Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

,,God is meerder dan ons hart!"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,God is meerder dan ons hart!"

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen. i Joh. 3:20.

Er is een innerlijk Getuige die getuigd in uw biiinenste, of ge goed staat of kwaad.

Die Getuige getuigt reeds in een kind van twee, drie jaar; en misschien zelfs vroeger reeds zonder dat wij het merken.

Die Getuige keert telkens in u weder, zoo dikwijls er iets in u omging of bij u opkwam, zoo dikwijls ge iets deedt of spraakt, of uit de herinnering u te binnen bracht, wat slecht was.

Die Getuige getuigt tegen u en laat u geen rust, als ge iets kwaads in het zin hebt.

Die Getuige verscheurt u inwendig, zoo dikwijls ge iets doen dorst, dat nog slechter was, dan uw gewone doen.

En die Getuige kwelt u, zooals een worm knaagt, soms nog jaren na uw zonde, altoos met hetzelfde stellige vonnis.

Let wel, het is niet een getuigenis, maar een Getuige; niet een eigen wetenschap van u; of wat men thans zijn »geweten" noemt; maar de levende, heilige God self, die u zóó schiep, dat Hij in u getuigen kon ; in u getuigen ook na nw val in zonde; tegen uw zonde; en dat buiten alle genade om, soms zelfs in het hart van den verstoktsten booswicht.

Want weet wel, uw conscientie in u is geen apart vermogen, dat ge als mensch bezit, om in uw eigen wijsheid goed en kwaad te onderscheiden, maar het is het beluisteren van een vonnis over uw daad, over uw gedachte en over uw persoon, dat, zonder dat iemand het hoort in uw binnenste u wordt toegefluisterd. Dat ge verneemt en moet toestemmen. En dat juist door die toestemming op dat oogenblik de uitspraak van uw conscientie wordt.

Uw conscientie is niet iets aparts, dat God u inschiep, en dat ge als een instrument in u omdraagt, om het te laten werken, als het u gevalt

Integendeel, de uitspraak van uw conscientie komt dan juist, als het u zeer ongelegen komt, en als gij ze om wat liefs zoudt willen bannen.

In uw conscientie is altoos de openbaring, dat uw Rechter zich aan u heeft gemaakt; in uw binnenste u veroordeeld heeft; u dat eordeel waarschuwend of bij vonnis heeft aangezegd ; dat gij dit vonnis vernaamt; zelf uw schuld niet kondt ontkennen; en daarom geoordeeld ligt voor God en voor uzelf.

Was nu uw innerlijk gehoor nog even fijn en zuiver als God het u in zijn Paradijs inschiep, dan zoudt ge nu nog in staat zijn, om dit u veroordeelend vonnis over uw daadi of dit waarschuwend vonnis over uw verborgen gedachte, juist zoo te verstaan als God het velt.

Maar dit fijne gehoor mist ge. In een zondaar is dat gehoor nooit meer zuiver. En als God, die innerlijke Getuige, rechterlijk over uw ziel komt en vonnis slaat, is het al veel, zoo ge nog tamelijk wel de hoofdstrekking van zijn vonnis verstaat.

Toch is zelfs dit lang niet altoos het geval. Ge zult een heelen dag doorleven, dat ge' hoogstens één of twee malen gemerkt hebt: ' »De .Rechter sprak weer in mijn binnenste." Maar tegenover die enkele ©ogenblikken zullen er honderd andere overstaan, waarbij ge niets van dien mnerlijken Getuige hebt bespeurd.

Gaandeweg wordt dit er voor een zondaar zelfs niet beter op. Toen hij een jong kind was bloosde hij nog bij het minste kwaad. En dat blozen was iets kostelijks, want dat blozen komt daar vandaan, dat de innerlijke Getuige ons inwendig zoo sterk aangrijpt, dat de schok er van zich aan ons hart meedeelt, en uit ons hait het bloed naar het gelaat opdrijft.

Maar op later leeftijd gebeurt dat zelden meer. De sterkte van het innerlijk gehoor neemt af. De gewoonte van zondigen maakt dat we dien Getuige meestal niet meer hooren ; evenals ge het tikken van een klok die altoos in Uw kamer staat, op het laatst niet meer' opmerkt.

Zoo komt er verergering van het kwaad

verharding van het hart; verstomping van de conscientie; en eindelijk komen er van die schriklijke toestanden, waarvan de apostel zegt, dat het lijkt of de conscientie met een brandijzer toegeschroeid is.

