Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cheorieen van kerkzuivering.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cheorieen van kerkzuivering.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

Onder zuivering of reformatie van de Kerk door de Kerk verstaan we uitsluitend al zulke pogingen, die uitgingen van de overtuiging, dat er in de verschijning der kerk iets was, dat met Gods Woord streed; derhalve een strijd aanbonden om de kerk te bewegen, dat ze zich naar Gods Woord conforraeeren zou; en dfè dit doel trachtten te bereiken langs kerkdijken weg in het bestaande kerkverband.

i) fegeover dezen gemeenschappelijken vijan(iy niet welk een verheven naam men hem ook sieren wil bestaat, naar het mij voorkomt slechts itkix Geoorloofde, zoo niet mogelijke gedragslijn, namcHjk de onverzoenlijke weerstand-de strijd tot het uiterste eii zonder schikking; natuurlijk niet een strijd, die de liefde uitsluit, een strijd met vleeschelijke wapenen maar door de handhaving van dat geloof aan het bovennatuurlijke, aan de Goddelijke souvereiniteit. en aan de' openbaring, waarop alle godsdienst rust, zonder welkealle godsdienst verdwijnt en die zelfs een Voltaije dwingt am uit te roepen: «Boven al deze hemeien zetelt de God dezer hemelen".

^) En wat nu, in de derde plaats, te zeggen omtrent de rol onzer Waalsche kerken tegenover hetgeen ik mij veroorloven zal het Hervormd separatisme van het tegenwoordig tijdperk te noemen? Ik geloof, dat deze rol, zoo niet geheel, dan toch grootendeels, bestaat in het navolgen van onze Waalsche voorouderen, die naar het getuigenis, dat ik zooeven aanhaalde^ m het heetst der kerkelijke geschillen in de Nederlanden m dQ zeventiende eeuw, bijna algemeen ders te Qve^'dr-ev^n ijver en de te uitsluitende denkbeelden hebl? , ^ Vfetea te v, ermijden4

Hieronder vallen de Waldenzen dus niet.

Petrus Waldus toch wierp zich niet op de kerk als kerk, maar stichtte een private vereeniging (Societas Valdesiana) van mannen, die zich opmaakten om twee aan twee, in lange wollen kleederen gehuld, en met voetzolen onder de bloote voeten gebonden, het land door te trekken en het volk op te roepen tot heiliger leven. Geheel deze actie ging dus oorspronkelijk buiten de kerkelijke organisatie om. Niet zij hebben zich met de kerk bemoeid, maar de kerk is zich met hen gaan bemoeien, en is geëindigd, met hen op het 4de Lateraan Concilie in 1215 onder den grooten ban te slaan, en als gevolg daarvan hen in allerlei landstreken uit te roeien. En nu hebben wel de latere Waldenzen zich ook kerkelijk georganiseerd, en hierbij zelfs allengs een kerkvorm aangenomen, die bijna geheel met de Protestantsche overeenkomt, maar tot dit resultaat kwamen ze huns ondanks.

Eerst toen de kerk hen bulten de bestaande organisatie stelde, zgen ze zich wel gedwongen zelf te organiseeren. Ea toen eeuwen later de groote Reformatie doorbrak, lag het voor de hand, dat ze zich aan deze machtiger beweging aansloten.

Evenmin mogen hiertoe gebracht worden de veelszins gelijkgezinde bewegingen die onder den naam van de Katharen bekend staan, of in Joachim van Floris, Hendrik van Lausanne, Arnold van Brescia, Peter van Bruys of in de »Lombardische armen" optraden. Stroomingen in de Christelijke wereld, die we daarom tot op zekere hoogte gelijkgezind noemen, overmits bij al deze groepen van personen oorspronkelijk deze drie gevonden wierden: i". dat zedelijke ernst geen vrede nam met de slapheid van den geestelijken levenstoon; 2", dat men, zonder op eenig initiatief der kerk te wachten, eenvoudig zelf de handen uit de mouw stak en op eigen verantwoordelijkheid handelde, en 3". dat verandering van de kerkformatie oorspronkelijk niet in hun plan lag. Slechts hierin zijn deze stroomingen zeer duidelijk onderscheiden, dat ze den geestelijken hefboom, dien ze hanteerden, aan geheel verschillend verleden ontleenden. De Waldenzen en ten deele de Lombardische armen, aan het Evangelie; de Katharen aan het puin dat van den ouden Manichaeischen bouw nog te vinden was; Peter van Bruys, Joachim van Floris en ten deele Arnold van Brescia aan de overspannen dweperij der enthousiasten. Terwijl weer anderen heil zochten bij het nooit uitgestorven, door Scotus Erigena zoo schitterend bepleit Pantheïsme.

Neen, reformatie van de kerk door de kerk is, vóór Luthers optreden, eigenlijk slechts tweemaal beproefd, en wel het eerst door de Frankische koningen, en later door de Conciliën van de 15de eeuw, en de reformatorische pogingen die hiermee evenwijdig liepen.

