Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Door sommige zich noemende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door sommige zich noemende

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door sommige zich noemende Gereiormeerden wordt ook thans weer het ambt der geloovigen in twijfel getrokken.

De verdienste van nieuwheid heeit het opwerpen van dezen twijfel niet. Zóó kwam de Roomsche Hiërarchie niet op, of deze twijtel rees en ging in protest over; en zoolang de Roomsche Hiërarchie zich handhaaft zal steeds op heel haar erf dit ambt der geloovigen betwist en geloochend worden ; en onder wat vorm ook buiten Rome de kerkelijke hiërarchie optrede, 'tzij Episcopaal als in Engeland, met Superintendentie als in Duitschland, of Synodaal gelijk ten ontzent, steeds zal en moet ze het bestaan van dit ambt der geloovigen ontkennen.

Met dit ambt der geloovie^en verdraagt zich de Hiërarchie niet, flct is voor eiken geboren Hiërarch een gruwel.

Dit legt aan ons, evenals aan onze vaderen, den plicht op, om principieel voor dit ambt op te komen, het uit den Woorde Gods te verdedigen, en het besef van de werkelijkheid van en verantwoordelijkheid voor dit ambt bij de geloovigen levendig te houden.

Dit hoeft wel niet voor de broederen in Doleantie, Zij staan in dit stuk muurvast. Maar het is noodzakelijk, om de zwakheid van broederen, die nog onder de Synodale Hiërarchie zitten, en daardoor gevaar loopen het besef van hun bevoegdheid en hun roeping op dit stuk te zien verflauwen, zoo niet te verliezen.

En dan sta terstond op den voorgrond, dat we er niet aan denken dit pleit op grond van Art. 28 van onze Geloofsbelijdenis te voeren. Grond is ons nooit iets anders dan Gods Woord. En zij die wanen, dat het ambt der qeloovigen de wereld uit is, zoo ze het uit Art. 28 van de Confessie hebben weggeredeneerd, vergissen zich schromelijk.

Op Alt. 28 zullen we in het vervolg van ons pleidooi terugkomen; thans slechts constateerende, dat de woorden: , ^ambt der eloovigen" in Art. 28, gelijk we nog onlangs betoogden, wel zeer zeker ook een ambtelijke roeping inhouden. p s v

Afdalende tot den wortel van dit vraagstuk, stellen we dan op den voorgrond, dat het woord ambt niet hetzelfde is ais plicht of roeping, maar altoos onafscheidelijk verbonden is met een vtrkxeg& ae bevoegdheid, een ver leende, ^««^^^ en een uit te veeren last, waarin de Souvereiniteit van den Drieeenigen God zich gelieft te openbaren.

In God is de bron, de springader, de volheid van alle souvereiniteit. Wij allen zijn zijn schepselen. Hij alleen heeft te gebieden. En er is dus geen bevoegdheid, macht of last, dan uit Hem.

Zoolang er nu niets in het spel komt, dan onderwerping aan die souvereiniteit Gods, is er niets dan plicht en roeping.

Zoolang er alleen sprake is van een in­ h strument, dat God de Heere bezigt, om zijn souvereinen wil rechtstreeks uit te voe­ d ren, is er niets dan dienst en werking.

Maar zoodra het God den Heere belieft zijn souvereiniteit of iets daarvan, middel­ a ijk door een mensch te laten uitoefenen, oodat deze mensch op eenigerlei wijze een o k rager, of ook een orgaan van deze sou­ t ereiniteit wordt, dan is er bevoegdheid, macht, last en dus ambt.

Zoo heelt het Gode beliefd, ons door menschenhand te laten regeeren in het tijdelijke. E ij, onze God, regeert ons door onze ouders en schoolleeraars, en regeert ons door koningen en stadhouders en rechters.

Te dien einde wordt zulk een koning et opgelegde, afgeleide en toevloeiende ouvereiniteit bekleed. Niet alsof hij die orspronkelijk bezat, o, Neen, ook de oning is een schepsel, in zonde ontvangen n geboren. Als onzer één. Maar God legt p hem souvereiniteit, en aldus regeert de oning bij de gratie Gods.

