Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van den hfiligen Geest en hed gebed.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van den hfiligen Geest en hed gebed.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

V. (Slot.)

Belijdt elkander de misdaden en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt: een krachtig ge bed des rechtvaardigen vermag veel. Jak. 5 : Ï6.

Spele ons laatste artikel nogmaals in den hoogen toon der Lielde, waarin ook ons Hoofdstuk, dat aan het Gebed voorafging, gezet was.

Immers, wie van het Werk des Heiligen Geestes in onze gebeden handelde en naliet afzonderlijk de Voorbiddinge van Gods kind voor anderen te bespreken, zou daarmee toonen den Geest der ontfermingen niet te verstaan.

Bidden voor anderen is nog iets anders dan bidden voor onszelven om vervulling in eigen nood. Ook mag dit laatste wel. Zelfs is het van God geboden. Of zegt dan de Schrift niet: „Laat uwe begeerten in alles door bidden en smeeken, met dankzegging, bekend worden bij God ? " Toch, kan hierin ook bij een kind van God verfijnd egoïsme schuilen; zelfs al volgt er steeds de „dankzegging" op; en juist daarom wordt aan de bede de voorbede toegevoegd, opdat ook in ons gebed de adem eener heilige liefde alle vlam van onheilig egoïsme, die nog mocht opflikkeren, zacht maar zeker uitblaze. En terwijl de voorbede zoo van den éénen kant in ons bidden het egoïsme tempert, leidt ze aan de andere zijde tot nog heiliger bede op, als het in ons hart en op onze lippen niet slechts een smeeking voor anderen, maar allengs ook een bidden voor onzen Koning in de hemelen en voor zijn Koninkrijk vol majesteit wordt.

Christus bidt voor ons, maar ook de Bruid heeft voor haar hemelschen Bruidegom te bidden. Reeds het gebed voor Salomo in Psalm 72 wijst over Salomo op den Messias heen.»Geef, Heere, den Koning uwe rechten''; en in Psalm 21 en 61 keert dezelfde gedachte terug. Alleen, het gebed voor den Bruidegom is geen bede voor zijn hoogheerlijken Persoon; want als zoodanig is hij geheel verheerlijkt. Maar wel een bede dat zijn rijk toekome en de eere zijns Naams aan alle einden der aarde doorbreke, en de zielen der verkorenen hem worden toegebracht.

In het „Onze Vader" staat deze heiligste bede zelfs op den voorgrond, want als ge bidt: „ftc naam worde geheiligd, uw Koninkrijk kome en uw wil geschiede", drijft in die bede niet zoozeer de liefde voor ons zelven noch ook de liefde voor anderen, maar zeer stelliglijk de liefde voor Hem die in de hemelen is. Ongetwijfeld in het besef en met den geloove, dat de verhooring dezer bede ook voor onszelven en voor anderen het meest begeerlijk is; maar toch altoos zoo, dat de liefde voor den Heere er in op den voorgrond treedt. Een summier van gebeden, geheel passend bij het summier der geboden. Hebt lief den Heere uwen God. Dat is het eerst en het grootst ^^^Ö< /. En daarna: Gelijke liefde voor uw naaste als vooruzelven. En zoo ook in uw gebed. Eerst bidden om de zake uws Gods. Dat het eerst en het groot gebed. En voorts een bidden, zoo voor uw naaste als voor uzelven, Aan ons gebed wordt onze stand tegenover het hoog gebod getoetst.

Wat is nu in deze voorbidding het werk van den Heiligen Geest?

Om dit helder in te zien, moet aanstonds tusschen tweeërlei voorbidding onderscheiden.

Er is een voorbidding voor wat in het Lichaam Christi is; én er is een voorbidding voor wat buiten het Lichaam Christi toeft; altoos geoordeeld naar óns besef en ónzen indruk.