Dan getuigt de Getuige nog wel-aldoor; want die getuigt in elk menschenkind bij elke levensbeweging; maar de verharde en aan zonde gewende en verwende zondaar hoort het niet meer.

Ja, wat meer zegt, door het feitelijk bedrijven van zonde wordt op het oogenblik dat we zondigen, de stem van dien Getuige bijna geheel voor ons gesmoord.

Schriklijke zondaars, die in onzettende misdaden gevallen zijn, hebben het meer dan eens betuigd, dat ze op het oogenblik zelf niet de minsie weet van hun zonde hadden, geheel gewetenloos en zonder hinder hun misdaad bedreven, en dat daarna eerst, als de ontspanning op de overspanning volgde, de stem van den innerlijken Getuige weer schriklijk hoorbaar werd.

Toch komt er in dezen toestand een gansch wondere orakeering, zoodra God de Heilige Geest in de ziel dringt, haar tot zijn Tempel kiest, en het Abba Vader aan de diepte des gemoeds ontlokt.

Dan licht de Heilige Geest het cataract van het oog en spreekt het effatha lot het doove en verstompte oor der ziel, en opeens begint de geroepene met dusver ongekende krachi de stem van den innerlijken Getuige weer te hooren.

Doch nu heel anders.

Nu niet meer over dit of dat, maar nu over heel uw persoon, heel uw bestaan, heel uw aard en wezen; en wonderbaar komt ge tot de vreeslijke overtuiging, dat ge niet maar zonde deedt, maar diep zondig en verzondigd tot in den wortel van uw wezen zijt, en niets dan zonde doen kunt; dan zelfs als ge dacht goed te doen.

Door het Woord werkt de Geest dat. Die Heilige Geest, die aan den innerlijken Getuige een uitweadigen Getuige toevoegde in het Woord en nu door dat dubbele'getuige nis u omverwerpt.

Ja, erger nog.

Als de Heilige Geest door u het zielsoor te openen, u dan die veroordeelende stem van den itwendigen en inwendigen Getuige heeft doen oren, dan doet Hij u ook bekennen, dat er achter hetgeen gij van uw zonde begrijpt, nog eel een veld van dingen, en heel een afgrond an diepten ligt, waarvan ge niets begrijpt Als gij dan uitgehoord zijt en niet meer hooren unt, is die Rechter toch nog niet uitgesproken. Op verre na niet. En als uw hart niet eer kan, dan kan God nog aldoor. En ge merkt het: God is meerder dan mijn hart, en ij kent alle dingen.

Er komt dan een inzicht in een eeuwige, een besef van een oneindige schuld en doem.

En dan eerst komt het wegzinken, het innerlijk verbrijzeld worden. o. God, wees mij, arme zondaar, genadig! Daarom brengt het Woord u veel verder dan de conscientie; want de iiitwendige Getuige openbaart u een diepte van eeuwigen dood, waaromtrent het getuigenis van den ininnerlijken Getuige niet tot u doordrong.

Maar toch, al komt het dan uit het Woord, de innerlijke Getuige geeft er toch in elk gegeven geval voor u het zegel aan. En wie zonder den inwendigen Getuige alleen het uitwendig getuigenis neemt, wordt niet geraakt.

En op dat geraakt worden komt het toch aan.

Want gij moet neergeworpen, ge moet neergeslagen, de afgod van uw ik moet in u verbrijzeld. Dagon moet vallen. En die uitwerking heeft het uitwendig getuigenis zonder den innerlijken Getuige nooit.

Niet de innerlijke Getuige zonder het Woord.

Dat kan evenmin. Neen, eerst als die twee saamstemmen, dan gaat de vonk in ons af, en wordt ons hart in vlam gezet, en brandt onze hoogheid tot assche.

En dan blijkt diezelfde ons hart óók in genade. God meerder dan

Want wie zoo neergeworpen wierd, die heeft geen hope meer. Voor dien is alles doem en oordeel, stikdonkere nacht en duisternis en al het roepen van binnen is eeuwige Dood! Maar God is meerder dan dat enkel verdoemende hart. Hij is lankmoedig en genadig en groot in ontfermingen. En als, dan de uitwendige Getuige op den Immanuël wijst, en de innerlijke Getuige predikt ons dien in zijn dierbaarheid, ddn, maar ook dan eerst wordt de conscientie in ons goed.

Goed, zooals de heilige apostel het bedoelde, toen hij schreef van het vragen om een goed geweten, dat in ons roept naar Ood !

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

,,God is meerder dan ons hart!

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's