Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

voor Rinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

voor Rinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een viervoetige reus.

(Slof)

De jagers gebruiken dikwijls deze gangen, waarin van uitwijken geen sprake kan zijn, om het dier te dooden, doordien zij op de steilste punten, waar het met den buik op den grond slepend moet klimmen, onder een hoop mos of dunne takken groote sikkelvormige messen verbergen, waaraan het dier zich het lijf openrijt.

De neushoorn is vraatzuchtig als het varken, doch een strenge planteter, die zich slechts met heesters en struiken, distels, heideplanten, riet, steppengras enz. voedt. Gedurende den regentijd verlaat hij de boschrijke streken, om naar het bebouwde land te trekken, waar hij onder watermeloenen, rijst, suikerriet en gelijksoortige planten, die voor hem lekkernijen zijn, een ongelooflijke schade aanricht.

Zooals alle rhinocerossen, leeft ook de Indische neushoorn niet in kudden als de olifant, doch eenzaam of in kleine troepen^van hoogstens vier of acht stuks. In het diepst der wouden brengt het wijfje één jong ter wereld, dat de grootte van een hond heeft, en zoowel in gestalte als in zijn bewegingen de getrouwe afbeelding zijner ouders is, namelijk een log, plomp schepsel. De huid is roodachtig, de neus mist nog het hoornsieraad, echter is het beginsel daarvan reeds voorhanden. De groei van den kleine gaat echter spoïdig voort, zoodat hij bij het einde van zijn eerste levensjaar reeds half zoo groot als zijn moeder is. Hoe lang hij bij haar blijft is nog niet nauwkeurig kunnen onderzocht worden. Dat zij het jong echter over het jaar zoogt, het gedurende dezen tijd met de grootste zorgvuldigheid bewaakt en bij gevaar met een grenzenlooze woede verdedigt, weet men.

Buiten de zoo gevreesde muggen en vliegen, heeft de rhinoceros weinig vijanden. Leeuwen en tijgers, houden zich op een betamelijken afstand. Zij kennen de scherpte van zijn hoorn en de machteloosheid hunner klauwen tegen zijn dikke pantserhuid. Zijn gevaarlijkste vijand is de mensch. Zoowel Europeërs als inboorlingen vervolgen hem met den grootsten ijver. Echter behoort deze jacht tot de gevaarlijkste ondernemingen, daar het dier op de juiste plek getroffen moet worden wanneer het den eersten kogel ontvangt, en slechts gewond zijnde dadelijk den strijd aanvaardt.

Een Zweedsch natuuronderzoeker verhaalt, hoe hij eens verscholen in een boschje een neushoorn, die slapend, half op de zijde, half op den buik lag en slechts door een lichte beweging zijner ooren teekenen van leven gaf, met één schot neêrvelde. Op een anderen tijd schoot hij een den ruggegraat in tweeën. Het dier stortte dadelijk neder, doch toen volgde een vreeselijke doodstrijd, waarbij een waterig bloedrood zweet in groote droppels van de huid vloeide, totdat twee volgende kogels aan het lijden een eind maakten.

Van het gedoode dier wordt alles gebruikt. Het vleesch wordt door de inboorlingen gegeten. Uit zijn huid vervaardigen zij stokken, schilden, harnassen en allerlei huisraad, en de hoorn wordt door hen uitgehold voor drinkbekers. Daar aan die bekers de tooverkracht wordt toeschreven, dat elke vergiftigde drank daarin oogenblikkelijk schuimt, bedienen de Indische grooten zich uitsluitend van zulke drinkvaten. Jong gevangen, wordt de eenhoornige neushoorn gemakkelijk getemd. In het jaar 1872 kwamen twee hunner in den dierentuin te Berlijn en verdroegen elkander goed. Zij legden zich naast elkander neder, antwoordden met knorren enz. Ook oudere dieren gedragen zich in gevangenschap zacht en toegevend, doch men is niet voor het uitbreken van hun Ijoosaardige woede gewaarborgd. In December 1874 wierp zich de monsterachtige, meer dan 4000 pond zware Indische neushoorn uit den dierentuin te Londen plotseling op de beide wachters, die zijn hok reinigden. Hij verminkte hen vreeselijk, en slechts de hulp van een derden wachter, die met groot levensgevaar hen ontzette, bewaarde hen voor den. dood. Ook te Amsterdam heeft men een tijdlang een neushoorn gehad; doch op den duur schijnen deze dieren onze lucht niet te kunnen verdragen.

