunt geestelijk geen schat bezitten, die niet ook ons door Gods ontferming geboden wierd, en ons kan geen heilgoed beschikt zijn, dat niet ook U met al Gods kinderen gemeen is.

Wel beseffen we, dat naar onze aardsche beperktheid de afstand van plaats de geloovigen over heel de wereld alsnog verhindert saam met één accoord en ééne stemme Gode dank te offeren voor Zijne onuitsprekelijke gave ; en wel erkennen we dat gedeeldheid in taal eveneens in deze aardsche huishouding tot afzonderlijk vergaderen dwingt; maar buiten deze beletselen in taal en afstand kan er naar onze overtuiging geen wettige, van God verordineerde oorzaak tot een gedeeld leven bestaan, en is al wat voorts God kinderen op aarde scheidt, niet uit Hem, die ons riep, maar uit den wortel der zonde.

Liggen Gods kinderen m hun belijdenis der waarheid gedeeld, dan is dit niet omdat die Waarheid niet één is, maar overmits de nevel, die door de zonde voor ons zielsoog trok, ons verhindert die ééne Waarheid allen saim op gelijke wijs te belijden. En evenzoo, loopt de regeering der Kerken te zeer uiteen om saam te leven, dan ligt dit niet hieraan, dat de grondlijn voor de regeering der Kerk in Gods. heilig Woord onzeker zou getrokken zijn, maar kan dit alleen uit de zonde onzer vaderen en onze zonde verklaard, waardoor scheef wierd gebogen wat in Gods Woord recht liep, of ook aan den grondregel van Gods Woord werd toegevoegd wat de zuiverheid van het oorspronkelijk bestek verduisterde.

We ontkennen daarom de schakeering niet, die verschil van landaard en van tijden in de regeling der middelmatige aangelegenheden teweeg kan brengen, maar weigeren te gelooven, dat voor ons, die saam tot één volk behooren en wier aardsche roeping in eenzelfden tijd viel, beroep op deze onloochenbare schakeering ooit ons gescheiden leven zou kunnen rechtvaardigen.

En daarom, zonder dat we den afstand wenschen voorbij te zien, die in deze aardsche bedeeling de werkelijkheid steeds zal blijven scheiden van het heilig ideaal, waarvoor onze Hoogepriester in Zijn gebed, eer hij Gethsemané binnenging, heeft geworsteld, dreunt toch uit heel den Woorde Gods ons één machtige roepstem in de ziel, die elk gescheiden leven, waar noch taal noch afstand aan de eenheid in den weg staat, als de eere Christi tena komend, de eenheid des Lichaams aanrandend en de Liefde, die boVen alles gaat, krenkend, en op dien grond als zondig voov Zijn Kerk op aarde veroordeelt.

En waar nu. Geliefde Broederen, reeds bij verschil van Belijdenis en vorm van Kerkregeering, het gescheiden leven niet buiten zonde is, wat zullen we daar zeggen van de wederzijdsche verhouding, waarin wij tot eikanderen staan?

Of is het niet alzoo, dat, door Gods goede gunste, één de heerlijke Belijdenis is, die, door bijna heel de wereld verworpen, Ü en ons uit éénzelfde historisch verleden toekwam, en, bij zooveler afval, door Gods genade dierbaar bleef? Zijn niet uwe Martelaren ook onze Martelaren, in wier ééne bloed voor alle eeuwen die reeds kwamen of nog komen zullen, en tot aan 's Heeren wederkomst, in het diepst gevoel der ziel vereenigd moeten blijven allen, aan wie als vrucht van dit martelaarschap de vrije Belijdenis van Gods H. Evangelie geschonken wierd? Vormen niet de gewijde tonen, die onze aloude Kerk bij Doop en Avondmaal in hare Formulieren deed ruischen, de U met ons gemeene Liturgie, wier heilige melodie ons beiderzijds zoo vaak de ziel verkwikte ? En, (wat, zij het ook minder teeder van aard, toch van geen geringer beteekenis is, ) bedoeldet gij en bedoelen wij op kerk­ I rechtelijk gebied niet voort te bouwen naar datzelfde bestek, dat op onze aloude Synoden aan Gods Woord ontleend wierd, en aanvankelijk op de Kerkvergaderingen van 1586 en 1619 de schoonheid zijner Ignen bewonderen deed ?

