Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de lastige quaestie der zitplaatsen in kerkgebouwen van grootere gemeenten schrijft de Hoop dit:

«Naar wij vermeenen, heeft de Amsterdamsche Kerkeraad op zeer doeltreflfende wijze de voor groote steden vrij lastige kwestie van regeling der zitplaatsen in de kerkgebouwen opgelost.

In gemeenten met slechts één kerkgebouw, dat allen bevatten kan, die tot de godsdienstoefeningen opkomen, wordt de moeilijkheid, wat betreft verhuren van plaatsen óf vrije plaatsen, kwalijk gevoeld. Er kan daar gezorgd worden, dat ieder lid een eigen plaats heeft in het kerkgebouw, en zonder eenigen persoon aan te zien of te letten op den »man met den gouden ring" kunnen er ook plaatsen verhuurd worden. Mits maar de broeder of zuster, die niet heeft, geen mindere zitplaats ontvangt in de kerk, dan die daarvoor betalen kan.

In gemeenten met meerdere kerkgebouwen en meer dan een of twee dienaren des Woords is de zaak moeilijker, vooral omdat men dikwijls meer naar de kerk gaat om een «spreker te hooren", dan tot de openbare Go ds vereering, tot den dienst des Woords. Als in een gebouw, dat slechts 1000 menschen bevatten kan, 1500 een plaats zoeken, wannner Ds A. ofDs. B. preekt, terwijl een ander gebouw, waar Ds. C. of Ds. D. het Woord verkondigt, half leeg blijft, dan moet er verwarring ontstaan; gelijk ook, als de kerkgaanden, die van vrije plaatsen gebruik maken, de een den an der niet uitnemender achten dan zichzelven in de liefde.

Als een der hoofdbezwaren tegen geheel vrije zitplaatsen in de kerkgebouwen wordt aangevoerd, dat niet ieder vroeg genoeg van huis kan gaan om bij «volle beurten" een goede plaats te krijgen, wat vooral ook huismoeders geldt, en dat het stelsel van geheel vrije plaatsen tot allerlei wanorde aanleiding geeft. Waartegenover staat, dat de betaling van eenige of vele guldens 'sjaars niemand eenig_ «recht" in het kerkgebouw mag verzekeren boven zijn onbemiddelde medeleden, en minst van al tot vrijbrief mag strekken, om eerst in de kerk te komen op het laatste oogenblik, even vóór de leeraar zijn dienstwerk aanvangt, en dan triomfantelijk zijn plaats in te nemen, waar velen, die vroeg ter kerk waren, geen zitplaats kunnen krijgen. Suppoosten, die voor betalende laatkomers de plaatsen ^openhouden en anderen tegenhouden, be in ornse vrijgemaakte Gereformeerde Kerken nie worden geduld.

Zulke ongerechtigheid hoort niet onder ons thuis, maar in het Genootschap; en alles moet vermeden worden, wat iemand, ook die buiten zijn, zou kunnen afsiooten ter kerk te komen tot de prediking des Woords en der openbare vereering Gods.

Doch orde moet'gehandhaafd worden, niet het minst bij de openbare godsdienstoefeningen, en daartoe wordt een goede regeling der zitplaatsen vereischt, n.l.: dat de arme niet achteruitgezet worde bij den bemiddelde; dat zelfs alle schijn van willekeur in het aanwijzen der plaatsen achterwege blijve; en tevens, dat tegen alle driestheid gewaakt worde.

Dit nu wordt vereenigdT in de regeling boven medegedeeld.

1. De regeling zelve is opgedragen door den Kerkeraad aan Gecommitteerden' uit zijn midden met een dienaar des Woords als voorzitter.

2. Er wordt geen enkele plaats verkocht oiverhuurd.

3. De zitplaatsen in het ruim van het kerkgebouw en op de tweede gaanderij blijven geheel vrij, voor wie er gebruik van willen maken.

4. De zitplaatsen op de eerste gaanderij worden ge reserveerd voor leden der Kerk, wier namen op het Duplicaat lidmaten-register staan, beginnende met de leden, die, loat hun woonplaats aangaa het dichtst bi) het kerkgebouw wonen, waarin plaats begeerd wordt, en vervolgens in zich wijder uitbreidenden cirkel, voor zoover er plaatsen op de eerste gaanderij bescliikbaar zijn. De toewijzing dier plaatsen aan de aanvragers geschiedt (Sjr'/a/M^, dus zonder eenig mogelijk aanzien des persoons, en men ontvangt een kaart voor eenjaar, waarop het nummer der plaats is aangegeven Doch ook deze plaatsen zijn geheel vrij, indien zij niet, bij hei eindt van het eerste gezang door den voorlezer op te geven, door de anders rechthebbenden zijn ingenomen. De plaatskaart wordt dus nooit een vrijkaart, om, tot storing van den dienst, te laat in de Godsdienstoefening te komen.

