Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„En genas hun kranken”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En genas hun kranken”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus uitgaande, zag cene groote schare, en werd innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hunne kranken. Matth. 14 : 14.

Krankheid is een bange benauwing van ons leven. Alle ziekte gaat tegen onze natuur in, en de eisch van uw menschelijk leven, gelijk God de Heere u dat leven inschiep, is, dat ge bloeiende van kracht zult zijn en blozend van gezondheid.

Van alle ziekte zegt de Schrift u dan ook, dat ze om der zonde wil over ons menschelijk geslacht kwam.

Het i, s de dood, d'e in alle krankheid u aanraakt met zijn verdervende macht. God schiep den raensch krachtig^n gezond en in het paradijs vóór den val is alle pgn noch ziekte denkbaar. Maar op het oogenblik zelf, dat de zonde in het hart sloop, ontsloot de mensch de deur van het paradijs voor de macht der vernieling. En sinds is die verdervende macht des doods als een stroom over ons gekomen; een stroom die ons reeds lang verzwolgen en zelfs alle betrekkelijke gezondheid ons ontroofd zou hebben, zoo er geen sparende genade tusschenbeide ware getreden, om althans eenigermate die macht der vernieling te stuiten.

Maar niettemin gaat die stroom des verderfs nog steeds over ons geslacht uit. Schriklijk verheffen zich zijn golven in de pestilentiën m d die gansche volken wegrapen; ontzettend wordt de verheffing zijner baren gevoeld in de epidemieën die als plagen zich op de natiën werpen; beving slaat ons om het hart, als we onze liefste panden door gevaarlijke krankheid zien aangegrepen; een schok gaat ons door de ziel als we zelf op hetkrankbed worden geworpen; maar ook al is de krankheid minder ernstig, of meer slepend en langzaam ondermijnend; toch, in al uw zwakheid, in al uw ongesteldheden, in uw onwel zijn, en tot in de minste aandoeningen van pijn, is het altoos diezelfde stroom der verderving, die u óf onderdompelt en wegsleurt óf de voeten besproeit en u in uw gang doet waggelen.

Och, een zondaar die ziek is, is eigenlijk het natuurlijkst, en waar u nog kracht en gezondheid gegund wordt, zult ge altoos uw God te danken hebben niet-alleen voor het leven dat Hij u gaf, maar ook voor de genade, waarmee Hij, in weerwil van uw zonde, u als door een wonder de gezondheid verlengen wilde.

Onze God is zoo genadig en barmhartig, en Hij, Hij alleen is het, die den stroom der verderving een tijdlang van u afkeert; die als de krankheid komt u het kruid doet wassen, waarin genezing schuilt; die den arts inzicht geeft om den voortgang van het kwaad te stuiten; die de natuur in u tegen de ziekte doet inwerken; -die bij uw leed u den troost der liefde toebrengt; en te midden van uw benauwdheden u nog het gebed schenkt om te roepen tot den Ontfermer!

Als Jezus op Eïarde komt, ziet ge uw Heiland dan ook telkens met de kranken bezig.

Hij komt om van zonde te verlossen. Maar hij die diep ziet, ziet ook den onlösmakelijken band die zonde en ziekte vereenigt, en daarom laat hij ook de kranken tot zich brengen en hij geneest ze.

o, Eenmaal zal hij «, % krankheid bij «/Gods kinderen genezen. Dan roeit hij de laatste kiem van alle verderf in uw bloed uit. Schudt uit uw lichaam alle zaden des verderfs die er de dood in had uitgestrooid. En maakt uw tiu zoo broos en aan alle krankheid onderhevig lichaam gelijk aan dat heerlijke lichaam, waarin hij zelf bloeit voor Gods aanschijn.

Volmaakt gezond is geen mensch op aarde, want, hoe gezond we ook schijnen, de kiem des doods draagt elk zondaar in zich. En volmaakt gezond dat was alleen Adam eer hij viel en de mensch Jezus Christus, gelijk hij nu opklom tot glorie.

Al die wonderen der genezing zijn daarom bij Jezus geen overtollig ornament. Neen, onze Redder en Goël komt om van zonde én ziekte te verlossen. En als ze die kranken op huo beddekens uitdragen, en Jezus hun tegelijk én de vergeving van hun zonden én de genezing van hun krankheden schenkt, dan is dat heerlijk tafereel slechts de profetie van wat onze Goël eens aan al Gods kinderen voleinden zal, als ze daarboven bekleed zullen worden met het fijne lijnwaad der heiligen en hun lichaam voor het eerst heerlijk blinken zal in hemelsche pracht.