En als ook uw antwoord op deze vragen niet anders dan dankbaar toestemmend kan zijn, hoe. Mannen Broeders, zou het dan ooit voor God te verantwoorden zijn, als we, waar zelfs onze Belijdenis, onze Liturgie, en ons Kerkelijk bestek, niet slechts één, maar één krachtens gemeenschappelijken oorsprong, zijn, nochtans als twee gedeelde groepen naast elkander bleven bestaan, en niet het uiterste beproefden, om elk verder gapen van de breuke te voorkomen?

In betrekkelijken zin kan er nog een gedeeld leven met eere voor onderscheidene Kerkformatiën gedacht worden, zoolang metterdaad een wezenlijk verschil in Belijdenis dit naast elkaar bestaan wettigt; maar een gedeeldheid, die door niets gerechtvaardigd wordt, moet onverbiddelijk leiden tot schrikkelijke verwoesting voor het geestelijk karakter van beide groepen. Dan toch gaat benijding de liefde vervangen; en komt een elkaar verbijten en vereten waar teedere verkleefdheid saam moest binden; onheilige concurrentiegeest vermoordt alle edeler bedoelen ; en het einde is dat beide groepen, die tot een stad op den berg en een eere voor Christus in het land konden zijn, als wrange vrucht van haar gedeeldheid, den naam des Heeren te schande maken en den voortgang van zijn H. Evangelie in het midden onzes volks belemmeren.

Met ernstige bezorgdheid dit dreigend gevaar onder de oogen ziende, stond daarom onze Synode onder den diepen indruk van het Goddelijk vermaan, dat er, waar zelfs Belijdenis, Liturgie en Kerkregiment in gelijken zin bedoeld worden, geen enkele wettige oorzaak denkbaar is, die een niet saSmleven zou kunnen rechtvaardigen.

Ze zag klaarlijk in, dat reeds haar samenkomen te Utrecht en straks het uwe te Assen, als twee afzonderlijke Synoden, slechts een gevolg van het zondige in onze toestanden was, en ze gevoelde haar roeping, om zooveel aan haar stond, ijlings de noodige stappen te doen, om dit zondige uit ons midden te helpen wegnemen.

Vrucht van deze poging was de indiening in haar samenkomst op den 26 Juni van een kort saamgevat Rapport, dat we de eer hebben U hierbij als eerste Bijlage aan te bieden.

Na voorlezing van dit Rapport ontspon zich op onze Synode een zeer langdurige en rondborstige samenspreking, waarin de roeping tot eenheid in het Lichaam des Heeren urenlang met machtige bedenkingen en beletselen, uit de pijnlijke verhouding der werkelijkheid geboren, geworsteld heeft.

Soms waren er oogenblikken, dat veler hart beefde bij de gedachte, dat het heilig ideaal ook ditmaal tevergeefs zou gewenkt hebben, en de bede van aller hart zou zijn afgestuit op de harde realiteit van het leven.

Maar, God zij lof, zoo was het niet\

De drang der gehoorzaamheid aan 's Heeren Woord, de macht der liefde die zoo verdedigers als bestrijders van het rapport gelijkelijk gedrongen had, triomfeerde over alle hinderpaal, en het einde was, dat heel onze vergadering besloot zich met den voorslag van dit rapport te vereenigen, en onmiddellijk, met onzen Assessor en eersten Scriba, de Broederen Dr. W. van den Bergh, Dr. A. Kuyper en Dr. F. L. Rutgers aanwees, om, mocht onze bede ook bij U gehoor vinden, straks met uwe Deputaten een Acte van ineensmelting te ontwerpen.

Mogen we thans deze beslissing hiermede te Uwer kennisse brengen, en U bij de liefde Christi dringen, het verzoek dat hiermee tot U komt, niet te willen afslaan.

