Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie wel onderscheidt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie wel onderscheidt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ambt der geloovigen (9).

Libertas is niet hetzelfde als Potestas. Een volksvrijheid heel iets anders dan de regeermacht.

In den Burgerstaat komen aan het volk v/el zekere volksvrijheden en volksrechten toe; maar nooit een grein regeermacht. Wie dat leert predikt de volkssouvereiniteit en stemt voor het beginsel der Fransche Revolutie. Op staatsburgerlijk terrein heeft dus het volk wel Libertas, maar geen Potestas. Heeft wel Liberteit, masr mag nooit Potentaat zijn-Nu is men, dank zij den voorbeeldeloos schconen arbeid van Groen van Prinsterer, in vele antirevolutioriaire kringen aan deze tegenstelling gewend geraakt, en zeggen de meesten het dezen eenigen publicist na: Voor het volk zijn vrijheden, maar alleen voor de overheid de macht. En door dat zeggen eenmaal aan die tegenstelling gewoon, wanen ze dat derhalve deze zelfde tegenstelling ook op de kerk moet overgebracht.

En dan komen de zaken zóó te staan.

Inden Staat heerscht feitelijk nog de Trias 'politica van hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht. Zoo nu wordt ook in de Kerk een overheid gesteld in den vorm eener Synode, en ook aan deze Synode worde de Trias politica gegeven.

Ook aan haar de hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht. En derhalve, alzoo besluit men dan, mag ook in de Kerk het volk wel zekere v/aarborgen en vrijheden hebben, maar regeermacht bezit het vo'k nooit. Potentaat der potentaten blijft altoos de Synode.

Eenmaal klakkeloos en te goeder trouw, uit onbekendheid met de Gereformeerde beginselen, in deze hiërarchische sleuf ingegledcn, kunnen ze dan ook niet anders zien, of aan het volk in de Kerk staan slechts twee wegeö open, namelijk om óiaiiledaad van de kerkelijke overheid af te smeeken, óf wel om uit de kerk en door separatie in ballingschap te gaan.

En in dien staat verward, kan het niet anders, of deze broederen ktmnen in het bedrijf der Doleantie niet anders dan muiterij en oproer zien en klinkklare revolutie.

Welnu, deze uitspraak geven wij hun dan ook terstond gewonnen, bijaldien het vsraar is, dat het volk in de Kerk tegenover de Synode op gelijken voet staat als het volk in den Staat tegenover den Koning, of korter gezegd, zoo het volk ook in de Kerk wel zekere Liberteit bezit, maar geen Potestas of regeermacht.

Onze tegenstanders zullen zelven moeten erkennen, dat de quaestie hiermee zuiver gesteld i.? .

Wie enkel Liberteit bezit, kan rechten en plichten hebben, maar draagt geen ambt. Daarentegen al wie met regeermacht, d. i. met Potestas bekleed is, staat in het ambt wel terdege. Komt derhalve aan het volk, d. i. aan de „vergadering der geloovigen" geen Potestas of regeermacht toe, dan hebben onze tegenstanders het pleit gewonnen, en is het * ambt der geloovigen" een verzinsel. Maar ook komt aan de s vergadering der geloovigen" niet enkel Liberteit, maar ook Potestas toe, drn zijn ze hun spel reddeloos kwijt, en bestaat er wel terdege een zeer v/ezenlijk, heuschelijk en deugdelijk „ambt der geloovigen", in dien pertinenten zin, dat de „vergadering der geloovigen" door den Koning der kerk met regeermacht bekleed is, en deze regeermacht naar de onderscheidene gelegenheden der kerk op onderscheidene wijze heeft uit te oefenen, en niet ongebruikt laten mag.

Ook op dit laatste leggen we nadruk.

Een vader heeft regeermacht over zijn kinderen, niet om, naar zijn believen, die regeermacht al dan niet uit te oefenen, maar met de roeping en verplichting, om in den naam des Heeren deze regeermacht bij zijn kinderen te laten gelden.

Een overheid in den Staat mag niet alleen, maar moet regeeren.

Een kerkeraad in de Kerk heeft niet alleen de bevoegdheid, om aan de geloovigen de sleutelen des hemelrijks te bedienen, maar moet dit doen.