Uw bede gaat buiten het Lichaam van Christus om, zoo ge bidt voor de Overheden en voor hen, die in hoogheid gesteld zijn. Het gaat buiten het Lichaam van Chistus om, als ge bidt voor uwe vijanden. Het ligt buiten het Lichaam van Christus, wanneer ge in het algemeen bidt voor de plaats uwer inwoning, voor uw vaderland, voor de zegepraal van een te velde ge1 rokken leger, voor een vloot die uitvoer, voor den bezaaiden akker, voor redding uit pestilentie, voor nering en beroep, en wat dies meer zij. Dit alles toch raakt het natuurlijk leven en personen, die of ze den Heere toebehooren of niet, hier voorkomen in hun verhouding tot het leven der schepping, en niet tot het rijk der genade.

Daarentegen is uw bede in het Lichaam van Christus, zoo dikwijls ge bidt om de toekomst van het koninkrijk des Heeren, om de ternederwerping van het rijk van Satan, om zalving van 's Heeren priesters en hun bekleeding met heil, om reformeering van . Gods kerken, cm vrucht op het werk der zending, om den Doop des Heiligen Geestes, om kracht bij aanvechting, om vergeving van zonde, om het eeuwig heil uwer dierbaren, en om krachtdadige bekeering van het gedoopte zaad der kerk.

De eerste soort Voorbiddinge ziet dus op het rijk der Natuur., de tweede op het rijk der Genade; en het komt er dus maar op aan, om bij elk dezer beide voorbiddingen den band der gemeenschap op te zoeken, die den geleiddraad voor onze voorbidding vormt.

Alle voorbidding toch onderstelt gemeenschap met hen voor wie gij bidt. Een ge meenschap, die ons sram in éénen nood werpt, en saam naar ééne redding doet uitzien, en dat op zulk een wijs, dat het leed van den ander mij drukt en de vreugde van anderen mij tot dankzegging uitdrijft.

Waar deze gemeenschap des levens en de daaruit voortgesproten liefde niet aanwezig is, of tijdelijk niet werkt, moge vormelijk een voorbidding in klanken plaats hebben, maar tof een voorbede uit het hart komt het niet.

Nu ligt bij alle voorbede in het lijk der Natuur, die gemeenschap uiteraard in onze schepping tdt éénen bloede. Heel de menschheid is één. Saam vormen alle volkeren één organisch samenstel. Het is één machtige stam met kroon en looverdak, die uit de aarde zijn kruin omhoog verheft, en waaraan alle natiën en volken als takken, alle geslachten als twijgen zijn, en elk onzer als een trillend blad. Saam hoorend, saam levend op eenzelfden wortel onzer menschelijke natuur, .«^aam één zijnde, is het dus één vleesch en één bloed, dat van Adam tot op het jongstgeboren kind alle skelet omkleedde en door aller aderen heenstroomt. Vandaar de drang naar algemeene menschenliefde. Vandaar de eisch dat niets mcnschelijks ons vreemd mag zijn. Vandaar dat we zelfs onzen vijand moeten minnen, en voor onzen vijand bidden moeten. want ook hij is vleesch van ons vleesch en been van ons been.

Waren het Eandkoriei'i . op een hoop geworpen, dan zou er een zucht uit elke zandkorrel afzonderlijk kunnen geslaakt worden, maar van voorbede en gemeenschappelijke biddinge zou geen sprake kunnen zijn. Maar omdat we geen zandkorrels en geen los kiezelzand, maar allen bladen van eenzelfden boomstam des levens zijn, daarom is er ja óók een apart zuchten van elk blad, maar toch daar benevens en meer nog, een bidden van den een voor den ander, en een gemeenschappelijk gebed van heel ons menschelijk leven, „Het gansche schepsel zucht."

Veel inniger, hechter en vaster echter komt de gemeenschap der Liefde in het rijk der Genade uit.

Hier is ook een organisch saamstel, t. w. het Lichaam van Christus, onder hem als het Hoofd. Niet een bekeerde naast een bekeerde, en die twee door een ? jitwendige koorde van sympathie saamgesnoerd. Neen, maar een menigte ranken, die alle opschieten uit den wortel Isaï, uit den éénen zelfden Wijnstok, die daarin organisch één zijn. Gekocht tot een zelfden prijs. Gered en verlost door het rantsoen van een zelfde bloed. Voortgekomen uit één daad der Verkiezing. Herboren door een zelfde wedergeboorte. Toegebracht door een zelfde geloof, Eén brood brekende en drinkende uit een zelfden drinkbeker.