Acht niet. Geliefde Broederen, dat wij blind zouden zijn voor de ingewikkelde moeielijkheden, die onze voorslag U brengen komt. Gij leefdet nu kalm en rustig en niets scheen den stillen loop van Uwe ontwikkeling te storen. En nu kwamen wij zoo onverwachts Uwe ruste breken, en U niets minder vragen, dan dat Gij zulk een wijziging in Uwe huishouding wilt aanbrengen, dat we voortaan in ééne Tente met U kunnen saamwonen.

O, we gevoelen dieper dan we zeggen kunnen, hoeveel hiermee van Uwe Christelijke broederliefde gevergd wordt.

En toch kan geen schroom noch aarzeling ns terughouden, om u te vragen: Brengt dat ffer! Of is het dan niet alzoo, dat Gij ook in e dagen uwer stille ruste nooit afliet te bidden, cf het den Heere behagen mocht, nog even te brengen in de doodsbeenderen ? Is. et niet alzoo, dat Ge nooit onderliet, ons uit de verte te vermanen, dat ook wij toch breken zouden met den schuldigen toestand, waarin we voortleefden? En is het dan denkbaar, dat, nu uwe bede aanvankelijk verhooring vond en de prikkel ook van uw vermaan zijn werking deed, Uwe liefde verkoelen zou en in koelheid onmachtig zou blijken, om een inschikkelijkheid en toegeeflijkheid te betoonen, als ons aanzoek van ü vergen komt?

Scheidde ons verschil van kerkelijk levensbeginsel, zelfs uw liefde zoo gestreng moeten blijven. Maar dit is immers zoo ró^, want hoe zou anders onze Belijdenis één kunnen zijn? Neen, wat in geschil lag en bleef, was uitsluitend de vraag naar de wijze, waarop Gods kinderen bij den gedeformeerden toestand van Christus' Kerke zich op hebben te maken tot haar zuivering en reformeering.

Ware het nu ooit regel in Christus' Kerk geweest, dat ook over zoo afgeleide stukken volkomen eenheid van beschouwing, van beschouwing ook over de historische toestanden die hiermee saamhangen, als eisch moest worden gesteld, we zouden den moed niet heben gevonden, U onze bede voor te leggen.

Maar nu dit niet zoo is, nu het oordeel dat be ons over historische toestanden vormden n de beschouwing die zich daaruit in ons bewustzijn ontspon, hoe gewichtig ook op zichzelf, toch nooit de Kerk in haar voorwerpelijk optreden kan deren, nu kunnen we niet aarzelen; want in het verwerpen van een zelfde hwaad en in het bedoelen van eenzelfde goed ligt de volkomen genoegzame waarborg voor de mogelijkheid van een gemeenschappelijke praktijk.)

Zelfs op de Synode van 1619 is zeer wijselijk door onze vaderen niet in elk geschil partij gekozen, en de moeielijke keuze tusschen Infra ^n Supralapsarii lieten deze mannen van ongemeene denkïcracht, zeldzaam vaste overtuiging en zeer diepgaand geloof met opzet onbeslist.

In dat spoor hebben ook wij te treden, waar wat ons gedeeld zou kunnen houden, zooveel minder ernstig belang raakt. En zelfs, al beweerde men, dat toch op den duur ook deze uiteenloopende zienswijze naar den Woorde Gods tot beslissing moet gebracht, hoe zou dan ooit dit doel beter kunnen bereikt worden, dan juist door den dag te verhaasten, waarop weer eene Synode van alle Gereformeerde Kerken zal kunnen dagen, die geestelijke autoriteit zou bezitten, om ook op dit punt te spreken naar de meening des Geestes?

En ware nu de innerlijke ervaring van de ziel niet te kiesch en te teeder van aard, om in te luide woorden naar buiten te roepen, hoe onverholen zouden we dan ook voor uw oor belijden willen, met welk gevoel van zelfaanklacht en verwijt we onzerzijds op ons verleden sinds 1816 terugzien.

