Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Collegiaal stelsel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Collegiaal stelsel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Omtrent den oorsprong van den naam Collegiaal stelsel bleek dan, dat Collegiaal afgeleid is van Collegium, en dat Collegium in deze aanduiding voor een systeem van kerkrecht beteekent, dat de kerk op wordt gevat in den zin van een genootschap, maatschappij, sociëteit of vereeniging.

Om nu recht te verstaan, wat hiermee bedoeld was, moeten we teruggaan op y«< jtus Henningius Boehmer, den beroemden schrijver over kerkrecht, die het eerst den naam van Collegiaal Systeem gebezigd heeft.

Deze benaming komt voor in het 5 de deel van zijn groot, in vijf dikke kwartijnen vervat, werk over het Kerkrecht.

Aan dit vijfde deel toch heeft Boehmer een breede inleiding laten voorafgaan, onder den titel: Praeloqium de vario systemate universi iuris canonici et ecclesiastici, kort gezegd: Een voorwoord over de onderscheidene stelsels van kerkrecht.

Boehmer was hoogleeraar in het kerkrecht aan de toen pas gestichte universiteit van Halle, geestverwant van PufFendorfen Thomasius, en in vereeniging met deze er op uit, om aan de nieuwere denkbeelden, die in denopkomenden Pruisischen staat over het recht der kerk ingang vonden, een wetenschappelijken en juridischen grondslag te geven. Reeds Puffendorf had de denkbeelden, die oorspronkelijk aan het Collegiaal systeem ten grondslag lagen, uitgesponnen, en wat Boehmer deed was slechts, dat bij ze in het kerkrechtelijk kleed stak, en ze saam onder den naam van Collegiaal-systeem aandiende. Wie iets van dit Collegiaal stelsel verstaan en het in zijn wezen en strekking begrijpen wil, moet dus op Boehmer teruggaan. Wel heeft Pfafif het later eenigszins gewijzigd, maar Boehmer is en blijft de systematicus, die het zijn vorm gaf.

Nu zij hierbij opgemerkt, dat de geleerde schrijvers over kerkrecht, met name In Duitschland, destijds op de reeks van kerkrechtelijke stelsels een anderen blik hadden dan wij. Het is daarom noodig te weten, hoe Boehmer zich de indeeling van deze stelsels voorstelde. En dan wetemen, dat hij vier der lei stelsel aanneemt: i". het bondgenootschappelijke, 2". het bisschoppelijke, 3". het pauselijke en 4". het kloosterlijke. In het Latijn noemt hij ze: i".lus aequale, 2". lus episcopale, 3". ius papale en 4". lus monasticum. En na deze vier op den voorgrond te hebben geschoven bespreekt hij in verband met deze vier het Protestantsche kerkrecht, niet zoozeer als een zelfstandig stelsel, maar als uit de oorspronkelijke stelsels afgeleid of gemengd.

Ziehier, wat volgens Boehmer, het kenmerkende en onderscheidende is van deze vier oorspronkelijke stelsels.

Het ius aequale of confoederatum, wij zouden zeggen: het bondgenootschappelijk stelsel, heeft, naar luidt van Boehmers oordeel, in de Christelijke kerk der eerste twee eeuwen geheerscht. Het ontkende niet dat alle kerken in den levenswortel organisch saamhangen en dus niet anders kunnen dan ook naar uitwendige eenheid te streven, maar voor het uitwendige ontstond deze band dan toch door een saamwerking van gelijkgerechtigden. Van gelijkgerechtigde personen in elke plaats, om zich als kerkelijk instituut te openbaren, en voor gelijkgerechtigde kerken, om zich als lichaam confederatief aaneen te sluiten. Uit dit beginsel van gelijk recht nam Boehmer den naam van ius aequale^ wij zouden zeggen: Rechtsgelijkheid-stelsel.

En hij toont aan, hoe in de eerste Christelijke kerken de opzieners en voorgangers wel de leiding van de zaken der kerken hadden, maar zóó dat de geloovigen er toch in gekend werden, zoodra er zaken van gewicht aan de orde kwamen. De opzieners en voorgangers wierden door de geloovigen met meerderheid van stemmen gekozen, en alle schijn of schaduw van eenige heerschappij of overhoogheid ontbrak geheel. Hij wijst er dan ook op, hoe Septlmius Severus dit stelsel het bondgenootschappelijke noemde. En gelijk het in den boezem van elke plaatselijke kerk toeging, zoo ook ging het toe tusschen de kerken onderling. Alle kerken saam vormden wel reeds in organischen zin één lichaam en waren zich hiervan bewust, maar voorzoover het op geïnstitueerde rechten en handelingen krachtens deze rechten aankwam, waren de plaatselijke kerken alle van gelijke rechten, en traden slechts door overleg in bond en gemeenschap.

Het ius episcopale of het bisschoppelijk stelsel van kerkrecht wijkt volgens Boehmer hierin van het oorspronkelijk stelsel der eerste Christelijke kerken af, dat de gelijkheid in rechten hier wegvalt, en de één aan den a.néer ondergeschikt wordt. Heerschte in het eerste stelsel het beginsel van onderlinge gelijkheid, In het bisschoppelijk stelsel trad het beginsel van overhoogheid op met de subordinatie die er uit volgde.