En let wel, deze eenheid is dubbel hecht, want ze staat niet naast die gemeenschap in het rijk der natuur, maar komt bij die gemeenschap in het rijk der natuur bij. Zij toch die leden van dit Lichaam Christi worden, zijn allen met u uit het ééne bloed van Adam geschapen, gelijk ze met u door het ééne bloed van Christus verlost zijn. Hier is dus een dubbele wortel van gemeenschap. Vooreerst daarin gelegen, dat ze vleesch van uw vleesch en been van uw been zijn; met u uit den eenen stam der menschheid. En nu bovendien komt hierbij, dat ze, behalve dit, ook nog met u uit één Besluit geboren, door één Doop bezegeld, in één Lichaam saamgevoegd en onder één Belofte besloten liggen, om straks een zelfde Ertenisse met u te deelen.

In deze dubbele gemeenschap des levens nu, die ge én naar de natuur én naar het Lichaam Christi met de kinderen des Koninkrijks hebt, wortelt alle liefde, die Gods kinderen onderling verbindt, en niet het minst in hun voorbede voor elkander, en dus bijwijlen ook in hun gemeenschappelijk gebed uitkomt. Niet de gemeenschap des levens komt voort uit uw liefde, maar uw liefde voor het volk spruit op uit de gemeenschap van één genadeleven, dat u en dat volk eigen is. Wat niet saam op één wortel stoelt, en dus van één leven leeft, kan niet tot liefde in hoogeren zin komen. Het bidden voor elkander wordt uit de liefde geboren, waarmee ge elkander liefhadt; en de liefde die u saamverbindt, klom op uit dien éénen wortel des levens, waarop ge beiden zijt ingeënt door genade en waarop ge krachtens uw schepping uit Adam saam stoeldet.

En is dit eenmaal doorzien, dan ligt ook het werk des Heiligen Geestes in de voorbiddinge hiermee klaarlijk voor ons open.

In het rijk der natuur is onze levenskracht uit den Vader, onze sadmhoorigheid door den Zoon, en ons beSef van die saamhoorigheid van den Heiligen Geest. Vandaar dat ook in alle gémeene menschen­ liefde, gelijk die zich in hulpvaardigheid bij nood, in welwillendheid en minzaamheid van omgang en in den trek naar gezelligheid uit, steeds dit werk van den Heiligen Geest is, dat Hij het besef w& a onze saamhoorigheid als menschen in ons levendig houdt. De zonde verstoorde dit schriklijk. Het is zoo. Maar daarom liet toch de Heilige Geest 2ijn werk niet varen, en als er een komt aanloopen en hij ziet een hem geheel onbekend kind in het water liggen, en hij springt er bij, zonder op zijn eigen leven te denken, dan is het de macht en de drang des Heiligen Geestes, die in deze heldendaad der gemeene menschenliefde moet verheerlijkt worden.

Maar veel klaarder nog komt dit werk van den Heiligen Geest uit in de voorbede die op het erf der genade plaats grijpt. Bij de gemeenschap toch in het Lichaam van Christus, is het wederom de Vader van wien onze verlossing uitgaat, de Zoon in wien we saamgebonden liggen, maar de Heilige Geest die ons het besef vz.rx deze saamgebondenheid en heilige gemeenschap inprent. Wie alleen nog maar verkoren door den Vader en door den Zoon verlost is, heeft nu nog niet lief. Tot liefhebben komt het eerst als de Heilige Geest, die in Christus als ons Hoofd en in ons als zijne leden woont, aan ons besef en bewustzijn de groote genadegifte ontdekt, ons oog voor die schoone saamvoeging in het Lichaam van Christus ontsluit, en de vonk ontsteekt, waarmee we voor ons Hoofd en zijn volk worden in gloed gezet.

En waar nu dit dubbele werk van den Heiligen Geest in ons krachtig wordt, zoodat we én sterken drang voelen naar ons vleesch en bloed, om de saamhoorigheid van al wat mensch is, én nog veel sterker persing naar het volk des Heeren, om de saamhoorigheid van al wat door het bloed des Zoons verlost is, dan waakt in ons op die liefde waarvan de heilige apostel zegt, dat ze in ons uitgestort is door den Heiligen Geest.