De strijd en het verzet van de Frankische koningen gold den beeldendienst, en was dus in den grond slechts een nawerking van de groote iconoclastisché worsteling, die nog kort geleden heel het Oosten in rep en roer bracht; en in y^j op het Concilie van Nicaea in dien zin beslist wierd, dat de beelden in de kerk behouden wierden, en dat hun vereering, als een vereering, die alleen dengeen gold dien ze voorstelden, wierd toegelaten, maar dat alle aanbidding, als Godc alleen toekomend, van de beelden wierd uitgesloteu.

' Hiertegen nu kwam eerst Pepijn en later Karel de Groote in verzet. Beelden als een soort figuurlijke onderwijzing wilde hij in de kerk wel toelaten, maar zoomin als aanbidding moest z. i. ook vereering aan de beelden bewezen worden. Hij had den moed systema tegenover systema te stellen. For­

systema tegenover systema te stellen. Formuleerde dit systema in een geschrift, de Libri Carolini genaamd, en riep nu een groot Westersch Concilie te Frankfort saam, om in strijd met het gevoelen van paus Adriaan L dit systema voor de Westersche kerken langs wettigen weg ingang te doen vinden.

Hier hebben we alzoo met een zuivere toepassing van de eerste theorie van hervorming te doen. Het gold strijd tegen een deformatie van het kerkelijk leven. Deze deformatie wierd op grond van de Heilige Schrift geconstateerd. De eisch der Heilige Schrift wierd tegen de practijk der kerk overgesteld. En de poging om het gedeformeerde te reformeeren wierd aangewend en doorgezet in eene wettige kerkelijke vergadering, die in 794 te Frankfort, zeven jaar na het Oostersche Concilie van Nicaea saamkwam.

Zelfs de pogingen van Agobard van Lyon en Claudius van Turijn, die nog verder gingen en er op doelden, om de beelden ook als „boeken der leeken" uit de kerken te verwijderen, bleven nog min of meer het kerkelijk spoor houden, in zoo verre Agobards streven binnen het bestaande kerkverband bleef en het kerkbestuur hem ongemoeid liet, en Claudius van Turijn, die ook tegen het Semipelagianisme ijverde, zelfs bisschop van Turijn bleef.

Beteekenis in hoogeren zin echter erlangde deze eei ste strijd der Karolingische koningen tegen den beeldendienst slechts daardoor, dat hiermee de eerste stoot was gegeven tot die eeuwenlange worsteling, die heel de Middeleeuwen beheerschte, tusschen de macht van den keizer en de macht van den paus Reeds destijds toch bestond bij de vorsten zeer sterke neiging om de kerk als een tak •van staatsdienst te beschouwen, en onigeikeerd bij de pausen om den staatsdienst slechts als een der instrumenten voor het kerkelijk leven te eeren. Overdrijving dus en overschrijding van pretentie aan beide zijden, maar een utttjjiddelpuntigheid die niet was te mijden, zoolang h^t denkbeeld van een vrije kerk nog niet was opgekomen. Voor de reformatie der kerkintusscheta heeft deze worstelling slechts in zooverre l)elang, als de; staatsrcehteU^ke l? estrijders van de pauselijke opperhoogheid, om te sterker te staan, wel op de eerste beginselen van het wezen der kerk moesten teruggaan, en dientengevolge, zonder het zelf te bedoelen, vaak zeer Schriftuurlijke denkbeelden over de kerk tegen de hiërarchische vervalsching van het kerkbegrip overstelden. Vooral Johannes van Jandun (f 1343) wierd door zijn deelneming aan dien strijd reeds tot het verkondigen van zeer zuivere, bijna Calvinistische denkbeelden over kerkregeering gebracht.

Toch lag het motief voor dezen strijd in het minst niet op de lijn der Reformatie.

Immers was het doel niet om de kerk zuiverder, maar om den Staat van de Kerk minder afhankelijk te maken. Vi^el op die lijn bewoog zich daarentegen de groote strijd, die op de Conciliën van Pisa (1409), Constans (1414) en Bazel (1431—1449) tot zoo ongelukkig einde wierd gebracht.

Drieërlei drijfveer werkte in deze nieuwe worsteling saam. Vooreerst toch heerschte er een algemeene ontevredenheid bij de vromergezinden over den onvromen geest en onheiligen zin van de oificieele kerk. Ten tweede woelde er stil verzet bij de geestelijkheid tegen de aanmatiging van den pauselijken stoel. En ten derde wierd de stroom van de Renaissance reeds machtig die in den grond tegen alle kerkelijk wezen vijandig overstond. Toch was het tweede motiefin deze worsteling het sterkst.Het gold een worsteling tegen het monarchale hiërarchische kerksysteem, waartegen de beste bisschoppen nog beslist vijandig overstonden, en waartegen eveneens de Duitsche en Frankische kerkvorsten zich verzett'en. Dat toch de Curie van Rome het won, was alleen daaraan te wijten, dat de toenmalige geestelijkheid het hiërarchisch beginsel, voor zooveel het de bisschoppelijke macht bevestigde, en dus naar beneden, beleed en met hand en tand vasthield, en het slechts naar boven, voor zoover het haar zelf ongelegen kwam, wilde tegenstaan. Dit nu kon natuurlijk niet. Wie het beginsel huldigt moet ook tot de consequentie er van voortvaren. En dié consequentie was op Romes hand.

