Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schuldig elkander lief te hebben.''

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schuldig elkander lief te hebben.''

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefden! indien God ons alzoo lief heeft gehad, zoo zijn ook wij schuldig elkander lief te hebben. i Joh. 4:11.

In niets schuilt bij ons de Pelagiaan zoo diep als in onze liefde. Dat merkt ge ddaraan, dat ge bij uw liefde vrij wilt blijven, en de keus aan u wilt houden. Gij zult uitkiezen wie ge denkt dat uw liefde waardig zijn, en die door u uitverkorenen, die zullen dan op uw liefde kunnen rekenen. Uw wilskeuze zal hier de uitverkiezing doen. Gij zult de persoon zijn, die uitkiest wie voorwerp van uw liefde zullen zijn. Kortom, in uw liefde wilt gij op een troon zitten; gij de vrijmachtige beschikker zijn; koninklijk als koning in uw liefde heerschen.

En dit nu is op en top Pelagiaansch. De vrije wil is de haan op den toren.

Maar met zulk een liefde kunt ge dan ook voor God den Heere en zijn Woord geen oogenblik bestaan.

In de Heilige Schrift toch zegt de Heere: > Ik uw God kies uit, Ik uw God bepaal, wie tot het lichaam des Heeren zullen behooren.

En op u en een iegelijk, dien Ik in dat lichaam invoeg, leg Ik als uw God den heiligen plicht, dat gij saam eikanderen zult lieflaebben.

Dit al dan niet liefhebben is niet iets wat God aan uw hart vrijlaat. Neen, de heilige apostel zegt uitdrukkelijk: -^Qr^ zi^lschuldigora. elkander lief te hebben." Let wel: «elkander", wat volstrekt niet beduidt, dat ge er zoo enkelen uit zult kiezen, en dat gij dan die enkelen, en die enkelen u zullen liefhebben. Neen, elkander liefhebben, beteekent in de pen van den heiligen apostel, dat alle kinderen Gods schuldig zijn alle andere kinderen Gods lief te hebben.

De Heilige Schrift wil, dal gij erkennen zult: »Deze personen, hoe onaangenaam en afstootend ook in zichzelven, heeft God de Heere uitgekoren en verwaardigd, om ze met zijn liefde te begiftigen. En omdat God ze, evenals u, met zijn liefde begiftigt, moogt gij den neus niet voor hen optrekken, of met een onverschillig gezicht bij hen voorbijgaan, maar moet gij ook op hun liefde prijs stellen en hun wederkeerig uw liefde geven.

Zoo ge dit nu niet doet, dan hebt ge, hoe ge er ook van opgeeft, toch wezenlijk den Heere uw God niet lief.

Om deze reden niet.

Uw God heeft goedgevonden deze personen uit te verkiezen. Hij was daartoe de vrijmachtige. Hem beliefde dit zoo. Hij heeft ze u als voorwerpen van uw liefde gegeven en beschikt. En dat wel, overmits zulks zijn heilig goddelijk en koninklijk privilege is.

Immers omdat Hij God is, is Hij, en Hij alleen vrij in zijn keuze, en is Hij, uw God, gerechtigd, te bepalen wie de voorwerpen van uw liefde zullen zijn.

En als gij dat recht nu aan uw God betwist, en volhoudt: »Neen, maar ik zal z«//bepalen, wie ik lief zal hebben", dan randt gij het koninklijk beschikkingsrecht van uw God aan; iets wat met uw liefde voor Hem onbestaanbaar is.

Of, om het u anders te doen gevoelen, uw God begiftigt die personen met zijn liefde.

Weigert gij dit nu ook te doen, dan blijkt hieruit, dat uw liefde een andere keus heeft dan Gods liefde, en dus van een ander gehalte en karakter is. En overmits nu de echte liefde alleen door God in onze harten kan worden uitgestort, zoo blijkt dat uw liefde niet uit God is. En overmits nu de Heere alleen met zijn eigen liefde kan en wil geliefd worden , zoo voelt ge ook hieraan, waarom in dat geval, uw liefde voor God niet echt en niet waarachtig is.

Een overweging waaraan de heilige apostel nog deze toevoegt, dat de leden van het lichaam van Christus uit God geboren en Gods kinderen zijn; en dat het nu niet aangaat te zeggen: Ik heb wel den Vader, maar niet zijn kinderen lief, overmits juist aan de liefde voor iemands kinderen de liefde voor hun vader gekend wordt.

Tot deze niet door u, maar door God bepaalde liefde, wekt de Heere u reeds in het maatschappelijk leven op. ' Hij koos voor u uw vader en moeder, niet gij voor uzelven. En op grond van die keuze die Hij voor u, en niet gij voor uzelven deedt, stelt Hij den eisch in zijn gebod, dat gij uw vader en moeder lief zult hebben ; niet omdat gij zooveel beminnelijks in hen vondt, maar omdat God ze u tot voorwerpen van uw kin • derlijke liefde gesteld heeft.

