Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het graf.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het graf.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAGSAFDEEfclNG XXII.

VIII.

De ure komt, in welke allen, die in de graven zijn, zijne stem zullen hooren en zullen uitgaan, die het goede eedaan hebbeu tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben tot de opstanding der verdoemenis. Joh. 5 : 28, 29.

Het ingewikkeld vraagstuk van het Chiliasme kan in het verband van deze artikelen niet wel gebeel buiten besprekitig blijven. En hoe moeilijk het dan ook zij, in enkele korte trekken dit belangwekkerid verschijnsel te teekenen en in zijn ijlheid en onhoudbaarheid te doen uitkomen, toch mogen we ons aan deze taak niet onttrekken.

Het Chiliasme is een teeder punt, omdat, onder Engelsche en Duitsche invloeden, allengs een goed deel onzer Belijders lust aan deze voorstelling heefc gekregen en vooral zij, die een warm hart hebben voor de bekeering der Joden, er een steunpunt in vinden voor hun sympathie. Bovendien prikkelt het altoos de weetzucht, indien men voet geeit aan het denkbeeld, alsof we de ontzaglijke gebeurtenissen, die bij het einde dezer bedeeling te wachten staan, schier haarfijn en op jaar en dag at elkander voorrekenen konden. Terwijl, wat ook niet licht is te tellen, de bezigheid van den Christelijken geest met de dingen die nog staan te komen, aan meer dan één een vrijbrief bood, om zich over de worsteling van onzen eigen tijd heen te zetten. Vindt men zich nu genoodzaakt, om ter wille van de waarheid tegen zulke geliefkoosde voorstellingen in te gaan, dan doet dit allicht zeer, slaat een breuke in veler belijdenis, en wordt allicht met de wedervraag bejegend: Waarom ook dit geschilpunt nu weer aangeroerd?

We willen daarom onzen lezers en lezeressen, die van lieverlee in enger of in wijder zin met de denkbeelden van het Chiliasme waren afgedoold, vriendelijk gebeden hebben, ons met een toegeeflijk oor te willen aanhooren en wel overtuigd te willen zijn, dat we niet dan noode en uit drang van waarheid tot ds summiere bespreking van dit onderwerp overgaan. Vooral die korte behandeling hindert ons daarbij. Juist deze kortheid toch maakt het ons onmogelijk, om duidelijk en breed onze gronden op dit punt b'.oot te leggen en genoegzaam acht te geven op elke tegenspraak.

Onder Chiliasme verstaat men gemeenlijk de voorstelling, alsof de Christus, eer het oordeel ingaat, een rijk van aardsche heeriijkheid zou komen oprichten, waarin 'zijn uitverkorenen duizend jaren lang met hem regeeren en de zaligste genietingen met hem smaken zouden. Dit is de algemeenste opvatting, die dan veelal nader bepaald wordt door de verwachting alsof dit rijk op aarde, en wel in Palestina, met Jeruzalem tot hoofdstad, zou gevestigd worden, en hiermee saamhangend, alsof het volk der Joden in dit rijk als natie herieven, en er de eereplaats innemen zou Toch zijn deze laatste denkbeelden niet rechtstreeks met het Chiliasme verbonden. Het Chiliasme is geen vast begrip. Er bestaan bijna zooveel voorstellingen van als er woordvoerders voor zijn opgetreden. Zoo zelfs, dat er ook Chiliasten geweest zijn, die dit rijk der heerlijkheid, dat aan den oordeelsdag zou voorafgaan, niet eens op aarde stellen; anderen, die den termijn van duizend jaren als overdrachtelijk en figuurlijk opvatten; en adderen weer, die bij hun voorstellingen met de Joden gansch geen rekening houden.

Bijna niemand waagt er zich dan ook aan, om een juiste begripsbepaling van dit Ghiliasme te geven, en slechts zooveel mag in het algemeen als onloochenbare en onmisbare grondtrek worden vastgesteld: i". dat er een rijk van glorie zal komen, dat aan den oordeelsdag vooraf gaat, en weer verdwijnt eer die doorluchte dag invalt; 2". dat dit rijk van glorie niet zal zijn het rijk van hemelsche glorie, dat na den oordeelsdag komt, maar nog behooren zal tot deze aardsche huishouding; en 3*'. dat in dit rijk der voorbijgaande aardsche glorie als deelgenooten optreden een aantal zaliglijk afgestorvenen, die afzonderlijk in hun lichaam weer zullen keeren; iets waaïbij de één dan enkel aan de martelaren, een ander vooral aan de geloovigen van hét Oude Verbond, weer anderen aan alle uitverkorenen denken, maar zonder éénheid van voorstelling of vastheid van lijn.