Men lette er dus wel op, dat deze waarlijk reformatorische pogingen, waarin de uitnemendste krachten der beste geestelijke leidslieden en der vroomste Christenen zich hebben uitgeput, volstrekt geen separatistisch karakter droegen. De harde en schriklijke veroordeeling die Hus en Hiëronymus van Praag trof, was vooral het gevolg van het principieel verlangen, om in geen geval aan het bestaande kerkverband te tornen.

Niet omdat men tegen geestelijke reformatie óók van le'er en eeredienst was, maar overmits men eerst den kerkrechtelij ken strijd wilde uitstrijden; aan de Conciliën of Synoden de hoogste macht wilde verzekeren; dan in die Conciliën beter personeel brengen; en eerst daarna door het aldus oppermachtig en in zijn personeel gezuiverd Concilie op geestelijke reformatie der kerk wilde afgaan.

Dit machtige denkbeeld nu ware ongetwijfeld te verwezenlijken geweest, indien de voorstanders van de Reformatie „der kerk door de kerk" den moed hadden gehad, om het hiërarchisch beginsel met tak en wortel uit te roeien. Toen ze dit echter niet aandorsten, en zelven ijverden voor de hiërarchie in Episcopalen en Synodalen vorm, kon het niet anders, of hun poging moest op mislukking uitloopen. Nu toch wisten ze geen beter raad, dan om telkens tegen den paus van Rome een anderen meer ge dweeën paus over te stellen, zoodat de paus altoos bleef en op hun eigen standpunt onmisbaar bleek.

Wel zaten in deze groote Conciliën enkele mannen, die onder beter gesternte tot meer principieele reformatie van het kerkbestuur zouden zijn voortgeschreden, maar zij bleven hooge uitzonderingen, en de heerschende toon bij al deze drie Conciliën was steeds, dat aan het kerkverband niet mocht geraakt worden; dat onder geen omstandigheid aan een breken met de Hiërarchie mocht gedacht; en dat aller doel er op moest gericht zijn, om door de Hiërarchie een zuiverder toestand in het leven te roepen.

Droef gevolg hiervan was dan ook, dat de beste mannen die in dezen strijd vooraan stonden, mannen als Johannes Gerson en Pierre d'Ailly, steeds meer terrein verloren; dat de oppositie van Huss en Hiëronymus in bloed gesmoord wierd; en dat de paus van Rome, ten slotte over allen tegenstand triomfeerde en na de smadelijke doodbloeding van het Concilie van Bazel, allengs alle half en half mannen naar zich zag terugkeeren.

In de Hiërarchie school het principieele kwaad. De afwijking in de leer en in den eeredienst was door die Hiërarchie in het leven geroepen en op het inwortelen van die Hiërarchie aangelegd. Gevolg hiervan was, dat elke poging tot geestelijke reformatie die met ernst den bijl aan den stam der Hiërarchie aanlegde, niet anders kon uitloopen dan op sectarisme of martelaarschap. En dat omgekeerd elke poging tot kerkrechtelijke Reformatie, die niet in beginsel met de Hiërarchie brak, eindigen moest met haar vijand te sterken, en gedwongen wierd ? ich tegen de geestelijke Reformatie vijandig over te stellen.

Dat aan Luther eindelijk gelukte, wat op de groote Conciliën steeds zoo jammerlijk mislukt was, is dan ook in hoofdzaak daaraan te danken, dat Luther de geestelijke drangreden tot Reformatie terstond tegen het begirsel der Hiërarchie richtte; hierdoor deze beide worstelingen niet scheidde maar vereenjgde 5 en aanstonds in verbreking van het kerkverband heil èocljt. W^nt wel kwam hem daarbij de oude strijd van de Imperialisten tegen de Curialisten, evenals jt|e worsteling van de Roomsche tegen de Christelijke kerk, sl§ zoodanig, ten goede.

Maar toch Luther zou zoo goe^ als Gerson en Hus zijn pogen op wreede teleurstelling hebben zien uitloopen, zoo hij niet van stonde aan den strijd voor het geestelijke beginsel met den strijd ieg'& ndt Hiërarchie vereenzelvigd had,

KUYPEK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Cheorieen van kerkzuivering.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1889

De Heraut | 4 Pagina's