Evenzoo koos God voor u uw kinderen, en schonk Hij allerminst aan u het recht en de macht, om te bepalen, wie en hoe uw kinderen zijn zouden. En van deze niet door u gekozenen, maar door Hem voor u alzoo geboren kinderen, eischt Hij in zijn heilig gebod, dat ze u de voorwerpen van uwe ouderlijke liefde zullen zijn.

Zoo ook koos niemand zijn broeders en zusters, maar ontving ze van God den Heere.

Ook hier koos Hij voor u, niet gij voor u zelven. En toch eischt de Heere, dat ge, op grond van zijn keuze, en niet van uw goedvinden noch van uw sympathie, uw broeders en zusters zult liefhebben.

En ditzelfde nu, wat in het gewone gezin reeds zoo machtig en aangrijpend door God den Heere gepredikt wordt, datzelfde predikt Hij nu ook, op nog sterker wijs en in nog machtiger zin aan zijn kerk.

Die kerk is het lichaam van Christus. Die kerk is de saamvergadering der geloovigen.

Hypocrieten nu daargelaten, zijn de leden dier kerk door den Heere uitgekozen en saamgevoegd. Met wie ge in dat lichaam Christi zijn zult, staat niet aan u, maar stond alleen aan uw God te beoordeelen. Ook deze uw broeders en uw zusters koos Hij, niet gij. En het is nu van deze aldus door Hem voor u gekozen broeders en zusters dat Hij u den eisch stelt; »Gij zijt schuldig ze lief te hebben."

is deze eisch niet onredelijk be­ Natuurlijk doeld.

Van al de leden van dat groote, heerlijke lichaam van Christus kent gij er maar zeer enkelen. Alleen diegenen die in uw tijd leven.

Onder hen alleen degenen met wie gij in aanraking komt, of van wie ge hoort. En onder deze nog slechts de kleinere helft van genoeg nabij, om met een oordeel der liefde te bekennen, dat ze waarlijk besloten zijn in zijn Genadeverbond.

Ook blijft die eisch des Heeren redelijk in dien anderen zin, dat een sterker hechten aan den één dan aan den ander niet is uitgesloten. Persoonlijke geestelijke sympathie laat zich niet dwingen, maar is als de magneet, die vanzelf trekt, waar een verwant metaal in de nabijheid komt. Ook binnen dezen kring der broederliefde blgft er dus altoos plaats voor nauwere persoonlijke vriendschap, voor geestesverwantschap in enger zin en warmer sympathie des harten. Mits maar, en daarvan gaat nooit iets af, ook al die anderen voor u voorwerpen uwer liefde blijven, waaraan ge om Gods wil liefde schuldig zijt.

Een zonde is het daarom in u, zoo dikwijls er belijders des Heeren in uw stad of dorp of omgeving u bekend zijn, van wie ge naar den aard en in het vertrouwen der liefde acht, dat ze wel waarlijk genade ontvingen en m..t u in hun sterven één weg zullen uitgaan, en als ge dan toch de Kaïns-gedachte te hunnen opzichte hebt, en denkt: ' »Wat gaan mij deze broederen aan? " Ze gaan u wel terdege aan, omdat God ze voor u als voorwerpen uwer liefde, aan wie ge liefde schuldig zijt, heeft uitverkoren.

Ge moet ze liefhebben, en dus ook, waar ge geen veelvuldige persoonlijke aanraking met hen hebt, toch hunner in liefde gedenken.

En ook al verschillen dan de formatiënvan het kerkelijk instituut waaronder gij leeft en waaronder zij leven, gij zult en moogt nimmer vergeten, dat ze desalniettemin saam met u leden van de kerke Chrtsti zijn, leden met u van hetzelfde lichaam, ranken in een zelfden wijnstok.

Uw Avondmaal is zelfs geen Avondmaal, zoo ge niet in deze uwe liefde al de leden van het Lichaam Christi omvat.

En welken zegen ge ook aan uw kerkformatie dankt, zoo deze ook ten gevolge had, dat ge oip harentwil u opsloot in eigen kring, en afsloot van al Gods andere kinderen, dan zou deze uwe kerkformatie, hoe zuiver en onberispelijk ook, u tot een oorzaak van zonde worden, en deze zonde zich wreken aan uw geestelijk leven.

En daarom over de muren en omheiningen onzer kerkformatiën moet elk kind van God al Gods kinderen de hand der broederlijke liefde reiken; niet met een koel platonische, maar met een warme, vurige, Christelijke liefde.

En zelfs waar soms bittere kerkelijke twist ons dreigt te scheiden, er mag nooit een wortel der bitterheid opspruiten.

Ge blijft schuldig elkander lief te hebben.

En met elkander blijft hier elk ander kind van Ged bedoeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1889

De Heraut | 6 Pagina's

Schuldig elkander lief te hebben.''

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1889

De Heraut | 6 Pagina's