Geschiedkundig is dit Chiliasme opgekomen onder de Christenen uit de Joden. Bij de Joden bestond, ook isonder dieper geloof, een sterk gespannen Messiasverwachting. En doordien de zonde der Joden juist hierin school, dat ze, hetgeen symbolisch, bedoeld was, letterlijk en uitwendig-pleegden op te vatten, nam hun Mes'siasverwachting almesr een geheel aardschen vorm aan. Dit blijkt helder en overtuigend uit wat we van de valsche messiassen en de kleine volksopstanden in Jezus' dagen lezen; uit wat de Joden met Johannes den Dooper verhandelen; uit wat Jezus niet enkel met de Parizeen, maar zelfs met zijn eigen discipelen over den aard van zijn Koninkrijk te twisten had; en zelfs als zijn voet reeds de helling van den Olijfberg drukt, om straks ten hemel te stijgen, is nóg de geest van zijn apostelen meer dan hij billijkt met deze wederoprichting van het Koninkrijk in Israël bezig.

Niet lang na zijn Hemelvaart zien we dan ook in de pas opgetreden kerken een diepe scheur getrokken en een harde twist gevoerd, tusschen de Christenen uit de Joden en de Christenen uit de heidenen. Blijkbaar konden de gewezen Joden zich nog maar niet wennen aan het denkbeeld, dat de Dienst der Schaduwen voorbij was, nu de Dienst der Vervulling was gekomen. Nog steeds poogden zij een goed deel uit dien Dienst der Schaduwen als wezenlijk en onmisbaar bestanddeel ook in de Christelijke religie te handhaven. De Joodsche natie bleef voor hen nog eenigermate de eigenlijke kerk, en wel mochten ook anderen in die kerk ingaan, mits door de poorte van den Jood. Het bleef in den grond het stelsel van de Proselieten.

Doch toen heeft het den Heere beliefd f op den weg naar Damascus zijn aposts' Paulus te roepen, en dezen aan te gorden' voor de redding van het geestelijk element zijner duur gekochte kerk. En toen nu Paulus eenmaal de groote gedachte van het geesteligk Israël tegen het vleeschelijk Israël had overgesteld, en in Rom. , . 29 had uitgeroepen: Is God een God der Joden? En is Hij niet ook een God der heidenen? Ja ook der heidenen"; en in Rom. 9 : 6 en v.v, verklaard had: Die zijn niet allen Israël die uit Israël zijn, noch omdat zij Abraham'; zaad zijn, zijn zij allen kinderen; iriaa.c dt kinderen der beloftenisse worden voor het zaad gerekend"; — toen was op een wijze, om het nooit weer ongedaan te maken, het deksel van het aangezicht afgerukt; en aan de verwachting van het aardsch Messiasrijk voorgoed de bodem ingeslagen.

Maar toch — dit blijkt genoegzaam uit den hettigen tegenstand waarop Paulus stuitte, en waarvan in het boek der Handelingen en de brieven aan de kerken van Galatië, van Rome, van Filippi enz. de sporen zichtbaar zijn : — toch was hiermee de eenzijdige voorstelling der Joodsche Christenen nog niet opgegeven, o, Het heeft zoo lang geduurd, eer de Christenen uit de Joden werkelijk zich van deze aardsche verwachtingen kónden losmaken, en wie in de geschiedenis der kerk de optreding van de Ebionieten, Elkesaieten, en zoo menige andere sekte nagaat, staat verbaasd over de taaiheid, waarmee hun verwachting zich wist te handhaven. En toen daarbij nu de hitte der vervolging kwam, en alle hope voor het tegenwoordige scheen afgesneden, kon het haast niet anjers, of ook vele anders goed gezinde Christenen, moesten zich allengs indroomen in den toestand, dien oudtijds de Joden in de dagen hunner harde en bittere verdrukking doorleefd hadden, en evenals deze lust krijgen in de verwachting van een aardsche herstelling der dingen, waarin het hun nog eenmaal gegund zou worden in aardsche glorie, over hun vijanden en verdrukkers te rriomfeeren.

