Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is het kaarlspel den Christen geoorloofd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is het kaarlspel den Christen geoorloofd?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Onder de leden van het gezelschap zijn enkelen, die nu en dan een kaartje leggen en meenen, dat Ds. Frein veel te streng geweest is in zijne veroordeeling. Een hunner maakt de opmerking, dat deze wel wat al te zwaar gedrukt heeft op het misbruik van het lot in het kaartspel. »Laten we, voor we verder praten, ' eens onderzoeken wat we onder het lotwerpen verstaan'', zei een candidaat in de theologie. »Ik heb er eens deze verklaring van gelezen, die ik juist vind: »Het is eene mïnschelijke handeling, aangesteld om door de uitkomst daarvan een zaak, die ons onbekend is, van God te mogen weten." De Schrift zegt: »Het lot wordt in den schoot geworpen, maar het geheele beleid daarvan is van den Heere, " en wederom: »Het lot doet de geschillen ophouden, en maakt scheiding tusschen de machtigen." j> Stel, dat gij gelijk hebt, en uwe bepaling was juist, '' herneemt een der tegenstanders, »dan vraag ik: .Is daar wel sprake van lot in het kaartspel? " »Zeker, '' herneemt de vorige spreker, »of waardoor wordt het anders besderd, dat de eene spelet goede en de andere kwade kaarten krijgt, de een een aas of heer, de ander een zes of zeven ? Heeft dat de omgever of ontvanger der kaarten in zijn hand? Indien ja, dan geef ik gaarne toe, dat er geen lot onder loopt. Indien neen, gelijk ik geloof, is het dan de blinde fortuin, of de duivel; of wie is het, die den een dit toevoegt en den anderen het contraris? En van wien verwacht men hier toch de bepaling, indien niet van de goddelijke voorzienigheid? " »Ho, ho, vriend, wat draaft gij toch door, want ik geloof niet, dat de kaarten vallen als ze vallen, omdat Gods hand dat juist op eene bijzondere wijze, bestuurt, maar omdat de omgever der kaarten, door kunst, zoo weet te schikken, dat het niet anders wezen kan, of deze moet zulke krijgen en andere weer andere!" hernam een ander, die zich »een vriend der rede" heeft genoemd. »Dus alle kaartspelers spelen valsch", valt een der aanwezigen, niet zonder bitterheid uit. Dit antwoord slaat den vorigen spreker uit het veld. Hij kon niet ontkennen, dat er in zijne opmerking iets lag, wat tot dien uitval recht gegeven had. Hij doet dus, of hij niets gehoord heeft, en gaat voort: »0f meent ge, dat het in des menschen macht staat Gods voorzienigheid zoo dikwijls te beproeven als hij wil? " »Zeker", geeft men hem ten antwoord, salleen kan niemand Gods almacht bepalen. Zijn beproeven brengt over hem des Heeren oordeel." «Volgens u moet men zich van alles onthouden, waarin Gods voorzienigheid regeert? " vraagt hem zijn kampioen. »Dat zou dwaasheid zijn, mijn vriend'', is het wederwoord, »maar wat ik beweer, dat niet mag, is, dat het lot, dat is eene bijzondere beproeving en onderzoeking van Gods voorzienigheid, niet geoorloofd is, om daarmee een speelverschil te eindigen." Hoe moet ik dan verstaan, " vraagt de vriend der rede, »dat de magistraat zelf verordert, dat turfdragers, schippers, voerlieden, bierdragers en anderen in hun werk met dobbelsteenen werpen ? " »Mij dunkt", antwoordt de candidaat der theologie weer, »indien er een geschikte weg kon gevonden worden, om, zonder gebruik des lots, onder de door u genoemde soort van menschen goede orde te houden, het lot moest af geschaft worden. Nu dit soms niet anders kan, moet men den weg van loten volgen, om vaak zeer gewichtige gevolgen en zeer droevige gevaren te voorkomen."

»Gelooft gij dan", vraagt een der andere liefhebbers van het kaartspel, »dat één kaartspeler bij zijn spel aan Gods voorzienigheid denkt? " »Dat bewijst niets", zegt de vorige speler, s't komt hier aan op de daad. Immers zal een vloeker ook zeggen, dat hij niet gedacht heeft, om Gods naam te misbruiken. Is hij hierdoor te minder een Vloeker? " »Lieve vrienden, laat mij ook eens iets zeggen, " roept een dergencn, die tot nu toe niet gesproken heeft, - xlk geef toe, dat in het kaartspel het lot regeert, maar wat geeft dat? Waar heeft God het lot als een bijzondere heilige zaak ingesteld ? '' Deze vraag brengt de tegenstanders van het kaartspel in het nau? /, maar juffrouw Leydekker antwoordt: .A1 heeft God gte.i bijzondere instelling tot heiüg gebruik van het lot gegeven, uit Gods Woord blijkt genoegzaam, dat het in geringe dingen niet behoort gebruikt te worden, vermits God het nooit dan in heilige en gewichtige zaken heeft laten gebruiken. Gisteren heb ik de volgende Schriftuurplaatsen daarvoor aangeteekend: pr. 18 : 18, Num. 26 : 55, Neh. 10 : 3, 4, Neh. 11 : i. Lev, 27 : 82, Lev 16 : 8, Hand, i op het einde. Bovendien geeft het kaartspel aanleiding tot twisten, vloeken, razen, daar het de hartstochten opwekt, 't is schadelijk voor het lichaam 't is bekoorlijk en leidt af van Gods Woord." »Och wat, mejuffrouw, " zegt een ander »ik houd het kaartspel voor een tijdkorting en zeer onschuldig. Dat er weleens kwaad uit voorkomt, geef ik toe, maar dat kan uit alle andere goede en onschuldige zaken ook voortspruiten. Wat mij betreft, liever sterf ik, na altoos wel en deugdzaam, maar ook oprecht en ongeveinsd geleefd te hebben, met de kaart in de hand, dan dat men mij, na altoos als een huichelaar en goddeloos geleefd te hebben, dood vinde met den bijbel of een geestelijk gezangboek i» mijne hand." «Treurige dingen zegt ge daar, mijnheer', antsvoordde juffrouw Leydekker weer, svi'ant sprekende van. uwe deugd, oprechtheid en ongeveinsdheid, schijnt ge te vergeten, dat God heilig is en niemand voor dien heiligen God ooit kan zijn, wat gij daar zegt, tenzij ge met een heidensche oprechtheid te voeden zijt, voor den Meere echter een blinkende zonde. Ook zou ik u' gaarne willen vragen, hoe ooit kaartspelen te rijmen kan zijn met den eisch van Gods Woord, dat de Christen waken moet ea wachten op zijnen Heer Eindelijk bewijst de ervaring genoeg, dat het kaartspel aanleiding geeft tot die zonden, welke ik genoemd heb Gods Woord treedt er door op den achtergrond en niet minder het gebed."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Is het kaarlspel den Christen geoorloofd?

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's