Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ettelijke gronden der Christelijke religie,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ettelijke gronden der Christelijke religie,

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DOOR

m. H. BENNING eu .ÏAC. K0ELM.4iV.

( Voorrede van Koelman^

»Het zijn nu even 22 jaren geleden, wanneer ik, hebbende mijne philosophische studiën volbracht op de academie van Utrecht en zijnde in de theologische studiën bezig en gereed, om candidaat in de theologie te worden, den «Strijd tusschen geest en vleesch" van Mr. Love vertaalde en eene aanspraak voorop stelde aan de Nazireërs Gods, de studenten der theologie, om hen tegen de klippen en zonden, welke op de academiën de jonge studenten plegen te ontmoeten, en waaraan ik mij nevens vele anderen, veel gestooten had, te waarschuwen en, zoo vriendelijk als ik kon, aan hen te toonsn, hoe men zich had te schikken, om eens een gezegend instrument in üods hand te zijn, om zielen toe te brengen en den welstand van Christus' Kerk en Koninkrijk te zoeken.

Nu voelde ik mij nog eens bewogen, om bij deze overzetting eene ernstige aanspraak te houden tot u, waarde Jongelingen! Neemt het ten goede, dat ik u eens afroepe van uwe studiën. Het is niet om die te verhinderen, maar om die te helpen bevorderen. Ik heb het Woord des Heeren tot u, neigt dan uwe ooren en hoort, dat bid ik u. Gij zijt naar de academie gezonden, om bereid en bekwaam gemaakt te worden tot het herdersambt, een ambt, waarvan Paulus zelf zeide: »Wie is er toe bekwaam? " Doch allen, die de Heere roept, die maakt Hij bekwaam, eerst om goede, gezonde en levende Christenen te zijn, en daarna om opzieners en leeraars van Christenen te zijn. Die zulks niet heeft ondervonden, zou dit gewichtig ambt niet aanvaarden, opdat hij er niet onder ter helle zinke. Nu, beproeft uzelven meermalen. Wilt gijlieden, ieder afzonderlijk, dat gij zijt in de hand van Christus en zijns Geestes? Dat gij inwendig en geestelijk geschikt gemaakt wordt tot die hooge bediening? Wordt gij van den Heere ingeleid in de verborgenheden van het Koninkrijk? Toont God u de lieflijkheid van het dierbare Evangelie, zoodat gij de kracht daarvan smaakt? Kunt gij met waarheid zeggen,

dat de Goddelijlce waarheden in haar luister en heerlijkheid tot uwe zielen komen, zoodat gij de kracht daarvan ondervindt tot vernedering, tot levendmaking en vertroosting? Heeft het lieflijk gezicht van dat zich verzadigende voorwerp, God de wereld met zichzelven verzoenende, uw hart zoo aangedaan en ingenomen, dat alles, wat in de wereld buiten dat is, als nietig, dood en ijdel u voorkomt? Zijt gij zeker, dat gij los zijt geworden uit Satans banden en ketenen, en dat gij overgegaan zijt in Jezus'

Koninkrijk? Kunt gij elk proeven voor den Heere en voor uwe conscientie, en (als u dan rekenschap afgeëischt wordt, van uwe hope) ook aan uwen naaste geven, dat gij uit den dood der zonden ten leven zijt gebracht? Kunt gij uwe wedergeboorte toonen en het nieuwe schepsel vinden? Is het u duidelijk, dat gij zijt overgegaan uit den dood tot het leven en met een sterken arm zijt overgebracht uit de macht des Satans tot God en uit de macht der duisternis in het Koninkrijk van den Zoon zijner liefde? Hebt gij uwe zondigheid des harten en des levens ooit gezien tot krankwordens toe? Hebt gij ooit gevoeld en ter harte genomen uwe hopelooze boosheid en' verdorvenheid, zoodat gij als verslagen en verbroken door de wet (bekrachtigd zijnde en aangedreven door den Geest) hebt nedergelegen voor Gods aangezicht,

zoekende, met den grootsten ernst, genade en gunst bij God in Christus? Hebt gij uwe geheele machteloosheid en onbekwaamheid, om uzelven] van schuld en smart te redden en u Gode aangenaam te maken met uw lijden, terdege gevoeld en behartigd? Hebt gij ooit de Goddelijke kracht en autoriteit van het Woord Gods gevoeld? Hebt gij ooit Jezus Christus' beminnelijke algenoegzaamheid en rechtvaardige gewilligheid, om zondaren,

die oprecht als verlorenen en vermoeiden met zonden tot Hem komen, te redden, gezien en geloofd ? Is uHeder hart ooit of meermalen in heilige verwondering en verbaasdheid uitgegaan in aanbidding en roem van den Heere, vanwege dien heerlijken en ziel verrukkenden vond van dien^weg des levens voor rampzalige zondaars? Is het Evangelie des vredes als een woord, aller aanneming waardig, u op het lieflijkste op de ziel gekomen? Is uw hart krachtiglijk uitgelokt, om, uzelven verzakende en alles wat buiten den Raad des vredes is, te gaan omhelzen en aan te grijpen, elk voor uzelven, den schoonste onder de menschenkinderen ? Is Hij u recht voorgekomen als de Wensch der heidenen, zoodat gij toestemt met uw gansche hart, dat al wat aan Hem is, gansch begeerlijk is ? Hebt gij waarlijk bevonden, dat, daar gij blind waart, gij nu ziet die uitnemende volmaaktheden van dien Heiland? Kunt gij voor den Heere antwoorden: Het is nu meer dan het hooren met het oor ? Is de Heere Jezus u zoo kostelijk en dierbaar geworden, dat gij alles zoudt om zijnentwil verkoopen, missen, ja schade en drek achten, om de uitnemendheid der kennisse van Christus; om Hem, die kostelijke parel des Evangelies, deelachtig te, worden ; om Hem te gewinnen, hebbende zijne gerechtigheid, die door het geloof is ? Kunt gij met waarheid zeggen (ik bid u, spreekt in uw hart als voor Gods oogen), dat gij innigen lust, smaak en zoetigheid hebt in de gezonde woor­

den van Jezus Christus en in de leere, die naar de godzaligheid is? Zijt gij waarlijk opgenomen met God en met de welgegronde verwachting der zaligheid als uw verzadigend deel? Durft gij zeggen, dat het u eenigszins klaar is, dat gij in der waarheid zijt geheiligd door den Geest, verzoend door Christus' bloed, gerechtvaardigd door het geloof in Hem, God beminnende boven alles als uw God en Vader in Christus,

bijgevolg recht en deel hebbende aan de hemelsche erfenis? Is de heihgheid en alle heiligheid u zeer beminnelijk, zoodat gij er u naar uitstrekt dagelijks zonder eenig kwaad met goede oogen in uw hart of leven aan te zien, (Jat gij niet werkelijk bestrijden zoudt? Zijt gij inderdaad gewillig, om Christus te volgen met het kruis, aan de wereld met al hare ijdelheden te sterven, uzelven in alle voorvallen te verloochenen en om Christus' wil alles te verlaten? Is uw hart recht gezet op den groei en wasdom

in genade en practicale kennis van de wezenlijkste en grondigste zaken der theologie? Kunt ge deze en dergelijke vragen met ja beantwoorden ? Onderzoekt uzelven nauw en zijt niet snel noch onbedachtzaam in het antwoorden. De Heere zelf doorzoekt uwe ziel; ja Hij weet, wat in uw binnenste is.

DE GAAY FORTMAN,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's

Ettelijke gronden der Christelijke religie,

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's