Vandaar dat men bij Barnabas, van wien Paulus scheidde, in den Hermas en bij zoovele anderen, die onder Joodsche invloeden stonden, reeds vroeg sporen van dit Chiliasme ontdekken, kan, terwijl omgekeerd bij zuiverder scribenten, als Clemens Romanus, Polycarpus, Ignatius en anderen, deze voorstelling geheel ontbreekt. Niet lieht zou deze Chiliastische voorstelling dan ook kracht hebben erlangd, indien de sekte der Montanisten ze niet had aangegrepen en in haar apocalyptisch fanatisme verbreid; maar om juist daardoor dan ook de orthodoxe kerk al meer lont te doen ruiken, en zich met steeds helderder bewustheid tegen dit Chiliasme te doen uitspreken. En sinds blijft het alle eeuwen door dan ook vaste stelregel, dat de kerk van Christus in haar rechtzinnige ontwikkeling dit Chiliasme als kettersch veroordeelt, terwijl omgekeerd, zoo dikwijls de sekte opkomt en afwijking van het geloof doordringt, altoos ook weer dit oude Chiliasme opkomt.

Reeds in de derde eeuw staat het dan ook vast, dat de stroom der Christelijke waareid het Chiliasme als vreemd bestandeel heeft uitgeworpen, en al vond het tot in de dagen van Augustinus bij sommige vreemdsoortige leeraars, en niet minder in ommige kringen uit het volk, nog warme leitbezorgers, toch heeft Augustinus dezen

zonderlingen droom zoo ernstig en zoo afdoende bestreden, dat men veilig zeggen kan, dat pa zijn protest het Chiliasme eeuwenlang het hoofd niet weder opstak. Eerst tegen het einde der Middeleeuwen duikt het met de dweepzieke sekten, die onder Joachim van Floris, Peter de Oliva e. a. zich vormden, weer in ouden trant op. En toen in de dagen der Hervorming nogmaals het sekte­ wezen in de Wederdoopers herleefde, was het met name David Joris, een geheel kettersche dweper uit Delft, die den ouden strijd voor het Chiliasme hernieuwde.

De echte Hervonriers daarentegen hielden er zich verre van. Noch Luther noch ZwingU noch Calvijn hebben ook maar met één enkel woord aan deze oude dwaling voet gegeven; maar steeds, in het spoor der oude kerk wandelend en Augustinus' voetspoor drukkend, het Chiliasme als vrucht van Joodsch-vleeschelijken zin bestreden. En voor zooveel de kerken der Hervorming zich in haar Belijdenis of op haar Synoden uitspraken, is er nooit ééne stem uit haar midden opgegaan, om de Chiliastische voorstelling te verdedigen. Integendeel al wat in deze Belijdenisgeschriften over de tegenstelling tusschen den Dienst der Schaduwen en der Vervulling, over het geestelijk karakter . van Jezus' Koninkrijk en over de laatste dingen voorkomt, sluit evenals onze Nederlandsche Confessie, de mogelijkheid van een Chiliastische verwachting beslist uit. Dit kon ook niet anders. Waar onze Hervormers het juist in Rome wraakten, dat Romes kerk de symboliek van het Oude Testament liet nawerken, ook nadat de vervulling er van in Christus gekomen was, stonden zij tegenover Rome eenigermate in de positie, waarin de heilige apostel Paulus tegenover de Joden-Christenen uit zijn dagen stond, en moesten ook zij wel élke gedachte aan een Chiliastische toekomst bij den wortel afsnijden.

Eerst lang na de Hervorming is het Chiliasme toen weer aan het woord gekomen door allerlei sektarische en vreemdsoortige geesten, zooals in de Theosophie van Paracelsus en Jacob Böhme, in de droomerijen van Weigel en Ezechiel Meth, in de zinlij ke exegese van Pierre Jurieu van Sedan, en ten onzent door de sekte der Labadisten ; terwijl de Piëtisten onder Spener en enkele Dissenters in Engeland onder Mede en Leader gelijk spoor insloegen.