Vooreerst zal deze regeling betrekking hebben op de «Keizersgrachtkerk", die binnen weinige weken zal worden in gebruik genomen; daarna zeker ook voor de andere kerkgebouwen. Het plan verdient ook voor Rotterdam ernstige overweging.

Hier is veel waars in.

Toch verlieze men niet uit het oog, dat deze maatregel eerst dan goede werking kan hebben, als een plaatselijke kerk in het bezit is van zoo vele en zoo ruime gebouwen, dat ze eiken Zondag al haar leden plaatsen kan.

Zelfs het staan dient voorkomen te worden.

Twee uur lang staan is niet stichtelijk. Het mat af en breekt de harmonie van ziel en lichaam.

Vooral zoo de predikatie, uit gebrek aan tijd van voorbereiding, te lang wordt.

In de Roeper kwam onlangs Ds. De Haas uit Hattem op tegen de voorstelling, alsof de manier van doen der Doleerenden bij het boeken van leden zoo vreemd was op het Christelijke Gereformeerde erf.

De Hoop zegt er van:

Tegen zulke beschouwingen komt Ds. De Haas, Chr. Geref. pred. te Hattem, op, en schoon hij medewerker is aan de Roeper, wil hij niet voor deze bekrompen gevoelens van den hoofdredacteur verantwoordelijk gehouden worden. En wat de toelating betreft als leden in de Chr. Geref Kerk van hen, die uit het Genootschap komen, herinnert hij, dat in de Chr. Geref kerk hieromtrent volstrekt geen vaste regel bestaat. Ia sommige gemeenten der kerk geven zij, die zich van het Genootschap hebben gescheiden en zich bij de Chr. Geref. gemeente willen voegen alleen «kennis" van hun voornemen aan den kerke raad, die daarna hunne namen zonder meer boekt. In andere gemeenten leggen zulken in het midden van den kerkeraad een soort van verklaring af aangaande hun geloof terwijl in nog andere plaatsen van hen, die uit het Genootschap overkomen een openlijke belijdenis des geloofs gevorderd wordt, waarna zij als leden der Kerk «zelfs bevestigd worden voor heel de gemeente". In de Chr. Geref. kerk is hieromtrent dus groot verschil van beschouwen en «nooit heeft de Chr. Geref. kerk eenigen regel desaangaande voorgeschreven". En, zegt Ds. De Haas, «kunnen wij het gevoelen der Doleerenden in dezen niet deelen, laat ons het onze hun niet opdringen" en «trots ons verschil in zulke nevenzaken kome met Gods hulpe eerlang de gehoopte en van God gebeden vereeniging tot stand”.

Waarbij de Boodschapper aanteekende:

«Sommige leden onzer kerk dringen meermalen aan op het eeren van de geschiedenis en op het ophouden van de waardigheid onzer Chr. Geref kerk-Welnu, laat men dan ook het hier te pas gebrachte deel onzer geschiedenis opmerken en daarnaar zijn houding tegenover de Doleerenden regelen; want het verhoogt stellig de waardigheid eener kerk niet, als sommige of vele harer leden buiten haar grenzen scherpelijk veroordeelen, hetgeen zij daarbinnen met stilzwijgen voorbijgaan.

'sChristens leefregel moet veeleer zijn streng voor zichzelf en zacht voor anderen. En ook op kerkelijk gebied is het heilzaam dezen regel te volgen. Zulk een nauwkeurige toetsing van onze eigen kerkelijke handelingen behoeft ook in niets te kort te doen aan den eerbied en de liefde, die wij aan onze kerk als stichting Gods toegedragen; , want zulk een toetsing geldt ^lleen het menschelijke werk en de menschelijke regelingen, en het verraadt zeker geen oprechte liefde tot de kerk, zoo men zich blind houdt voor haar onvolkomenheden.

Ons dunkt, als men de ongereforraeerde voorstelling van »boeken van leden" eens prijs gaf, en er weer voor in de plaats stelde de echt Gereformeerde opvatting van »toelating tot het heilig Avondmaal, " dan verviel hier alle tegenstrijdigheid.

Hierin toch zijn Christelijke Gereformeerden en Doleerenden het volmaakt eens, dat tot het heilig Avondmaal alleen mag toegelaten, wie in belijdenis en wandel publiek onberispelijk is.

Buiten het heilig Avondmaal daarentegen, dan telt ook de Christelijke Gereformeerde kerk allerlei leden mee, omtrent wier belijdenis ze alle zekerheid mist.

Geeft ze toch op, dat te Amsterdam haar kerk ± 4000 zielen telt, dan telt ze daar ook onder mee minstens 1000 , die nog sgeen belijdenis deden, " maar dan ook niet tot het heilig Avondmaal zijn toegelaten.

En bij dit stelsel moet men wel blijven; tenzij men de jEngelsche en Amerikaansche manier wil volgen, om alleen de «communicanten" op te geven.

Doch is dit raadzaam?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's