Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij de begrooting van Binnenlandsche

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij de begrooting van Binnenlandsche

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de begrooting van Binnenlandsche aken heeft de heer De Savornin Lohman ok den effectus civilis van de universitaire raden ter sprake gebracht.

Gelijk men weet, staat het hiermee ten nzent thans zoo geschapen, dat het Hooger nderwijs wel vrij heet, maar het feitelijk iet is.

Juristen toch, litteratoren en natuurundigen kunnen op staatsterrein dan slechts en werkkring vinden, als zij gedoctoreerd ijn aan een Overheids-hoogeschool.

Alleen de geneeskundige studenten van ene Vrije Universiteit kunnen eenigermate p voet van gelijkheid met de studenten an een Overheidsschool dingen naar het adicaal van arts. v r u dd

Dat deze toestand niet zoo blijven kan, spreekt vanzelf.

In 1876 zijn bij de behandeling van de et op het Hooger Onderwijs de rechten er vrijheid ook van antirevolutionaire zijde p schandelijk zwakke wijze verdedigd, en eemskerk gaf willig aan de oppositie prijs, at hij eerst zelf nog eigener beweging bood.

Het was daarom goed gezien van de d eeren Vermeulen, De Savornin Lohman d n Schaepman, dat bet eindelijk tijd wierd te ok het debat over deze quaestie in te leiden.

Wat nu het punt in quaestie betreft, zei e heer De Savornin Lohman:

Toen vóór eenige dagen de afgevaardigde it Schoterland hier het woord voerde, heeft en kunnen vernemen, welk verschil van levenspvatting bestaat tusschen hem en hetgeen ezerzijds door den heer Heemskerk werd aanevoerd. Als men nu let op die discussie en p de beginselen, door den afgevaardigde uit choterland voorgestaan — men schelde daarbij atuurlijk af den persoon en de infame midden, waardoor sommigen die beginselen willen ealiseeren — dan moet ik de ernstige vraag oen, of die beginselen niet zijn de consequente oortzetting van die, welke bijna in de geheele ereld aan alle wetenschappelijke inrichtingen erkondigd worden? Die afgevaardigde beriep zich dan ook op zeer bekende, zeer beroemde leeraren in het strafrecht, van welke men weet, dat zij de zeer vereerde collega's zijn van alle leeraren in het strafrecht in Europa. Moeten niet de hoogleeraren aan onze Rijks-universiteiten tot dezelfde consequentie komen?

Ik zal niet beweren, dat de hoogleeraren hier te lande het reeds nu volkomen eens zijn met die in Italië en elders, maar zeer zeker is het, dat zij geen beginselen leeraren, lijnrecht staande tegenover die. welke gene verkondigen. En toen nu aan deze zijde der Kamer een enkel woord werd gezegd om het verschil van standpunt te accentueeren tusschen dien afgevaardigde en velen, die lot de antirevolutionairen behooren, vraag ik, of de sympathie van een zeer groot deel der Kamer, speciaal die van de overzijde, was met den spreker aan deze zijde, den heer Heemskerk? Ik geloof, dat, toen hij sprak, een ieder in de Kamer duidelijk kon waarnemen een zekeren sneer, een spotlach, over hetgeen door dien geachten spreker in het midden werd gebracht.

Nu heeft zich in ons land eene Vereeniging voor hooger onderwijs op gereformeerden grondslag geconstitueerd. Die vereeniging meent — terecht of ten onrechte, daarover heeft noch de Regeering, noch de Kamer te beslissen, — zich te moeten constitueeren op een grondslag, diametraal staande tegenover dien, waarop de afgevaardigde uit Schoterland staat.

Ik behoef aan deze Regeering niet te zeggen, dat het daarbij eene ([uaestie van zeer groot maatschappelijk belang betreft. Wanneer het inderdaad aan die vereeniging mocht gelukken, langzamerhand eene school te vormen, in staat om stand te houden tegen de beginselen, door dien afgevaardigde verkondigd, dan is dit de belangstelling van het ganscke land wel waard. Voor die vrije universiteit vraag ik volstrekt geen hulp van Staatswege, zelfs geene gelijkstelling ; maar ik vraag, of het zoo geheel onverschillig is, te zorgen, dat die universiteit, evenals al de andere Universiteiten, zich ook kan staande houden?

