Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze toelichting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze toelichting

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze toelichting op de vraag, of het geoorloofd is met anderen overeen te komen, om eventueele schade die door brand ontstaat saam te verevenen, liep teneinde, op één punt na.

Men vraagt toch, en zeer terecht, of er toch tusschen brand en brand geen onderscheid moet gemaakt.

Er is brand die ontstaat door onvoorzichtigheid van de menschen, maar er kan ook brand ontstaan door het inslaan van den bliksem, en het zou onvroom zijn, zoo het kind van God zich niet zeer ernstig de vraag stelde, of dit geval niet moet uitgezonderd.

Er is toch op aarde geen enkel geval denkbaar, waarbij de majesteit Gods zoo rechtstreeks werkt, als bij het neerstrijken van zijn bliksem en het inslaan in ons huis of goed van de vuurvonk uit de wolken.

Dit noopte ons reeds een vorig maal nog een nadere toelichting toe te zeggen, en wel ditmaal in verband met de zeer diepgaande en hoogstgewichtige vraag, of het den mensch al of niet geboden is, geheel lijdelijk te blijven onder de slaande hand Gods.

Eenparig erkennen alle Calvinisten, dat er geen lijden van welken aard ook op deze wereld zijn zou, indien de zonde niet ware gekomen. In alle leed en ongeval, in alle krankheid en pestilentie, in alle smart die hun overkomt, zien ze daarom een uiting van Gods heilig misnoegen. En ook waar ze, op grond van Gods Woord, erkennen, dat het lijden voor Gods kind van etastraffe'm Qta. beproeving of kastijding is orftgezet, omdat de toorn Gods in dit lijden door het bloed van het heilig Gpdslam verzoend is, toch büjft het voor hen vaststaan, dat al zulk lijden, in het paradijs ondenkbaar en in den hemel ongekend, alleen om der zonde wil op deze aarde over ons komt.

Indien nu een vader op aarde zijn kind kastijdt, oordeelt een ieder, en zeer terecht, dat het schriklijke opstandigheid in dat kind zou verraden, zoo het ook maar één vinger tegen zijn vader dorst opheffen, en dat het integendeel zijn plicht als kind is, om zonder eehigen schijn zelfs van verweer, zich aan die vaderlijke kastijding te onderwerpen.

En dit nu heeft in menig vroom gemoed de ..gedachte doen post vatten: „Als nu mijn hemelsche Vader op gelijke wijze mij kastijdt, dan zou het ook in mij schrikkelijke opstand en weerspannigheid zijn, indien ik ook 'maar even den boozeq moed greep, om tegen die kastijding in te gaan^ en voegt ook mij niets anders dan om volkomen lijdelijk deze bestraffing of kastijding van 'sHeeren hand over mij te laten komen."

Dit nu toepassende op het onderhavig geval, oordeelt menig vrome in den lande; en dit is volkomen begrijpelijk: Als God de Heere mij slaan wil, door den bliksem in mijn huis te zenden en mij daardoor gevoelig in mijn bezit te treffen, dan staat het mij niet vrij, tegen deze mogelijkheid maatregelen te nemen; want dit zou er precies gelijk mee staan, alsof ik, God tergend en uittartend, bij mij zelven dacht: „Nu ben ik verzekerd, en nu kan God mij door zijn bliksem geen schade meer toebrengen!"

Meer nog.

Een vroom kind Gods is evengoed als de wereldling op het behoud van zijn goed bedacht. Als de bliksem door het luchtruim, schiet, is ook zijn stille bede: »Mocht mijn huis en erf gespaard bHjven!" Maar wel verre van de vervulling van dien wensch in eigen menschelijke maatregelen te zoeken, oordeelt hij, dat men te bidden heeft, om het alzoo van God zelf te erlangen en niet van eigen kracht.

En is dan de onweersbui voorbij getrokken en het vuur van den hemel, dan neigt het vroom gemoed er toe, om zich bewaard en gered te gevoelen; en men dankt.

Een dank, die dan vooral in de ziel opklimt, zoo het huis van buurman getroflen werd, doordien de bliksem vlak bij u insloeg, en u zeggen doet: Was de bliksem iets meer rechts of links geschoten, dan ware mijn huis weg geweest. Natuurlijk niet, alsof men danken zou, dat het insloeg bij den buurman; maar het van nabij aanschouwen van wat ook u had kunnen treffen verhoogt in u het besef, hoe krachtdadig en wonderbaar ge bewaard wie dt.

Er is dan ook geen de minste twijfel aan, of, zoolang het vrome kind van God de kastijding van zijn Remelschen Vader in geen ander licht kan beschouwen dan hetgeen valt op de kastijding van onzen aardschen vader, moet hij van eiken maatregel afzien en is volstrekte lijdelijkheid zijn onafwijsbare plicht,

Een iegelijk die, door een te nemen maatregel, de vreeze Gods uit] zijn hart zou verliezen; er zich minder afhankelijk van zijn God om zou gevoelen; er het gebed om zou nalaten, en den dank zou doen besterven op zijn lippen, zondigt.

En als mij de keus staat tusschen twee menschen, waarvan de één al zulke traatregelen neemt, en niet bidt en niet dankt, en de ander stilzit, maar én dankzegging én smeeking opzendt, dan kies ik onvoorwaardelijk voor den laatste; want in den eerste spreekt de goddelooze hoovaardij van het menschenkind en in den laatste uit zich vreeze Gods.

