Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Den medicijnmester niet van noode."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Den medicijnmester niet van noode."

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus zeide tot hen: Die gezond zijn hebben den raedi cijnmeester niet van noode, maar die ziek zijn. Mark. 2; 17.

Er ligt in het omgaan met de lieden der wereld voor Gods kinderen groot gevaar.

Niet .enkel het gevaar, dat vanzelf spreekt, om door het schoon der wereld en de begeerlijkheid der oogen verlokt te worden; maar nog een heel ander gevaar, waar mén in den regel niet op verdacht is, en dat ons daarom te eerder overvalt.

Dit bedoelen we: Als ge veel met lieden der wereld in aanraking komt, die gansch niet vroom zijn en eer met vroomheid lachen, dan gaat gij van uw eigen vroomiieid, ook al heeft ze, o, nog maar zoo weinig te beduiden, toch allicht een hoogen dunk krijgen.

En bij hen vergeleken zijtg\i dan ook vroom.

Gij vloekt niet, maar bidt; zij bidden schier nooit en vloeken niet zeldzaam. Gij rekent bij uw overleggingen met Gods Woord, 257'maken op dat heilig Woord soms laffe glossen. De Sabbat brengt u een getuigenis uit hooger wereld; voor hen is het feelal een dag van luidruchtigheid en prefcö Als iemand aan zijn sterven toe is, komt; , , ' .)Q althans de vraag op, of hij behouden z£-' i^rden; terwijl zij enkel met de zorge voor zijn lichaam bezig zijn, Ook in den gewonen omgang brengt gij nog vel eens een vraag over het zielsleven te berde; zij spreken over zaken, over uitgaan, over een roman dien ze lezen en het weer. Geen twijfel dus, of als het op vroomheid aankomt, zijt ge bij dezulken vergeleken, al vrij ver op den weg, en keert ge wel voldaan over uzelven, uit hun gezelschap huiswaarts. En te huis gekomen glijdt niet zelden de klacht over uw lippen : »Lieve vrouw, wat is het in die wereld toch een goddelooze boel. Van vroomheid schijn noch schaduw!'' En dat is ook zoo. In de kringen der wereld is men geestelijk zeer krank; haast zoudt ge z.ggen krank tot den dood; en bij deze doodelijke krankheid vergeleken, zijt gij nog een heele held.

Maar zijt ge daarom gezond?

Eens kwam in een kring van een kloeken man en vrouw met zes frissche kinderen, de een voor den ander met den blos van kracht en van gezondheid op de koonen, een armelijk meisje van zeventien jaar om hulp voor haar zieke moeder en zieke zusje vragen. Dat meisje zag er zelve doodsbleek, vermagerd en met blauwe kringen onder de oogen uit. Haast had ze geen kracht om zich op te houden. En bij dat kerngezonde gezelschap vergeleken, scheen zij doodziek.

Van harte was men dan ook bereid om te helpen. Haar zou een versterking voor haar zieken, wat geld, en ook een dokter worden nagezonden.

En die dokter komt, klopt aan de deur en wordt ingelaten, en gaat nft bij dat meisje zitten, en voelt haar den pols, schrijft een re­ cept en wil heengaan, toen het meisje opeens zei: „Dokter, u vergist u, ik ben de gezonde, maar mijn moeder en mijn zusje liggen zoo ziek!"

En dat zeggen: »Dokter, u vergist u, ik ben de gezonde", kwam bij dat doodzwakke zieltje nu uit liefde voort. Ze dacht aan zichzelve niet, maar alleen om die nog erger kranken, die in de bedstee op het stroo lagen.

Maar zooveel blijkt er dan toch uit, dat »ziek" en »gezond" al zeer betrekkelijk is, en afhangt van uw maatstaf.

Bij die ingezonde kinderen vergeleken was dat doodzwakke meisje al zeer krank, maar vergeleken bij die nog zooveel erger zieken in de bedstee was zij weer de gezonde.

En dit nu mag elk minnaar des Heeren wel op zijn eigen vroomheid toepassen.

Meet ge u af naar hen die in het gestoelte der spotters zitten, of staan in den raad der goddeloozen, o, gewisselijk, dan zijt gij met uw zeer kleine vreeze des Heeren, al een ' wondervroom en zeer godzalig man.

Maar als ge uit dien kring der wereld uitgeraakt, eens verkeeren moogt onder lieden die wezenlijk zeer nauw van conscientie zijn en ingeleid wierden in Gods verborgen omgang, hoe bleek en uitgeteerd lijkt dan uw gestalte niet! Dan zijt gij weer de zieke, die den Medicijnmeester hoog van noode hebt.