Iedereen weet, dat daarvoor allereerst noodig is eene gelijkstelling van wetenschappelijke graden

Ik weet wel, dat op dit oogenblik zeer vele personen in ons land, en daaronder, helaas, ook vele van mijne vrienden, zeer ingenomen zijn tegen die vereeniging, waarvan ik op dit oogenblik spreek. Dat komt, omdat die vereenigicg in botsing gekomen is met eenige kerkelijke toestanden. En nu weet men, dat diegenen, die zich op kerkelijk gebied bewegen, als zij eenigszins in verlegenheid of moeilijkheid komen, lichtelijk niet meer de ruimte van blik hebben, die zij anders bezitten, en zoodra een kerkelijke quaestie ontstaat, niet verder kunnen zien dan de wanden van het kerkgenootschap, waarin zij zich plegen te bewegen. Ik neem het dien mannen, die het gewicht van de zaak niet inzien, volstrekt niet kwalijk, dat zij zoozeer zijn ingenomen tegen de instelling, waarop ik doel; maar ik meen en ik verwacht, dat deze Regeering hooger staat, verder ziel, en ook het sociale gewicht van de instelling gevoelt. Daarom zou ik wenschen te vragen, of er niet middelen te vinden zouden zijn, teneinde ook aan die vereeniging tenminste die astigheid te bezorgen, die zij inderdaad be oeft; die vastigheid namelijk, die hierdoor ontstaat, dat ook hare leeraren in staat woren gesteld om graden te verkenen, welke rkend worden door de Regeering.

Ten slotte voeg ik er bij, dat ik deze zaak lleen als een memori^post heb wenschen te ehandelen en alleen voor mijn eigen rekening preek. Trouwens al degenen, die mij op het ogenblik hooren, weten genoeg, dat nog niet l mijne vrienden het op dit punt met mij ens zijn. Dit neemt niet weg, dat het ten lotte toch wel zou kunnen blijken, dat ik geijk heb.

Hierop merkte de heer De Beaufort liberaal afgevaardigde) dit aan:

De geachte afgevaardigde uit Goes heeft ezegd, dat hij geen antwoord verlangde van e Regeering op de bedenkingen, door hem n het midden gebracht, en de vragen, door em gedaan. Ik hoop, dat hij hiermede niet eeft willen uitsluiten de bedenkingen van eden van deze Kamer, die zouden wenschen et door hem geopperde met een enkel woord e rescantreeren. Het komt mij voor, dat de eachte afgevaardigde het antwoord van de egeering niet juist heeft opgevat, omdat de eachte afgevaardigde zich, naar mijne meeing, iets voorstelt, wat inderdaad onmogelijk s. De geachte afgevaardigde verlangt gelijktelling van de graden van de Rijks-universieiten met die, verleend aan particuliere inteUingen van hooger onderwijs; maar de gechte afgevaardigde vergat daarbij, dat wij bij ns hebben — en ik vermoed, dat ook naar ijne meening het wenschelijk is, dat wij beouden, wat wij hebben — volkomen vrijheid an hooger onderwijs, en dat dus, wanneer en de graden, verleend aan de Rijks-univeriteiten, zou willen gelijkstellen met die verregen aan de vrije universiteiten, men eenoudig aan ieder burger in Nederland het echt zou geven, om wetenschappelijke graden it te reiken, die dezelfde rechtsgevolgen haden als de graden die op het oogenblik door e Rijks-universiteiten worden gegeven.