Een profetie van wat komt, maar ook een roeping voor de kerk die hij achterliet, want wil zijn kerk beelddraagster van haar Heiland zijn, dan heeft ook zij nog steeds diezelfde dubbele taak te vervullen, niet enkel om aan zondaren, maar ook om aan kranken den geur der vertroosting te brengen.

Een kerk die haar kranken vergeten kan, doolt af van haar Heere.

Krankheid is een bode Gods in ons leven. Niet om te zeggen, dat alle krankheid in ons met persoonlijke zonde saamhangt. Och, de goddelooze pracht dikwijls op zijn kracht en welstand, terwijl het vrome, kind van God kwijnt en omkomt in zijn benauwdheden.

Ongetwijfeld is er vaak samenhang. Vreeslijke ziekten vloeien soms rechtstreeks uit aan wijsbare zonden voort. Alle onmatigheid wreekt zich in afmatting en zwakheid. En bijna nooit overkomt ons krankheid, of we weten, dat de Heere ons in die krankheid iets te zeggen heeft.

_ Maar meestal is dat niet persoonlijk. De ziekten der ouders erven over op de kinderen en kindskinderen tot in verre geslachten. Meestal zelfs is de samenhang voor ons niet meer na te speuren. Maar hoever ook buiten onze persoonlijke zonde liggend, toch ligt de oorzaak van alle ziekte en krankheid, die ons met alle inderen der menschen jverkomt, in die ééne zonde en dien opstand tegen God, waaraan wij et alle kinderen der menschen schuldig staan.

Vandaar dat raken onzer conscientie, en lthans bij den kranke, die vroom voor God eeft, juist in dagen van krankheid een zooeel inniger toevlucht nemen tot het bloed der verzoening.

Doch ook in anderen zin is krankheid ons een bode Gods.

Ook al raakt ze onze conscientie niet, toch ontzet ze ons uit onze hoogheid. Wie diep eeft, voelt bij alle pijn en krankheid schaamte over zich komen over zijn machteloosheid. We dalen dan eenige sporten lager op de lader onzer hoogheid. Onzer kleinheid worden e indachtig. En als met opgeheven vinger ijst alle krankheid ons op die laatste krankeid, die eens ook ons lichaam sloopen zal en ook ons een prooi doet worden van het graf.

Ook v; in de liefde spreekt die bode des Heeren.

Wc leven saam in één huis, op eenzelfde dorp; en nu zijn er velen die zich nog gezond voelen, maar enkelen, die God met iekte slaat. Waarom dit hen treft en niet u ? Wie zal hier antwoorden, die niet gelooft in e vrijmachtige beschikking des Heeren?

Maar omdat de ziekte u zelf niet treft, moet daarom de ziekte van uw broeder niet trefen ? Mag die buiten u omgaan ? Gaat die ook niet aan?

Of raakt die prediking van hoogen ernst, die n elke krankheid uitgaat, dan alleen den kranke, n niet de personen die om zijn ziekbed staan?

Vraagt dan de Heere geen verhoogden 'dank ls Hij u in dien kranke zien doet, hos het ok met u kon zijn; morgen misschien zijn !

Komt er in dien kranke dan geen roepstem ot u, om te deelen in wat hem trof? Om met eernis en mededoogen in de wereld van zijn jden in te gaan? Om zijn lijden te lenigen n te verzachten met al wat uw hand vindt? ok om hen met de teederheid van een beogen hart te troosten, en als ge zijn ziel beeiken kunt, met hem te worstelen voor zijn od ?

o, Wat stroom der Hefde zou niet gemist ijn, zoo alle krankheid uit ons midden ware eggenomen, en wat goddelijke kunst was het, ie uit het zaad der krankheden zoo kostejken geur van deelnemende deernis en innig ededoogen voor God en voor zijn kranken eed opgaan 1 v o g K Z h

God wil aangebeden zijn, en wanneer steeg k er ooit vuriger gebed uit uw woning op, dan wanneer het leven uwer lieven bedreigd wierd; dat de kranke bad en heel zijn huis met hem smeekte, en dat er een heilige gebedsadem over de woeling des verderfs zweefde?

„In mijn krankheid, roept de Psalmist uit, »verandert Gij mijn gansche leger!”

En dat doet de Heere nog.

Want vergeiyk maar eens het ziekbed in een huis waar geen gebed en - geen liefde heerscht, met een krankenleger in de woning van een kind des Heeren, en ge merkt het immers hoe de Heere nóg de wonderen zijner vertroosting werkt?

Nu nog, in afwachting van de heerlijkheid die komen zal, is de naam van Jezus voor den kranke, die hem kennen mag, zulk een nardus van kostelijke waardij.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„En genas hun kranken”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's