Toch zou door deze sektarische beweging het Chiliasme van verre nooit de verbreiding gekregen, hebben, die het thans onder de Christenen bezit, indien niet onverwachts van geheel anderen kant steun voor deze aloude voorstelling gedaagd was. Men kent ook onder de lezers van de Heraut wat men gewoonlijk noemt de Vermittelungstheologen, waartoe ook ten onzent de Ethischen behooren; godgeleerden, die eenerzijds de waarheid van de Christelijke religie pogen te handhaven, maar anderzijds voor deze waarheid een wijsgeerige basis zoeken. Voor deze godgeleerden nu was het natuurlijk, dat zij zich met name aan getrokken gevoelden tot de theosophische voorstellingen die door Jacob Böhme in schets gebracht, en door Frans von Baader met zooveel talent vertolkt, reeds lang ook bij de Hernhutters weerklank vonden, en door hun kanaal op Schelling en Schleiermacher werkten. En zoo is het geschied, dat men bij deze afwijkende, goed geïntentioneerde, maar nochtans philosophisch getinte godgeleerden, plotseling een wonderbare liefde heeft zien ontwaken voor datzelfde Chiliasme, dat tot dusver slechts bij de sekte en bij den dweepzieke ingang vond, maar door de rechtzinnige kerk altoos stelselmatig was verworpen. Bengel, wiens verwantschap met de Wurtembergsche Theosofen en met de Hernhutters niet te loochenen valt, ging op dien weg allen voor, en wie verder de namen noemt van Nitsch en P. Lange, van Hoffman en Keerl, van Meyer, Delitsch, Rothe en wie niet al, voelt terstond dat hij midden onder de Vermittelunqstheologen staat, en ziet zich tegelijk omringd door heel een schare van geleerde en achtingswaardige pleitbezorgers van het Chiliasme. Ook ten onzent zou men uit de school van wijlen Dr. Chantepie de la Saussaye en van Dr. J. H. Gunning ten deze namen kunnen noemen, maar om alle persoonlijk geschil te mijden, bepalen we ons liefst tot de Duitsche theologen.

Toch zou door deze actie op zich zelf het Chiliasme nog nimmer zoo vasten voet hebben gekregen, naardien het geloovïge volk fijne voelhorens genoeg had, om bij wat door de Vermittelungstheologen wierd aangeboden, zich recht van keur voor te behouden. Maar evenwijdig hiermee liep nog een andere beweging, die meer uit Engeland dan uit Duitschland kwam, en verwant was aan den Reveil.

In Engeland ging men volstrekt niet als in Duitschland philosophisch te werk, maar beeldde zich in, zonder de les der historie en met overspringing van de onderwijzing des Heiligen Geestes in den loop der eeuwen, zich eenvoudig practisch op de Heilige Schrift te kunnen werpen. En toen nu de ontzettende tijden onder Napoleon den Eerste, en de schriklijke achteruitgang van het Christendom in die dagen, vanzelf apocalyptisch stemden, is uit deze beweging der geesten een dubbele neiging ontstaan, die op het onverwachtst de philosophische liefde der Duitsche Vermittelungstheologen voor het Chiliasme ontmoette. Eenerzijds kenteekende die neiging zich in lust aan een onhistorische uitlegging van de Heilige Schrift, gelijk de Reveil die bevorderde, en anderzijds in den opgewekten zendingsgeest, die zich met name ook de bekeering der Joden ten doel stelde, en in de bekcering van eenige „Vorsten uit Israël" zoo onverwachten als natuurlijken steun vond. Het is uit deze Engelsche strooming dat o. a. ook , ten onzent het optreden van mannen als Capadose, Da Costa en Dr. Schwartz als pleitbezorgers van het Chiliasme moet verklaard worden; mannen die met de Duitsche Vermittelungstheologen noch in aanleg noch in streven ook maar de minste verwantschap hadden, maar desniettemin op het terrein van het Chiliasme met deze godgeleerden gemeene zaak maakten.

Toch zijn, zelfs op Chiliastisch terrein, deze beide categorieën van godgeleerden van geheel onderscheidenen geest. Chiliasten in strengen letterlijken zin zijn eigenlijk alleen de Engelsche pleitbezorgers, terwijl de Duitsche meer wijsgeerig gevormde voorstanders dezer richting bijna alle bepaaldheid uit de Chiliastische voorstelling wegnemen, en er slechts steun in zoeken voor hun verklaring van het wereldproces in zijn samenhang met de heerlijkheid die komt. Bij Rothe vooral is dit merkbaar, die nog in naam het Chiliasme bepleit, maar juist het karakteristieke er van, de breuke die het in den gang der geschiedenis brengen zal, zoogoed als opheft.

Uit deze korte herinnering blijkt derhalve: I*. dat het Chiliasme van Joodsch-Christelijke herkomst is; 2^. dat het van meet af door de zuiverder kerkleeraren bestreden wierd en door de rechtzinnige kerk steeds is uitgesloten, zoo vóór als na de

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Over het graf.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's