En zoo ook, als de „geloovigen" een „ambi" bekleeden, en dus met regeermacht bekleed zijn, dan moeten ze deze regeermacht uitoefenen, tot de vervallenverklaring van een ontrouwen kerkeraad toe.

Doleantie is geen liefhebberij, maar a; «i5telijke roeping; en de „geloovigen"' in onderscheidene plaatsen, die nog aarzelen om deze regeermacht of functie desnoods tegenover een ontrouwen kerkeraad te doen gelden, zullen er Gode verantwoording van hebben te geven en schuldig staan in het oordeel.

Maar we hooren wat men ons tegenwerpt.

Men zal zeggen: „Dat kan niet. Volk en Overheid zijn twee. En reeds krachtens zijn aard en natuur kan het volk geen regeermacht htbben. Of hoe zouden kinderen ooit hun vader kunnen afzetten, en een nieuwen viider benoemen? " Hierop nu moet niet geantwoord, gelijk velen doen, en ook ons wel eens ontglipte, dat de verhouding tusschen overheid en volk in de kerk niet doorgaat, want dat gaat ze wel. Streng en stipt zelfs.

Alleen maar, als men in de kerk van Overheid en volk, van Koning en onderdanen spreekt, dan is niet de Synode noch de kerkeraad, maar alleen Christus de Koning.

En tegenover Christus als het Hoofd, het O verhoofd of de Overheid der Kerk bezit zeer zeker de „vergadering der geloovigen" niet den ailergeringsten zweem, geen schijn of schaduw van regeermacht; en heeft ze, zonder eenige Potestas hoegenaamd, niets anders dan die mate van Liberteit die Christus zelf haar schonk.

Dan toch geldt de regel: ., ., Eén is meester, en gij zijt allen broeders." uw

Vat men dit nu wel en scherp: Christus Koning en Hoofd, en wij allen saam zijn onderdanen en rijksgenooten, dan is het klaar als het licht dat aan den hemel schijnt, dat er nooit iets van de regeermacht van den Christus kan worden afgenomen, om het te geven aan een zijner onderdanen, geheel onverschillig of hij leek of dominee is.

De regeermacht is in Christus, blijft in

Christus en gaat nooit uit Christus op een ander zoo over, dat ze nu niet meer in Christus maar in dien andere zou zijn.

Maar, omdat de Christ-s, die, hij alleen, bekleed is met alle macht, aan Gods rechterhand zit, en niet meer op aarde is, gebruikt hij voor de uitoefening van deze regeermacht ambtsdragers.

En overmits nu alle „ambtsdrager" cp aarde feilbaar is en fout op fout kan begaan, en geheel ontrouw aan zijn Koning kan worden, daarom heeft onze Koning het in zijn Wet zoo besteld, dat er ambtelijke regeermacht door hem gelegd wierd én op de „vergadering der geloovigen" én in enger zin op de voorgangers.

Hierdoor kan dan de één op den ander het oog houden. De voorgangers op de geloovigen, en de geloovigen op de voorgangers, en beiden kunnen wedijveren in betoon van „moed en trouw", om de koninklijke heerschappij van Koning Jezns in zijn kerk op aarde te verzekeren.

Ware de ambtelijke regeermacht alleen j op de voorgangers gelegd, dan, de geschiedenis leert het alle eeuwen door, is de klasse der voorgangers altoos geneigd, om in de - plaats van Christus te gaan staan, zich als plaatsbekleeders van Christus te beschouwen, en in papalen, episcopalen of synodalen vorm de Hiërarchie in te voeren.

Ware omgekeerd alle ambtelijke regeermacht op de geloovigen gelegd, dan, ook dit leert de geschiedenis, zou het Independentisme den kop opsteken, de sleutel des hemelrijks ter aarde vallen, en volkswaan de Majesteit des Heeren verdringen.

En daarom is het nu zoo door onzen Koning verordend, dat de Potestas of regeermacht (van de Libertas scherp te onderscheiden) op beiden is gelegd.

Op beiden, gelijk Voetius zoo juist opmerkt: i". door Christus; 2". in ministerieden of bedienenden zin ; en 3". onder gebondenheid van Gods Woord.

