Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theorieën van Kierkzuivering.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theorieën van Kierkzuivering.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Op het getuigenis van Voetius zouden we terugkomen.

V/elnu, professor Gijsbertus Voetius bespreekt dit punt in deel III van zijne Politica Eccl. p. 19 v.v., en rekent het recht en den plicht tot Separatie onder de Libertas populi Christiani, d. i. onder de rechten en vrijheden die aan de geloovigen ten opzichte van de kerkregeerders toekomen.

De geloovigen in elke kerk hebben het recht en den plicht, om hun voorgangers te beoordeelen, in gevoelen van heit te verschillen, hen aan te klagen waar zulks behoort, en eindelijk om zich van het kerkverband, dat onder hun hoede staat, in allerlei graden, te scheiden.

Nu laten we de eerste drie punten rusten.

Dat toch een geloovige zijn voorgangers beoordeelen mag en moet, of ze wel naar Gods Woord leeren; zoo ze dit niet doen, van hen verschillen moet; en-ze xao& X. aanklagen; vloeit zoo rechtstreeks voort uit de „vrijheid van een Christenmensch", dat zulks te constateeren, schier reeds overtollig is.

Maar na deze drie geconstateerd en bewezen te hebben, gaat Voetius nu op bl.

20 over tot het bespreken der Separatie, en hiervan nu zegt hij dit: „Inde vierde plaats komt aan de geloovigen toe het recht en de vrijheid om zich af te scheiden (separandi libertas) d. i. te separeeren én van zulke leeraren die zij ontrouw hebben bevonden, én van hun openbare vergaderingen; althans indien de zaak in geschil van genoegzaam aanbelang is, en voor het oogenblik op geen andere wijze uit den weg kan geruimd.

»Zulk een separatie of secessie nu draagt een onderscheiden karakter, al naar gelang heel de vergadering der geloovigen er in meegaat, of slechts de meerderheid der geloovigen, of eindelijk slechts een minderheid, doordien de meerderheid 'tzij door de ontrouwe voorgangers verleid is, 'tzij in onverschilligheid voortleeft, 'tzij dat de meesten te lang aarzelen, eer ze tot een kloek besluit komen (nimis tardantibus).

„Bovendien kan zulk een separatie óf slechts een tijdelijk óf reeds een definitief en volstrekt karakter dragen; ter\yijl meii zich dari redt of helpt, of door zich aan te sluiten bij naburige kerken, of wel door een eigen kerkformatie in het leven te roepen, 'tzij in het openbaar, 'tzij heimelijk, en door hiertoe al het vereischte in het werk te stellen en te offeren, »Zu]k een definitieve separatie was die der Waldenzen, der Boheenisehe Broederen, alsmede de groote Reformatie in de i6de eeuw.

„Het voorbeeld van een provlsioneele of tijdelijke separatie daarentegen gaven onze j Gereformeerde kerken in de dagen der Remonstranten; die zoo in Holland als in Utrecht zich eerst met de hulpe van naburige kerken contenteerden, maar alras eigen kerkformatiën in het leven riepen, die de 1 Remonstranten wel schismatieke of scheurberken noemden, maar die de Gereformeerden betitelden met den naam van »Dolee rende kercken., ..; sommigen ook »kruiskercken" zoolang ze door de Remonstrantsche Overheid vervolgd wierden."

Terwijl eindelijk het recht en de plicht tot al zulke separatie door Voetius bewezen wierd, uit Rom. 16 : i7: Neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten te^en de leer, die ^ij van ons geleera hebt; en wijkt af van deselven" En uit Openb. 18 : 4: Gaat uit van haar, mijn volk'' Voorts uit het voorbeeld der apostelen in Hand. 19 : 9, 10. Alsmede uit 2 Joh. 10, Ook uit Hosea 2 : 3, 4. Niet minder uit de analogie van Ezra 4:3. En eindelijk uit het c jnstante voorbeeld van alle vromen, die heel de kerk door, steeds zoo hadden gehandeld.