Daarom, Mijnheer de Voorzitter, heeft de eachte afgevaardigde, naar mijn bescheiden eening, hetgeen hij wenscht niet goed geforuleerd. Wat hij wenscht, is: afschaffing der echtsgeldigheid van de graden, verleend aan e Rijks-universiteiten, en het gevolg daarvan ou wezen, dat men kwam tot het stelsel, dat p het oogenblik in België heerscht, waar de eerlingen van alle universiteiten, zoowel de ijks-als de andere hoogescholen, hunne xamens hebben af te leggen voor eene jury, ie de graden verleent. In overeenstemming aarmede meen ik het antwoord der Regeering moeten verklaren, dat de verwezenlijking an het denkbeeld van den geachten afgeaardigde uit Goes een zeer groote uitbreiing van het aantal af te nemen examens zou oodig maken. Overigens geloof ik, zonder nu willen treden in de meer algemeene bechouwingen, door den geachten afgevaardigde it Goes geleverd, dat die geachte afgevaarigde toch eenigszins overdrijït, wanneer hij eent, dat de richting van het hooger onderijs, dat iemand als student geniet, een overegenden invloed heeft op zijne richting. Ik eloof, dat, wanneer men meent, door inrichngen van hooger onderwijs in zekeren geest hebben, ook langzamerhand de geleerden n de ontwikkelde personen in zekere richting zullen krijgen, men in dwaling verkeert. Mij unkt, dat de geschiedenis leert, dat in den gel de geestesrichting niet afhangt van de chting van het hooger onderwijs, dat men enoten heeft,

Dr. Schaepman zette in een uitnemend woord de onbeduidendheid van deze critiek in het licht.

Wat De Beaufort bestreed was een windmolen, e^ wat ^isctó Ijvierd^Met Jhij onaangeroerde.

Hij zei er van :

Mijnheer de Voorzitter! ik wensch slechts een kort woord naar aanleiding van hetgeen de geachte afgevaardigde uit Amsterdam zooeven over de wetenschappelijke graden in het midden heeft gebracht.

"Ik zal mij niet begeven in den strijd over het getal Universiteiten en mij onthouden van eenige bespreking van het nut van faculteitsscholen.

Ik heb de Nota van den heer Vermeulen reeds elders besproken en zal mij onthouden er thans over te spreken.

Nu echter de vraag over de wetenschappelijke graden is ter sprake gebracht, wensch ik in het belang van de vrijheid van het hooger onderwijs een enkel woord te zeggen.

De opmerking wordt gemaakt, dat, wanneer men hier aan alle particuliere instellingen het verkenen van graden met de daaruit volgende burgerlijke bevoegdheden zou toestaan, men daardoor den weg zou openen voor vele niisbruiken.

Ik geef dit volkomen toe; maar dit is ook niet de zaak die verlangd wordt. Het eenige, wat de voorstanders van het vrije onderwijs verlangen, is, dat men tot het verkrijgen van die burgerlijke bevoegdheden, die aan sommige wetenschappelijke graden verbonden zijn, niet verplicht zij het Staatsonderwijs te volgen. Ziedaar de geheele zaak.' Wanneer men op deze wijze de zaak formuleert, dan krijgt zij een ander aspect dan zij van de zijde der tegenstanders op dit oogenblik heeft. Wij vragen eenvoudig, dat al die wetenschappelijke examens, die noodig zijn tot het verkrijgen van wetenschappelijke graden^ aan welke burgerlijke rechten verbonden zijn, worden afgenomen op een zoodanige wijze, dat ieder — waar of hoe hij zijn onderwijs gekregen heeft, waar hij de voorafgaande examens heeft afgelegd, is volkomen onverschillig — daartoe toegelaten wordt Ziedaar de vraag, gelijk ik die meen te moeten stellen. De beantwoording van die vraag zou het best gevonden kunnen worden door het Belgische stelsel van dejury mixte, dat in België zond; r schade vóbr de wetenschap en ten voordeele van de rechtsgelijkheid van de burgers, heeft bestaan en nu tot de volkomen rechtsgelijkheid van openbaar en bijzonder hooger onderwijs heeft geleid.

Zoo was de quaestie glashelder gesteld, en viel er niets meer tegen het geroep om vrijheid in te brengen.