Even zoo regeert God de Heere zijn kerk. ok over die kerk oefent Hij zijn souveeiniteit niet rechtstreeks, maar middellijk it. Te dien einde heeft Hij ook over die erk een Hoofd aangesteld, en deze Koning f dit Hoofd is de Middelaar Christus ezus-, Niet alsof de Middelaar deze souveeiniteit oorspronkelijk bezat. Geenszins. ok hem is deze macht gegeven, Jezus egt het zelf: „Mij is qegeven alle macht in emel en op aarde. Alle dingen zijn mij an mijnen Vader overgegeven!^ Reden aarom de heilige apostel dan ook zegt at de Middelaar deze souvereine macht in e voleinding aller dingen weer aan den ader zal teruggeven, opdat God zij alles n allen, d. w. z. opdat de Goddelijke ouvereiniteit alsdan ^rechtstreeks en on-iddellijk werke.

Zoo bekleedt ook buiten allen twijfel de ader a' een ambt . in . zijn - . gezin, de koning p n zijn land, Jezus in zijn kerk, en elk n ezer drie in hun eigen kring het absolute mbt. Er is niemand boven den vader in zijn huis, boven den koning in het land en boven ChrLstus in zijn kerk.

Hieruit nu vloeit voort, dat alle macht of last of bevoegdheid, die in huis, staat of kerk door wien ook zal worden uitgeoefend, aan hem, die ze uitoeient, moet verleend zijn door dien vader, dien koning, of dien Christus.

Dit is een stuk van gewicht.

Immers, met name in den Staat en in de Kerk gebru'ken de door God met souvereine macht bekleede Hoofden wéér op hun beurt andere personen, door wie zij deze hunne souvereiniteit uitoefenen.

Onze Koning zit niet in alle rechtbanken, commandeert niet zelf op elk schip van oorlog, woont niet in elke provincie, werkt niet zelf in elk buteel. Dit maakt dat hij andere menschen noodig heeft, die hij in dienst neemt, en nu met macht om te regeeren, of te besturen of recht te spreken als zijn organen bekleedt. Zoo spreekt de Koning alle recht, maar door de rechters als zijn organen. Zoo geeft de Koning alleen de wet, maar door de organen van zijn Ministers, Zoo regeert, de Koning alleen het land, maar door de organen van zijn Commissarissen in de Provincie.

Ten deele nu gaat dit evenzoo toe bij het souvereine door God gestelde Hoofd der kerk; echter met eenig onderscheid. Christus toch i.3 niet als onze aardsche Koning beperkt in macht en gebonden aan plaats, maar met zijn majesteit, genade en geest in heel zijn kerk zelf tegenwoordig. Al het inwendig regiment oelent hij daarin zelf en rechtstreeks uit. Daar gebruikt hij niemand voor. Daar duldt hij niemand in. Zelf oefent hij zijn souvereine macht in een ieders conscientie en in een iegelijks gemoed.

Maar anders is het met de uitwendige oefening van zijn Souvereiniteit.

Als Souvereine Koning zijner kerk heeit hij ook uitwendig zijn kerk in het zichtbare door een uitwendig woord te bevelen, te richten, te bestraffen en te regelen. En voor dit uitwendige werk nu bezigt ook Koning Jezus evenals onze aardsche koning, de hulp van menschen, die hem als organen dienen.

En zoo dikwijls hij nu door deze men.=chen, als organen van zijn souvereine macht, zijn kerk beveelt, regelt, richt en bestrait, oefent hij zijn souvereiniteit uit door deze personen.

Deze personen zijn dan niet zelven souverein. Ze zijn ook niet met Souvereiniteit bekleed, majir ze zijn /w dienst van den Souverein, en spreken en handelen namens en in opdracht van hun Souverein. Met opzicht tot hun Souverein zijn ze alzoo Dienaren, hebben ze een Bediening en bevinden ze zich in strikte afhankelijkheid en gebondenheid aan den hun gegeven last; maar met opzicht tot degenen bij wie ze den last uitvoeren, treden ze op in hun ambt. Wat aangaat hun Souverein volbrengen ze hun plicht en voeren ze hun roe-d ine; uit; maar voor wat aangaat de peronen bij wie ot tegenover wie ze handelen, a ervullen ze een ambtelijken last.

Hetgeen een mensch op aarde in de erk doet, kan dus te gelijker tijd en bij deelfde daad, tweeërlei karakter dragen, dat an schuldigen plicht met betrekking tot den Souverein, en dat van ambtelijke roeing met het oog op de personen bij of egenover wie men handelt. Reeds daarom oet het er zoo niets toe, ot men in Art. 28 van onze Confessie leest: „de plicht der eloovigen" of wel: het ., ., ambt der geloovigen." Ook indien het hun ambt is, is de uitoefening van dit ambt hun plicht.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Door sommige zich noemende

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's