Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een viervoetige reus.

Gelijk de olifant door zijn buitengewone grootte, neemt de neushoorn of Rhinoaros door zijn nog veel lomper lichaamsbouw, niet slechts onder veelhoevige en dikhuidige dieren, maar ook onder alle landdieren, een eerste plaats in. Slechts door het ri, /ier-of nijlpaard wordt hij in zwaarlijvigheid overtroffen.

Onder de zes of zeven soorten van neushorens die eensdeels Afrika, anderdeels Zuid-Azië en de eilanden der zeeën bewonen, is de eenhoornige, de grootste en sterkste. Daar deze buiten de aangrenzende provinciën van China, voornamelijk voor-en achter-Indië tot vadeiland heeft, draagt hij ook den naam van Indische neushoorn {rhmoceros Indicus). De mannelijke dieren worden gewoonlijk 12—13 voet lang, 6—7 voet hoog en hebben een omvang van 10 voet. Het gewicht van zoodanigen reus is niet minder dan 4000 k 5000 pond. Zijn lijfis dik, 't vel gerimpeld hij is laag op de poolen, de hals kort en dik, de kop van middelmatige grootte en de platte, afhangende staart dun en nauwelijks twee voet lang. De rechtopstaande ooren, die zeer bewegelijk zijn, gelijken in vorm en grootte op de ooren van een varken en ook de oogen gelijken op die van dien borsteligen veelhoever. Zij zijn naar verhouding buitengewoon klein, vao langwerpigen vorm, zien uiterst mai en dom rond en zijn zoo dicht bij den neus geplaatst, als bij geen ander viervoetig dier. Zijn voorhoofd loopt met een diepe inbuiging naar beneden. De vlakke, breede bovenlip is in het midden verlengd tot een vingervormige punt; die zeer beweeglijk en zoo rekbaar is, dat zij bij het nemen van voedsel tot een lengte van 6 duim kan worden uitgerekt.

Dit alles doet den rhinoceros een zeer dom dier schijnen, dat alle edele eigenschappen mist. Het gehoor en de reuk zijn van al zijn zintuigen het meest ontwikkeld. Hij hoort zijn vervolger zelfs in het dichtste kreupelhout, zoodat het zeer moeilijk is hem tot op de lengte van een geweerschot te naderen, terwijl hij den banaanboom mei: zijn vruchten reeds op verren afstand ruikt. Zijn korte, vormlöoze, dikke pooten zijn krom als die van den dashond, en laten zeer weinig van de gewrichten zien. Aan elk van zijn breede voeten heeft hij drie groote teenen, die aan de onderzijde met een gerimpeld vel aan elkander zijn verbonden. Zij zijn van boven glad gewelfd; van onder vlak afgesneden en laten de hartvormige kale en vereelde voetzool voor het grootste gedeelte vrij. Zijn gebit bevat aan de onderen de bovenzijde, aan beide kanten zeven baktanden. De snijtanden zijn klein en vallen bij oudere dieren spoedig uit; hoektanden heeft hij in 't geheel niet.

JJit heeft de olifant op onzen neushoorn voor, doch de rhinoceros is rijkelijk schadeloos gesteld door een op den neus zittenden hoorn (enkele soorten hebben zelfs twee horens). Deze baleinachtige, aan zijn wortels zeer dikke huiduitwas is niet hol, maar bestaat uit zuiver gelijkloopende fijne vezels van hoornachtige stof en heeft bij een lengte van 2I/2 voet en een scherpte als een mes, zulk een taaiheid, dat van een afbreken als bij de slagtanden van den olifant voor komt bij hem geen sprake is. Even - weinig schijnt een stoot met dit wapen den neushoorn eenigen last te veroorzaken, terwijl bij de olifanten elk eenigazins krachtig gebruik van de slagtanden pijnlijk is.

(Wordt vervolgd.)

VOOR WEETGRAGE LEZERS.

't Is, zeiden we, juist niet, of liever ver van gemakkelijk ook maar eenigszins nauwkeurig te zeggen, hoe groot het aantal woorden, de woordenschat van onze taal is.

Vooreerst dient men te vragen welke woorden alleen hier en daar in gebruik, dus gewestelijke woorden zijn, die niet meerekenen. Nu zegt b. - v. de een, dat schouw voor schoorsteen tot dezulke behoort, maar anderen weer houden vol dat men »schouw" zeer goed en voor iedereen duidelijk kan gebruiken. Om zulke moeilijkheden op te lossen, dient men niet weinig gelezen te hebben, en nog meer zijn ooren overal den kost te hebben gegeven.

Lastiger nog is het met de zoogenaamde vreemde woorden. Een groot aantal zooals appreciatie, bonjour, transpireeren, dejeuneeren. meeting^ voorradig, bemerking, kunnen we niet alleen missen, maar dienen zelfs ééns voer goed opzij gezet, als we niet moedwillig onze goede taal willen bederven. Zij hebben geen recht van bestaan.

Andere vreemde woorden als sigaar, locomotief, korporaal, soldaat, kunnen we nu eenmaal niet meer of zeer moeilijk missen. Ze hebben „burgerrecht" gekregen, en behooren thans tot de onzen.

Ongelukkig echter denken niet alle menschen er zoo over, en rekenen zij vele vreemdelingen van de eerste soort ook tot onze taal, zoodat de becijfering lastig wordt. Bovendien is het schiften niet gemakkelijk. Woorden als meeting, eau de cologne, siesta ziet men het dadelijk aan, dat ze bij ons niet thuis hooren. Maar als ik nu zeg: »hij trachtte een vers te dichten'', dan zal menigeen niet aanstonds vatten, dat in dat korte zinnetje drie woorden van vreemden oorsprong zijn gebruikt: Vers, trachten (van 't Latijnsche: tractarej en dichten (van 't Lat.: dictate). Men ziet de grens is moeilijk te trekken. Met goeden, emstigen wil zijn echter de eigenlijke en onnoodige vreemdelingen weer best over de grenzen te sturen en dus niet meer mee te tellen.

Het lasiigst echter wordt de optelling door het vermogen van onze taal om woorden te vormen en saam te stellen.

Woorden als tuindeur, timmermans jongen en dergelijke saamvoegingen zijn in het Fransch b. V. en in andere talen niet mogelijk. Maar in onze en in de Hoogduitsche taal kan men die maken naar believen. We zetten groente en soep aaneen, en krijgen groentesoep, of 't omkeerende soepgroente, dus vier woorden voor twee Zulke woorden maken weer telkens nieuwe, die toch ieder begrijpt, wijl ze uit de oude zijn genomen. Werkmansbond, Veeziekte, duin-Watermaatschappij, jongelingsvereeniging waren onzen vaderen onbekend. Toch begreep ieder, toen ze in gebruik kwamen, aanstonds wat bedoeld werd.

Daar-nu aan die saamstelling om zoo te zeggen geen eind is, en ieder op zijn beurt er mee voort kan gaan, blijft de lijst der woorden altijd onafgesloten. En dat is een voorrecht 't welk onze taal heeft. Dat di Franschen zich moeten behelpen met »deur van tuin'', »dienaar van kamer" voor huisdeur, kamerdienaar is alles behalve een sieraad van hun taal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's