De heer Minister Mackay handelde goed met in dit stadium van het debat niet zijn gebeelen geest uit te laten. Hij liet zich aldus uit:

Wat betreft het toekennen van het recht om graden te verkenen aan bijzondere inrichtingen van hooger onderwijs, moet ik doen opmerken, dat dit betrekkelijk een zeer moeilijk punt is. Toen de wet op het hooger onderwijs is gemaakt, heeft men aan het atheneum van Amsterdam, dat toen tot gemeentelijke universiteit werd verheven, het recht verleend om graden toe te kennen, doch op zeer zware voorwaarden. Nu is het de vraag, op welke voorwaarden aan andere inrichtingen van bijzonder hooger onderwijs dezelfde rechten kunnen worden toegekend.

Bij de volslagen vrijheid, die hier te lande bestaat om instellingen van hooger onderwijs op te richten, men heeft toch alleen maar de statuten in te dienen, zal de geachte afgevaardigde het t«ch wel met mij eens zijn, dat er eenige waarborgen zullen gegeven moeten worden, wil de Staal het recht om graden toe te kennen, verkenen.

Welke zullen die waarborgen moeten zijn ? Natuurlijk waarborgen, waardoor de vrijheid van hooger onderwijs niet belemmerd zal worden. Daarop moet men het oog houden bij het overwegen, welken weg men in dezen zal inslaan.

Er is op gewezen, dat men den doctoralen graad eigenlgk zou kunnen beschouwen als een eeretitel, waaraan geene rechten zijn verbonden. Maar zelfs aan een eeretitel is altijd als het ware eenig recht verbonden. In de Memorie van Antwoord heb ik in het licht gesteld, dat men voorzichtig moet zijn met een dergelijken weg in te slaan, omdat dan voor elke betrekking een afzonderlijk examen zou ingesteld moeten worden, derhalve juist weder vermeerdering van examens. Nu verdient het overweging, in hoeverre het wenschelijk is om het Belgische stelsel te voljgen, en de studenten van elke Universiteit, ook van een vrije Universiteit, aan een Staatsexamen te onderwerpen, waardoor het recht wordt verkregen tot het bekleeden van bepaalde betrekkingen. Ik geloof echter wel, dat de geachte afgevaardigde overtuigd zal zijn, dat, wanneer er een middel is te vinden om aan de bezwaren tegemoet te komen, ik gaarne bereid zal zijn om zooveel in mij is, mede te werken tot verwezenlijking van zijne denkbeelden.

In de laatste woorden .sprak het eerlijke hart.

Velerlei zijn de bezwaren; fel zal de tegenstand zijn; de modus quo is nog onzeker; maar de eisch als zoodanig is ontegenzeggelijk billijk; en de Minister is bereid om ook deze krenking van de rechten van het Vrije Onderwijs te zijner tijd weg te nemen.

De heer De Savornin Lohman was voorishands dan ook voldaan, en cJanJit/s dten.Mi-_ nister voor zijn antwoord.

Ik begin met den Minister dank te zeggen voor hetgeen hij gesproken heeft. Ik erken, dat het niet zoo heel gemakkeUjk zal zijn om te voldoen aan mijn verlangen, en heb dan ook alleen de aandacht der Regeering op deze gewichtige zaak gevestigd.

De heer De Beaufort kan nu wel beweren, dat ik overdrijf; maar hij weet wel, dat, wanneer men eens een standpunt heeft ingenomen, men ten slotte daat uitkomt, waartoe het beginsel drijft. Hij weet. dat vrees voor »te ver" op den duur het verder gaan nooit belet. Tegenover het beginsel behoort een ander beginsel gesteld te worden. Het is hier niet de vraag, of dat tegenovergestelde beginsel het juiste is, dan wel dat waarvan het gewone universitair onderwijs uitgaat; maar alleen, of met een serieuse poging, om dat verschillend uitgangspunt tot zijn recht te dóeh komen niet ineer behoort te worden gerekend?

Gaarne geef ik toe, dat men niet aan iedere vérèeniging, die zich noemt vereeniging voor hooger onderwijs, de bevoegdheid kan schenken om graden te verkenen; maar, zooals ik vroeger reeds in deze Kamer gezegd heb, komt de weg, dien men in België volgt, mij niet voor de verkeerde te zijn.