Tot zoover Voetius.

Hieruit nu blijkt duidelijk, dat het spraakverwarring is, zoo men Doleantie GIV Separatie zonder meer tegen elkander overstelt. Alle Doleantie toch onderstelt Separatie. Het bestrijden van het denkbeeld van Separatie als zoodanig is dan ook niets dan een looze list van den vijand der kerk geweest, om haar reformatie tegen te houden.

Er zijn in hoofdzaak drie theorieën van kerkzuivering.

Theorie één mijdt de Separatie en poogt de kerk in de kerk te reiormeeren.

Theorie twee aanvaardt de Separatie, maar in den vorm der Doleantie, door de kerk van onder het zondevcrband uit te leiden.

Theorie drie eindelijk zet de Separatie zelfs in dat uiterste door, dat ze tot nieuwe kerkstichting overgaat.

Zoodra er dus geloovigen zijn, die in hun conscientie overtuigd wierden, dat hun kerkelijk leven onder het bestaande verband, in strijd met Gods Woord is, dan is Separatie de stellige plicht die hun is opgelegd; ook al is het, dat ze dien plicht pogen te volbrengen in den vorm der Doleantie. En men zal goed doen, bij alle verder spreken over deze teedere aangelegenheid alle dubbelzinnigheid ook in de woorden die men bezigt te mijden, door nimmer meer te ontkennen, dat de weg der Doleantie evengoed een weg van Separatie is, als het pad dat men te Ulram in 1834 koos.

Deze va!sche tegenstelling, die na 1834 jarenlang als vrucht van valsche theorieën, in het Hervormd genootschap opgeld deed, moet de wereld uit.

Elke kerk die in Doleantie ging, kon dit niet doen, dan volgens het beginsel van Separatie. En waar het ditmaal eene separatie gold van het kerkverband, overmits dit kerkverband in merg en been ongoddelijk en leugenachtig was, ligt hier tevens in opgesloten, dat terugkeer naar dit geoordeeld kerkverband voorgoed en voor altoos is uitgesloten.

Gebeurde het ooit, dat de kerken of deelen van kerken, die thans nog onder het Synodaal verband zuchten, terugkeerden naar Gods Woord, heur vakch kerkverband prijsgfaven, en in leer en tucht weer naar de beginselen van Gods Woord gingen leven, natuurlijk zouden de Doleerende kerken dan aanstonds weer correspondentie met deze alsdan vrij gemaakte kerken zoeken. Maar ook dit maakte met 1834 geen principieel verschil, want ook in 1834 verklaarde de Acte van afsöhciding, dat men zich terugkeer tot de andere kerken voorbehield, zoodra deze tot de leer en de tucht der vaderen wederkeerden.

Neen, men had niet van Doleantie en Separatie, maar van Doleantie en Separatisme moeten spreken. Een heel ander verschijnsel, dat door eenzijdigheid in zondig dualisme verloopt en het wezen zelf der kerk van Christus aantast, gelijk we bij de bespreking van het derde systema van kerkzuivering zullen aantoonen.

Om logisch juist te spreken, zou men dus eigenlijk moeten zeggen, dat er maar twee theorieën van kerkzuivering, slechts twee methoden van reformatie zijn, t. w. zonder of met breuke van het kerkverband; maar dat de methode van reformatie die door breuke met het kerkverband werkt, op haar beurt weer twee mogelijkheden toelaat, t. w. de Doleantie en de Nieuwe kerkstichting.

Toch zou men verkeerd doen door deze beide theorieën stipt en streng aan de jaarcijfers 1834 en 1886 te binden.