Maar zijn dan die stillen en godzaligen in den lande de gezonden ? En hebben die dan ten minste den Medicijnmeester niet meer van noode?

Och, reeds die vraag toont, hoe weinig ge ze kent en verstaat.

Het is zoo, soms sluipen er ook In zulke gezelschappen hypocrieten in, die een vroom praatje zoo letterlijk weten na te vertellen, dat ge er heusch mee in de war raakt. Maar de geestelijke hoogmoed komt bij dezulken toch al spoedig door de gaten van hun opgelapt kleed gluren; en ge merkt wel hoe arm aan teederheid en aan innerlijke ontfermingen hun hart is.

Op den duur houden deze lieden van de nagemaakte godzaligheid het in wezenlijk geestelijke kringen dan ook niet uit.

Maar als ge deze hypocrieten nu eens niet meetelt, neen waarlijk dan zult ge in deze godzaliger gezinnen geen zweem van dien overmoed vinden, die pocht op eigen geestelijke gezondheid.

Het is zoo, ze kunnen soms roemen. En het zou de eere van Gods liefde te na komen, als ze het zwegen. Aan genade hebben ze wel waarlijk kennis. En als ze indenken, hoe ze weggeworpen lagen op de vlakte des velds, en hoe ze der verkwijning nabij waren, o, dan kunnen ze geen woorden genoeg vinden, om den lof te verkondigen van dien éénigen Medicijnmeester, die hen opzocht, en hun etterbuilen uitdrukte, en hun wonden zalfde, en hun zoo kostelijke medicijn gaf, dat er, ja, waarlijk, bij vroeger gezien, een wonder aan hen is geschied.

Dat is geen eigen roem, maar enkel grootmaking van den naam van dien éénigen Arts der zielen; een prijs voor zijn kostelijk medicijn van loutere genade.

Maar als ze hun toestand indenken, zooals die nu dan is, neen, waarlijk dan roemen ze niet in kracht, dan verheffen ze zich niet boven de anderen, maar weten ze, o, zoo goed, dat zij het juist zijn, die eiken morgen en eiken avond dien Medicijnmeester weer van noode hebben.

Dat komt daarvandaan, dat ze zich niet onderling aan elkaar, noch aan de lieden der wereld, maar aan dien Medicijnmeester zelven meten.

Hij alleen is waarlijk gezond, en hun is door dien Medicijnmeester de heerlijke belofte gegeven, dat als de kuur eens geheel ten einde is, ze Hem dan gelijk zullen wezen {i]oh. 2, : 2).

Al het verschil tusscben die anderen en hen, bestaat dan ook juist hierin, dat die anderen, bij al hun verterende krankheid, evenals teringzieken, nog maar altoos van geen «bedenkelijke kwaal" hooren willen en door alles heen gaan en geen Medicijnmeester zien kunnen. Terwijl deze kinderen Gods omgekeerd diep overtuigd zijn van de gevaarlijke krankheid die ze met zich sleepen, en al hun hope stellen niet op hun sterk gestel, maar eeniglijk op dien kundigen Medicijnmeester, die er reeds zoo duizenden hij duizenden, die even doodelijk krank waren, voor altoos van den dood heeft gered.

Daarom denken ze zoo telkens aan dat prachtige Vaderhuis daarboven, waar deze Medicijnmeester de duizenden bijeen heeft, die tot volkomen herstelling kwamen, en het hart springt in hen op van vreugde, als die trouwe Medicijnmeester hun telkens weer zegt; »Wanhoop niet, eens zijt ook gij bij die gelukzaligen.

Wacht slechts uw tijd af!" En dan duurt die tijd hun wel eens lang.

Maar toch rust heel hun ziel, als ze maar in dat trouwe oog van dien éénigen Medicijnmeester mogen staren; en bang is het him ddn alleen, als die Medicijnmeester een dag overslaat en hen niet bezoekt.

Dan vragen ze: Is hier ook oorzaak voor?

Heb ik Hem ook beleedigd en bedroefd? Zijn voorschriften van geestelijke genezing wel nagekomen ?

Tot ze hun fout dan weer inzien, en dan komt die trouwe Medicijnmeester hen weer opzoeken en ze leven weer op.

En zoo gaat het van dag tot dag.

Zij altoos de kranken, en Hij altoos de wondere Arts die hen met zijn kostelijk medicijn uithelpt.

En daarom komt Jezus bij niemand zooveel, als juist bij die innig godzaligen. Want innig godzallig zijn is juist dag aan dag bekennen, dat we zonder dien Medicijnmeester weg zijn

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's