Ik heb 'voor de instelling van gemengde examencommissiën nog een andere reden. In andere landen, ook in Duitschland, heeft men het stelsel aangenomen, dat de Staat voor de betrekkingen, voor wier uitoefening bepaalde eischen gevorderd worden, ook ^voor die, waarvoor men zich gewoonlijk, aan eene hoogeschool voorbereidt, examens vordert, die door speciale commissiën en dus niet enkel door de faculteiten worden afgenomen. Het geven van uitsluitend wetenschappelijke graden kan dan geheel aan de Universiteiten werden overgelaten.

Dit is ook conform de vroegere beteekenis der Universiteiten, die vroeger niet anders dan wetenschappelijke inrichtingen waren. Doch de Staat bezigt, en terecht, die instellingen tegenwoordig ook met het oog op zijn eigen directe behoeften.

Nu zou ik, ook met het oog op een betere wetenschappelijke ontwikkeling, zooveel mogelijk die Staatsexamens losmaken van de examens, noodig voor een wetenschappelijken graad. In beginsel geschiedt dit reeds hu ten aanzien van het diploma van arts, zoodat de Vrije Universiteit, wanneer zij daarvoor de noodige krachten bezat, reeds nu de medici zou kunnen opleiden tot het einde toe, zonder dat de alzoo opgekiden bij anderen behoeven achter te staan.

Ik geloof, dat het ook om practische redenen zeer nuttig zou zijn, denzelfden weg voor juristen te volgen. Immers men zal meer en meer zien, dat ook de juristen voor de door hen waar te nemen betrekkingen moeten opgeleid worden; maar die opleiding zal eenigszins anders moeten zijn dan de eigenlijk gezegde wetenschappelijke.

Naar ik meen, wordt dit stelsel ook in Duitschland toegepast, zoodat dan ook aldaar voor Staatsbetrekkingen een afjionderlijk examen wordt afgenomen, dat iets geheel anders is dan de academische examina.

Wanneer wij nu dien weg opgaan, kunnen tevens de bezwaren opgeheven worden, waarmede de Vrije Universiteit te kampen heeft, en waarop ik wees, en ik verheug mij in de toezegging der Regeering, dat zij opnieuw hare aandacht aan de zaak zal wijden.

Hiermee liep deze korte, maar zeer gewichtige discussie ten einde. Natuurlijk slechts voor een tijd. Straks komt ze weer te berde. En er m^ noch zal gerust, eer ons recht is gedaan.

Hét is onrecht dat de burger, die 7iiet aan Gods Woord gelooft, heel zijn Hooger Onderwijs bijna gratis van den Staat erlangt, en nog het monopolie van de staatsbetrekkingen bovendien; terwijl een burger, die zvel aan Gods Woord vasthoudt alles zelf mag betalen en van alle staatsbetrekkingj zoo hij trouw wil blijven aan zijn eigen Hooger Onderwijs, is uitgesloten.

Dit onrecht is zoo stuitend, en de wet die deze tyrannic bestendigt, is zoo in hart en nieren goddeloos, dat het Christelijk bewustzijn dér natie er tegen reageéren moet.

Slechts begrepen we één ding niet recht.

De heer Lohman zei, dat hij alleen voor zió'hzelven sprak.

Waarom?

De Antirevolutionaire partij belijdt toch de vrijheid ook van het Hooier Onderwijs, en heeft ih de Deputatenvèrgstdering, die te 's-Gravenhage in 1885 ; is gehouden, principieel uitgemaakt, dat het beperken van het Vrije Onderwijs tot de lagere school tegen ons Program ingaat.

Natuurlijk heeft de partij als zoodanig geen partij gekozen vóór de nu reeds bestaande Vrije Universiteit.

Een ieder moel^ vrij blijven zijn eigen Vrije Universiteit naar zijn eigen sympathie in te richten.

Maar voor de vrijheid der Universiteit als' zoodanig koos heel de partij.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Bij de begrooting van Binnenlandsche

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 december 1888

De Heraut | 4 Pagina's