Hoe dieper men toch in de gebeurtenissen van 1834 indringt, hoe duidelijker telkens uitkomt, dat de mannen van 1834 oorspronkelijk metterdaad niets anders deden dan den weg v^n Doleantie betreden, ook al is het, dat ze dezen term niet bezigden. En eerst later, toen niet allerwegen mogelijk bleek, wat in Ulrum en enkele andere plaatsen gelukte, is men ongemerkt van de Doleantie in de Nieuwe kerkstichting overgegaan, maar zonder zich van dezen overgang helder bewust te zijn. Vandaar dat ook thans nog in de kerkformatie die haar geboorte van 1834 4agteekent, heide denkbeelden naast elkander leven en om den voorrang worstelen, en beide nog hun betrekkelijk recht handhaven.

En evenzoo rnoet men over de kerkformatie wier geboortejaar van 1S86 afrekent, wel toestemmen dat het beginsel van Doleantie er krachtiger bij op den voorgrond trad, doordien deze kerken minder instinctief en meer met volle bewustzijn en kennis van zaken handelden; maar kan evenmin ontkend, dat de daad der Doleantie in onderscheidene dezer formation zóó zwak is, dat ze ongemerkt in de derde theorie van kerkzuivering Wil men nu overloopen. het wezen en den aard van

i\p7e-hpi'Hff mf.thr.Af^n van reformat!!» < 5ii in deze beide mettioden van reiormatie, en m hetgeen ze gemeenschappelijk hebben, én in hetgeen haar onderscheidt, helder doorzien, dan moet men beginnen n)et scherp het verschil in het oog te vatten, waardoor ze beide overstaan tegen de theorie van kerkzuivering door reformatie in het bestaande verband.

Dit verschil nu schuilt geheel in de verhouding van de geloovigen tot de kerkregeerders.

Zoolang men toch aan de theorie van kerkzuivering door de kerk zelve vasthoudt, zijn de geloovigen verplicht alle reformatie aan de kerkregeerders zelvenover te laten.

Ze kunnen er op dringen; ze kunnen er om verzoeken; ze kunnen dreigen, zoo de kerkregeerders de reformatie weigeren; maar zoolang de kerkregeerders niet willen kunnen de geloovigen nooit een reformatie van de kerk door de kerk doorzetten.

Vandaar dat we de grens van geoorloofdheid, om aan deze theorie vast te houden, geen oogenblik twijfelachtig noemden.

Die grens toch is nog niet bereikt, zoolang de kerkregeerders toonen de reformatie toe te juichen en er den schouder onder 'e zetten, maar is wel bereikt, zoodra de kerkregeerders, na behoorlijk gewaarschuwd en vermaand te zijn, openlijk verklaren of toonen het kwaad dat in het kerkverband zit, als strijdig met Gods Woord, niet te willen wegdoen.

Immers zoodra dit blijkt, is tevens de grens der gehoorzaamheid voor de geloovigen bereikt. Dan mogen ze hun kerkregeerders niet meer volgen, op straffe van ongehoorzaam aan Koning Jezus te worden.

de kerkre­ En dan is optreden tegenover geerders hun plicht.

Vandaar' dat alle separatie, hetzij ze Doleantie, hetzij ze nieuwe kerkstichting bedoelt, altoos uitgaat van breuke met de kerkregeerders; van opzeggen der gehoorzaamheid aan de machthebbers, om niet langer ongehoorzaan aan Koning Jezus te worden bevonden; en eindelijk van daaruit voortvloeiende handeling, om de eere van Koning Jezus te handhaven.

Bestaat er nu geen collegiaal kerkverbanc, dan komt zulk breken alleen te pas in steden en dorpen waarin de kerkeraad zelf verkeerd staat; anders niet.

Maar is het Icerkverband collegiaal, zoodat een kerkeraad, ook al wil hij zelf goed staan, toch aan de collegiale kerkregeering van heel het Genootschap onderworpen blijft, dan moet het tot breuke komen ook in zulke steden en dorpen, waar de kerkeraad op zichzelf goed zou willen, maar dit om der Synode wille niet kan.

KUYPEB.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Theorieën van Kierkzuivering.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's