Stelt men echter naast deze twee nog een derde, die én de middelen gebruikt én nochtans bidt en dankt uit een vurig gemoed, dan heeft buiten kijf die derde nóg meerdere genade; genade om ^^^^^/te doen naar Gods Woord.

Om dit met een voorbeeld op te .helderen.

Indien God de Heere aan u, aan uw buurman links en aan uw buurman rechts aan elk een lief en heerlijk kind schonk, en bij het rondwaren eener vreeselijke pestilentie gebeurt het, dat God de Heere u alle drie deze pestilentie in uw huis, en in de wieg van uw lieveling zendt, dan is, niet waar, deze navolgende onderstelling mogelijk.

Uw buurman links is een zelfgenoegzaam mensch, die niet aan God, maar alleen aan de artsen en hun medicijnen gelooft. Zoodra hij dus merkt dat zijn lieveling is aangetast, zendt hij terstond om den dokter; die dokter schrijft een recept; hij geeft den drank aan zijn kind in; en zie het betert. En nu was er geen gebed en is er ook geen dankzegging, maar alleen de booze gedachte: „De medicijnen zijn toch maar alles.”

Gij zijt niet zoo opgevoed. Integendeel u is geleerd in alle leed Gods slaande hand te zien, en van Hem alleen redding te wachten. Daarom hecht ge niets aan den arts en niets aan de medicijnen. Maar gij gaat in smeeking en gebeden en ge worstelt op de knieën. En zie, ook uw kind betert. En nu is er overvloedige dank, en ge denkt bij uzelven: „Zoo ziet men toch maar, dat het bidden alles is. Nooit meer een dokter in mijn huis!”

Uw buurman rechts eindelijk is ook van vromen huize, maar heeft geleerd om ook de van God geboden middelen op prijs te stellen. Hij zendt dus wel zijn dienstbode om den dokter, maar weet: „Die dokter kan niets als God hem geen wijsheid geeft, en zijn medicijn heeft den dood in, als (Pochet niet zegent." Dies valt ook hij op de knieën en smeekt en roept naar den Hooge voor zijn kind: „o God, ontferm u over mijn lieveling!" En ook dit kind komt bij'., en leeft op en de pestilentie wijkt. En ook In dit huis is er nu overvloeiende dank, dank aan dien wonderen God, die zijn reddende hand uit den Hooge toestak en de middelen achtervolgde met zijn zegen.

En vraagt men nu over deze drie vaders ons oordeel, dan zeggen we dat die eerste, ook al wendde hij een middel aan, dat God zegende, nochtans schriklijk in zijn hart gezondigd heeft tegen den Heere van leven en dood. Dat die tweede, ook al verzuimde hij de middelen aan te wenden, nochtans tiit vrome intentie handelde, maar vergat dat > de zieken den medicijnmeester van noode hebben." Terwijl alleen die derde, die én de middelen aanwendde én in die middelen niets dan een bloot werktuig lag, waardoor God naar believen Zijn kracht kan werken, geheel deed naar het Woord.

Feitelijk komt düs het verschil van meening dat desaangaande bestaat, alleen voort uit een verschil van inzicht in het bestuur der Goddelijke Voorzienigheid.

Voor den een staat het zoo, dat hij in een God gelooft, die \yaar zijn slaande hand op ons is, ons geen andere bewaring of redding toe wil beschikken, dan' die Hij zelf rechtstreeks, zonder middelen, werkt. Terwijl de ander belijdt, dat als Gods slaande hand over ons komt, de redding uit nood of dood en de afwending van gedreigde smart of schade, wel eeniglijk van God den Heere komt, maar gemeenlijk op zulk een wijs, dat Hij' zelf middelen in onze hand stelt., waarin Hij het aan zich hield, of Hij ze al dan niet wil zegenen.

Als we niet eten, sterven we, en overkomt ons om der zonde wil de dood. Dies zijn we gedoemd om in het zweet onzes aahschijns ons brood te eten.

Maar hoe?

Doet nu dat brood het .•' Houdt dat brood ons in het leven?

Ja, roept de wereldling, als ik maar brood heb, ben ik er, en heb ik verder geen God noodig.

Neen, zegt de vrome, ook al is mijn huis vol brood, dan sterf ik nog en kom om, zoo God de Heere Zij'n woord van zeqen er niet toe spreekt.

En daarom ook al zit ik voor een welvoorzienen disch, dan bid ik toch nog, en bid om tweeërlei. Vooreerst om brood. Want al staat het op mij'n tafel, toch is het Gods brood, en heb ik het eerst van Hem te vragen. Maar vooral niet minder om zijn zegen. Want brood is maar een schepsel, en de voedende kracht in dat brood is alleen de werkende kracht Gods.

Er is dus hier een inworstelen tegen den dood, die ons van oogenblik tot oogenblik op de hielen zit.

Voor die worsteling gaf God ons het brood als instrument.

Bezigen we nu dat middel, dan is dit middel niet het onze, maar een geschenk Gods. En ook dat middel blijft middel, en die ons van den dood redt door elk stuk brood dat we eten, is DE HEERE.

Zoo is, meenen we, het standpunt gevonden, van waaruit heel deze teedere quaestie bezien moet.

Een volgend maal hierover meer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Onze toelichting

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's