Maar we beseffen het, Broeders, dat het u genoeg is te weten, hoe we deze klacht onzer ziel uitgieten voor het oor van Hem, bij wien ook voor deze schuld de Fontein vloeit der Barmhartigheden.

Vergunt ons daarom tot het droeve stuk der zonde en dèr schuld, die oorzaak van al dezen jammer is, het zwijgen te doen, en liever met u onze harten op te heffen tot onzen Heere en Koning, Jezus Christus, die in het heiligdom daarboven ook voor de Gereformeerde Kerken in deze landen Zijn Priesterschap bedient en Zijn Koninklijke macht uitoefent; en zij het dan van Hem, in verbrijzeling des harten gebeden, dat Hij alle booze raadslagen van Satan ook in deze zaak ternederwerpe, en aan het geslacht onzer kinderen, dat na ons zal komen, den smaad en de droefenisse spare, om nog altoos de eenheid der kerken te derven, alleen omdat de liefde in het hart hunner vaderen te kort schoot.

Zie, onze Kerken zijn nu nog wederzijds als de stramme, stugge duigen, die tot één vat moeten saam.gevoegd. Hiertoe stelt dan de werkman de' duigen op, en legt er voorloopig een band om, dat die ze samenhoude, en plaatst er een kolenvuur in, dat door zijn warmte die stugge, stramme duigen saamtrekt en tot elkaar doet neigen, tot heel het vat ineensluit. Moge zoo dan ook de Acte van ineensmelting, die wij beoogen, een band zijn, die om ons gelegd wordt om ons saam te brengen, en ontsteke de Heere God dan ook in ons midden het vuur der heilige liefde, dat ons zoolang neigen en buigen doe, tot de ineensluiting volkomen worde, en sta zoo nog eenmaal de Kerk onzer vaderen als een vat der eere in het midden onzes volks, voor niets ontvankelijk dan voor de vrijmachtige, souvereine genade onzes Gods!

Zoo zij het!

En hiermede. Geliefde Broederen, U Gode en den Woorde Zijner genade aanbevelende, dragen wij Uwe vergadering op aan de heilige hoede onzes Gods!

Namens de Synode voornoemd,

(w. g.) P. VAN SON, Praeses.

G. VAN GOOR, Assessor,

J. C. SIKKEL, eerste Scriba.

J. C. VAN SCHELVEN, tweede Scriba.

Utrecht, 27 Juni 1888.

Het rapport, dat hier als bijlage bij wag gevoegd, deelden we in ons vorig numme

reeds mede, kan blijven. zoodat dit thans achterwege

Naar we vertrouwen durven, zal dit broederlijk schrijven, dat noch bureaucratisch stijf noch angstvallig koud gesteld is, op de straks te Assen vergaderde broederen een goeden indruk maken.

Zoo was het een vorig jaar met het woord dat van het Synodaal Convent te Rotterdam uitging, en dat bij alle kringen der Christelijke Gereformeerden in zoo goede aarde viel; en zoo zal het ook hu zijn, met dit woord der Synode.

Wat tusschentijds is gesproken op conferenties of in de pers verhaspeld wordt, doet er minder toe. Dat alles is particulier.

Hoofdzaak is en blijft maar, hoe de kerken zich op haar officieele vergaderingen uitspreken, als niet de critiek maar hoogere roeping aan het woord komt.

En daarom zou men ook geheel verkeerd doen, met te zeer te letten op wat van Christelijke Gereformeerde zijde nu en dan in particulier opstel geschreven is.

Op wat de Synode van Assen zal, en daarop alleen, komt het aan. zeggen

En die Synode, des zijn we zeker, zal juist, wijl ook zij de facto een saamvergadering van kerken is, in geen anderen toon zich hooren laten dan de vergaderingen van Rotterdam en Utrecht het hebben ge­ daan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juli 1888

De Heraut | 2 Pagina's

Hoewel reeds Donderdagmorgen

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juli 1888

De Heraut | 2 Pagina's