Boehmer verklaart dezen overgang, dien hij betreurt, uit tweeërlei omstandigheid. Ten eerste bleek het, toen de tucht der vervolging ophield, steeds moeilijker om de verdeeldheden in de kerken den kop In te drukken. Dat scheen niet wel mogelijk, zoolang er geen heerschend gezag optrad, en de rust der kerk boven de zuiverheid der beginselen stellende, heeft men toen een heerschend gezag in de kerken opgericht en toegelaten. En ten tweede ontstond met den overgang van keizer Constantijn tot de Christelijke Religie de Staatskerk d. w. z. de Kerk, die dusver tegen den Staat had overgestaan, wierd nu in het staatsieven opgenomen. Beider levensdraad wierd dooreengestrengeld. Dit gaf aanleiding dat in de kerk het «ïV^-kerkelijk gezag van den keizer wierd toegelaten, ' en dat de regeeringswijs van den Staat overgeplant wierd op de regeering der kerk.

Het stelsel bestond hierin, dat de bisschop in zijn diocees als de drager van het kerkelijk gezag wierd aangemerkt, en dat ook onder de bisschoppen reeds zeker gezag door den een over den ander wierd geoefend. Gevolg waarvan was: i". dat de rechten der geloovigen wegvielen; 2". dat de plaatselijke kerken haar zelfstandig karakter verloren; 3". dat er tal van kerkelijke rijkjes elk met een bisschop aan het hoofd ontstonden; en 4". dat de organische eenheid der kerk van Christus institutair alleen door het gezag, dat de keizer over allen oefende, tot uiting kwam.

Het derde systeem noemt hij het ius papale, of het pauselijk systeem, hierin van het vorige verschillend, dat de Kerk niet meer In den Staat, als een der tunctiën van het staatsieven optrad, om onder keizerlijke hoogheid door bisschoppen geregeerd te worden, maar dat de kerk zich uit deze banden losmaakte, en een geheel zelfstandige positie koos, en alsnu over heel de wereld één machtig rijk vormde onder de hoogheid van den Paus van Rome, die als zoodanig ook over het staatsbewind zeker zeggenschap had.

Onder het bisschoppelijk stelsel was de eenheid van het rijk des keizers grooter en machtiger dan de eenheid der kerken, die institutair nog slechts bisschoppelijke rijkjes In elk diocees vormden. Om In dien toestand heel de kerk zich als eenheid te laten openbaren, nam men dus zijn toevlucht tot dm keizer, die de hoogste eenheid, die men dusver kende, vertegenwoordigde. Hij riep de concilies saam. Aan hem waren de bisschoppen onderworpen.

Maar toen allengs de macht des keizers verminkt wierd en Inzonk en de kerk zich ver buiten de grenzen van zijn rijk uitbreidde, kon deze orde van zaken geen stand houden. Nu de keizer zwak was en niet langer de hoogste eenheid representeerde, kon hij geen dienst meer doen, om de eenheid der kerk tot openbaring te brengen.

De kerk zelve was thans boven het keizerrijk uitgegroeid. Het keizerrijk lag In de kerk, niet meer de kerk in het keizerrijk. Dit noopte de kerk om zelfstandig op te treden, een eigen eenheid te zoeken, en zich van het keizerlijk gezag te emancipeeren. Dit kon niet anders geschieden dan door de bisschoppen onder één hoofd te verbinden. Reeds was in de vroegere Patriarchaten eenige subordinatie van den éénen bisschop aan den anderen ontstaan.

Deze subordinatie hoefde nu slechts consequent te worde? ! doorgevoerd. Zoo kwam alle bisschoppelijk gezag allengs onder het gezag van den éénen bisschop van Rome te staan, en de Institutaire wereldkerk onder de hoogheid van den Paus van Rome was geboren.

Als vierde systeem voegt Boehmer hier h& t kloosterlijk systeem aan toe, dat voor óns tegenwoordig van minder beteekenis, destijds machtigen invloed op de ontwikkeling van het kerkrecht oefende. Dat stelsel toch houdt in, dat er ook onder de overhoogheid van de bisschoppen in het episcopaal en van den Paus in het papaal systeem toch nog plaats Is voor de vrijheid. Deze meerdere vrijheid wierd julet aan alle geloovigen toegekend, maar uitsluitend aan hen, die zich afzonderden uit het gewone leven en een leven leiden wilden, dat buiten de maatschappij stond, en geheel aan de oefening van godsvrucht gewijd was. Was er voor hen, die te midden der burgermaatschappij leefden, streng kerkelijk gezag van de hooge bisschoppen noodig, zoo stond het niet met deze godvruchtigen.

Hun kon ten deze nog gelaten worden, wat de eerste Christenen onder de vervolgingen bezaten, een recht van eigen Inrichting hunner huislijke zaken. Dit had het dubbel voordeel, dat de vromer gezinden niet tegen de hiërarchie in oppositie kwamen, en dat er voor de tegenstanders der hiërarchie een soort van uitweg open bleef. ; Oorspronkelijk vormden deze kloosterkerken of gemeenten dan ook een soort vrije republiekjes in het bisschoppelijk rijk; bleef in deze kloosterkerken de heugenis der aloude vrijheden voortleven; en ontstond de schijn alsof het hiërarchisch gezag alleen optrad tegenover die meer wereldsche geloovigen, die door hun halfheid en vermenging met de wereld, voor de vrijheid van den Chri.stenmensch niet meer bekwaam waren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Collegiaal stelsel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's