Toch eindigt hiermee het werk van den Heiligen Geest niet. Liefde kan teeder zijn, zonder tot gebed uit te drijven. Dit ziet ge aan de gemeene menschenliefde. Er zal er één voor een ander in de vlam vliegen, om hem van den vuurdood te redden, maar van een bidden voor anderen weet zulk een vaak niet.

En omgekeerd vindt ge mannen en vrouwen die het altoos zeer druk over de voorbidding hebben; die de ceel hunner eigen voorbiddingen steeds breeder maken ; en gedurig aan anderen vragen: „Bid voor mij"; en die toch als het er op aankwam, u stil zouden laten verdrinken of in de vlammen omkomen, en som.s zelfs de hand op den zak houden, uit vreeze dat barmhartigheid u met hun geld zOu moeten ter hulpe komen.

Hieruit blijkt, dat er tusschen dè liefde en het gebed uit liefde geboren nog iets in ligt.

Zoodra toch de liefde in het gebed uitgaat, grijpt er een verbinding plaats tusschen onze liefde en ons geloof, en het is eerst door die verbinding dat het gebed werkzaam wordt. Enkel liefde geeft nog geen gebed. En enkel voorbidding is nog geen bewijs dat er liefde is. Waarlijk voorbede voor den Troon der genade is er alleen dan aanwezig, als de liefde dringt en als. met deze liefde zich het geloof mengt, om u met het voorwerp uwer liefde voor den Troon des Heeren te brengen.

Wees daarom met uw voorbede zeer voorzichtig; vooral zoo de persoon, wien uw voorbede geldt, erbij is. Dan toch ontstaat het groote gevaar, dat uw voorbede meer de strekking zou hebben, om hem te toonen, dat ge om hem denkt, en hoe lief ge hem hebt, in plaats van een aandrang in u te zijn, om iets voor hem te begeeren van uw God. Vooral de richting der Methodisten heeft in dit opzicht niet weinig doen zondigen, en o, zoo menig gebed is juist door deze onoprechte voorbede ontheiligd.

Maar juist hieruit blijkt dan ook klaarlijk, welk ander werk van den Heiligen Geest hier nog intreedt. Dat de Heilige Geest in het algemeen uw geloof verwekke, is voor de voorbïde niet genoeg. Ook baat het nog niet, dat Hij de liefde voor den broeder in u doe opvlammen.

Neen, er moet nog dit derde bijkomen, dat Hij dat geloof en deze liefde in u huwe, en ze in dat heilig huwelijk richte • op den broeder voor wien ge bidden zult.

Dit is het wat de heilige apostel bedoelt, als hij wil, dat er niet alleen gemeenschap der heiligen in de gave Gods, maar ook gemeenschap der heiligen in den gebede en in de dankzegging zij; niet om onzentwil, maar opdat de eere, de prijs en de lof van God Drieëenig te overvloediger uit het Lichaam des Heeren naar het Eeuwige Wezen opga. „Opdat, " zegt hij, » de de vermenigvuldigde genade, door de dankzegging van velen, overvloedig worde ter heerlijkheid Gods" (2 Cor. 4 : 15),

Gelijk in een prachtige zaal, die rondom aan de wanden met kristallijnen spiegels versierd 's, het licht dat van den luchter uitstraalt, niet slechts door eiken spiegel voor zich worclt opgevangen en teruggekaatst, maar ook uit spiegel in spiegel wordt geworpen, tot er een eindeloos uitkaatsen en terugkaatsen van den lichtglans ontsta; — zoo ook is het met de voorbede en de dankzegging voor anderen in het Lichaam van Christus.

Christus is het ééne Licht, dat in deze zaal der heerlijkheid zijn glans in den spiegel der ziel uitstraalt. Maar nu is het niet genoeg, dat de spiegel van elke ziel daaruit zijn straal opvange en dien weerkaatse in dankzegging. Neen, maar uit spiegel in spiegel moet deze glans des Zoons heen-en teruggeworpen, tot er in deze weelde der genade een nimmer eindigende schittering van altoos weer vermenigvuldigend licht ontsta, tot het alles gedoopt ligge in een overvloeienden glans en heerlijkheid, waarin de Zoon zichzelven verheerlijkt.