Eens las ik van een man, die zeer doof was, zoo doof, dat, toen er een kruittoren in de lucht sprong, hij uitriep: x> Wie klopt daar? '' meenende dat iemand aan de deur tikte.

Dit mag nu waar zijn of niet, zeker is, dat vele menschen, al hebben ze goede ooren, ontzettend doof kunnen zijn, Oost-Indiseh doof, gelijk de Chineezen, die de vingers in de ooren stoppen als rij iets niet hooren willen. Vooral is dit het geval, wanneer er van den Heere God en zijn dienst gesproken wordt-Vele menschen en kinderen zijn dan zoo doof, dat niets hen schijnt te kunnen treffen. Doch de Heere God weet daartoe wel de middelen te vinden.

Vóór eenige jaren leefde er een man, die met zijn geheele hart de wereld diende. Van den Heere God wilde hij niet hooren. Daarom kwam hij nooit in de kerk of ook maar ergens waar hij denken kon, dat van God en godsdienst zou gesproken worden. Doch des te meer kwam hij op plaatsen, waar men dronk en klonk en vroolijk was en zat daar »in 't gestoelte der spotters "

Op zekeren morgen echter, nadat hij laat in een kouden nacht was thuisgekomen, bespeurde hij, dat hij plotseling doof was geworden, 't Zal wel overgaan, dacht hij. Maar 't ging niet over, en de dokter die er aan te pas kwam zei, dat het misschien nooit meer beter zou worden. En zoo is 't ook gebeurd

Dat was voor den vroolijken man een harde zaak. Hij kon nu nog wel eten en drinken als vroeger, maar och — hij kon de vrienden niet meer hooren, wist geen antwoord meer te geven, en zat bij al de vreugd als iemand die droomt. Geen mensch zei wat tegen hem, en al spoedig bleef hij maar geheel weg.

Intusschen ledig zitten kon hij moeilijk en zoo beproefde hij dan met lezen den tijd te verdrijven — wat hij vroeger zelden had gedaan. Nu had hij thuis een grooten Statenbijbel met zilveren sloten, die alle weken mooi werden gepoetst. Eigenlijk zag die Bijbel er zoo netjes uit, dat men duidelijk kon zien hoe hij nooit werd gebruikt.

Tot tijdverdrijf — eerst volstrekt om geen andere reden — nam de doove thans dien Bijbel, misschien voor 't eerst in zijn leven ter hand, en begon te lezen, 't Waren nieuwe, vreemde dingen, die hij daar vond, geheel andere en zeker betere dan hij totnogtoe had gekend of had willen kennen.

Het duurde echter niet lang, of "t. werd bij hem meer dan tijdverdrijf en nieuwsgierigheid. Hij ondervond, dat er terecht staat geschreven: het Woord Gods is levend en krachtig. Hij las nu wat hij nooit had willen hooren, en 't werd hem duidelijk hoe hij een groot en ellendig zondaar was voor God. Dat maakte hem zeer bevreesd. Hij zou graag vromen menschen om raad gevraagd hebben, maar gij begrijpt, dat ging moeielijk, want men moest haast alles schriftelijk doen. Toch kreeg hij ; menigen goeden raad, doch den besten gaf i hem weder Gods Woord, dat hem sprak van ; den Verlosser, die in de wereld gekomen is om de zonden te verzoenen en weg te nemen. j

Zoo kwam het Woord Gods niet tot den \ hoorende, maar tot den doove en het keerde i niet ledig weder, want het oor zijns harten '; werd geopend om te luisteren naar het Evan-j gelie — en dat tot zijn eeuwige behoudenis

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

voor Rinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's