Op beiden, opdat de ééne op den ander toezicht en controle zou uitoefenen.

Op beiden, opdat zoowel de Volkssouvereiniteit als de Hiërarchie zou gekeerd • worden.

En wel op beiden, onder dit beding, dat de een den ander vrij moet laten begaan, zoolang het bij Gods Woord blijft, maar ook de een den ander tot rede moet brengen, zoodra het van Gods Woord afgaat.

De Potestas of regeermacht van het volk blijft dus in eigen kring en onder de leiding of directie van de voorgangers, zoolang deze voorgangers hun Potestas naar den Woorde Gods uitoefenen.

Maar ook, wordt het openbaar, dat de voorgangers hun Potestas of regeermacht uitoefenen, in strijd met het Woord ai onder minachting voor het Woord, zoodat de Wet van onzen Koning niet wordt nageleefd, dan ssijn de geloovigen, als ambtsdragers van Koning Jezus, geroepen, om hun voorgangers eerst ambtelijk te vermanen; dan ambtelijk te isoleeren; en volharden ze in hun opzet, vervallen te verklaren, en anderen te stellen in hun plaats.

En zelfs al doen ze dit door volledige separatie en het oprichten van een nieuwe kerkformatie, zelfs dan handelen de geloovigen hierin ambtelijk.

Want vergeet niet: in den burgerstaat heeft de provincie Drente volstrekt niet het recht en de macht, om morgen zich van onze burgeroverbeid af te scheiden.

In het feit zelf dus, dat b. v. de geloovigen van Amsterdam het recht en de macht hebben, om afgezien van alle instituut en goederenquaestie, zich af te scheiden van de valsche organisatie en toch in Amsterdam kerkelijk te blijven wonen, ligt het bewijs dat ze tot handelen bevoegd zijn en hun voorgangers mogen afkeuren, veroordeelen en hun de gehoorzaamheid opzeggen.

Dit nw is nooit een bloot recht, maar altoos een ambtelijke macht.

Althans zoo erkend blijft, gelijk Voetius dit zoo glashelder aantoont, dat ze zulks niet doen als opstandelingen of revolutiemakers, maar juist als trouwe onderdanen van Koning Jezus.

—rv!=-^x3«< ae-.=», - 7— Ons dispuut met de Hoop eindigt in een duet, een beurtzang in zuiveren toon door Rotterdam en Amsterdam vice versa gezongen.

Na toch onze uiteenzetting over de onderscheidene roeping vun Kerk en Pers te hebben overgedrukt, laat de Hoop volgen: Hiermede zijn wij het volkomen eens. Dat behoort tot de ernstige, heilige, heerlijke roeping der pers. Slechts voegen wij er bij, dat, om tot goede diagnose te komen, dikwijls ook van de sonde gebruik moet worden gemaakt, en dat, waar de bistourie noodig is, geen pleister helpt. Schoon niemand neme ooit sonde of mes ter hand dan met teederheid en kieschheid; nooit ontijdig en onhandig ; nooit om pijn te veroorzaken, maar alleen tot genezing.

Trouwens hiermede is De Heraut het ook zeker met ons eens.

Onzerzijds antwoorden we hierop gaarne, dat we bij diagnose van meer dan een verborgen isiektegeval het gebruik der sonde even noodzakelijk achten als de Hoop, mits men de wond, door de sonde of de bistourie veroorzaakt, maar niet onverbonden late blijven, en men sonde en mes voor het gebruik duchtig met de spiritusvlam kennis laat maken.

Hierin zal de Hoop, naar we vertrouwen, het nu zeker weer met ons eens zijn.

En zoo kón dit nu voortgaan.

Altoos is Hoop en Heraut het eens in betuiging en beeldspraak.

Alleen maar een klein verschil blijft onder dat alles over.

Blijkbaar toch neemt de Hoop het Javer son linge sale en familie" in het kerkelijke iets minder streng op dan wij. We zeggen met in de practijk, maar in de theorie.

Nu, dat is goed ook.

Uit een concordia discors werd steeds de beste harmonie geboren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Wie wel onderscheidt

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's