Dit brengt ons vanzelf ten slotte op het gemeenschappelijk gebed. Ook een voorbede, maar de rijkste voorbede, nog door het gevoel van het gemeenschappelijke in geestelijke waardij voor ons hart verhoogd.

Bij voorbede zonder meer, is het de een die voor den ander bidt, maar zonder de wetenschap, of ook die andere bidt voor hem. Maar bij het gemeenschappelijk gebed valt het ik weg en wordt in het wij opgelost, gelijk ia heel het Onze Vader. Het is dan nie'^^meer dé eenling die voor den troon \\ Ajglt, maar het zijn allen saam, die uitivg geven ? an de eenheid en gemeenschap die er in het Lichaam van Christus is. Zij roepen dan uit één nood, ze danken vóór een zelfde genade, ze pleite.*". op een zelfde belofte, ze strekken zich uil naar een zelfde heerlijkheid, ze komen tot éénen Vader in den Naam van eenzelfden

Middelaar, steunende' op eenzelfde der verzoening. bloed

En, dan, behoeft het nog aanwijzing, klimt ook het werk van den Heiligen Geest tot zijn hoogste eere op. Immers dan werkt die Heilige Geest en mengt liefde en geloot niet maar in een enkel hart, maar in veler harten saam, en ontsluit ze voor voor elkander, en doet ziel en ziel ineenvloeien, en alle saam voor de aanspraakplaats van Gods heiligheid staan, als één groep, één schare der geloovigen, die in hun saamhoorigheid de eenheid van het Lichaam des Heeren afspiegelen.

Vandaar dan ook dat niets zoo moeilijk is als het gemeenschappelijk gebed. Alleen bidden gaat meest nog het best. Voor elkander bidden gaat ook nog wel. Maar met elkander bidden eischt zoo hooge geestelijke stemming, zoo reine liefde, zoo klare bevinding van de eenheid des Lichaams, dat, helaas, te midden van ons zondig leven, zoo zeldzaam heel een schaar van geloovigen er toe kan komen. Ook wie dan voorgaat heeft, zoo hij waarlijk de mond der geloovigen zal zijn, zoo onuitsprekelijk moeilijke roeping en moet zelf zoo hoog geestelijk gestemd zijn.

Och, als de Heilige Geest ons aan onszelven overliet, zonk dan ook alle werk des geloofs en der liefde en der gebeden, ongemerkt en als vanzelf in.

Maar God zij lof, de Heilige Geest kent onze zwakheid en heeft goddelijk mededoogen met onze smartelijke ingezonkenheid. Hij is en blijft de Trooster. Zijn werk gaat door! Als wij bij onze lampen zonder olie insliepen, waakte Hij over onze ziel. Als wij niet minden, minde Hij voor ons. Als óns gelooi mat en dof inzonk, en het gebed op onze lippen verstomde, bad Hij voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.

En dat blijft Hij doen. Hij de goddelijke Drager van alle hooger besef en heiliger bewustzijn in de kinderen der menschen, Hij, de Geest des Vaders en des Zoons, die al den rijkdom des Middelaars voor de Bruid uitstalt, er haar oog begeerig naar maakt, en den schat van het Woord door de vonk van zijn heilig vuur levend maakt en toebrengt aan onzen inwendigen mensch.

Welgelukzalig dan, wie van het werk van dezen Geest innerlijke bevinding in de ziel mocht smaken. Zalig de kerke Gods, die bij haar dienst de inwerking van dezen Geest der genade en gebeden ervaren mocht. Ên wel hem, die door de liefde van dezen Heiligen Geest tot wederliefde gedrongen, zijn hart allengs voelde ontsluiten, in dank, in lof en in aanbidding, niet alleen voor den Vader, die hem van eeuwig uitverkoor en riep, en voor den Zoon^ die hem door zijn bloed gekocht heeft en verloste, maar ook voor dien derden Persoon in het Drieëenig Wezen, die hem het licht ontstak en brandende houdt in zijn ianerlijke duisternis, en Wien deswege met den Vader en den Zoon toekomt geuwiglijk de offerande der liefde en der toewijding van al het Zion Gods! ••

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Van den hfiligen Geest en hed gebed.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's